Rodweek 170 Escapades

Iedere voetballer weet dat je op je hoogtepunt moet stoppen. Op welk niveau ook. Anders wordt het zielig. Dat moment was bij mij vandaag op de kop af vijfentwintig jaar en een week geleden. Ik piekte vroeg. Op de niet al te seniore leeftijd van 21 jaar en een maand hing ik mijn kicksen aan de wilgen. Andere werkzaamheden en studie vroegen even aandacht.

Het decor van mijn laatste wedstrijd was op een zonnige 29 april 1998 uit bij RKAVIC 7, diep in Amstelveen. Veld 3 op Sportpark Escapade. Toeschouwers: een hond die aan z’n ballen zat te likken, twee plaatselijke schone Amstelveense dames die de nodige aandacht trokken van ons team en twee oude mannetjes die echt niks beters hadden te doen op deze dag. Of het moest zijn om de lokale deernen te bewonderen. Om onze voetbalkwaliteiten kon het niet zijn.

Het was de dag voor Koninginnedag en na afloop van de wedstrijd zouden we met onze sterrenselectie nog even de de stad ingaan om dit voor ons tamelijk succesvolle seizoen met elkaar af te sluiten. Goed, we speelden dan weliswaar in de kelder van de kelder van de Amsterdamse onderbond, maar op ons betreurenswaardige niveau hadden we het bijzonder verdienstelijk gedaan. We konden tweede worden! We waren zelfs nog even outsider voor het kampioenschap, maar dat zat er op de laatste speeldag niet meer in. Samen met RKAVIC streden we nog om plek twee.

Omdat ik gewoontegetrouw niet was komen trainen die week stond ik wissel. Meestal kwam ik wel weg met mijn gebrek aan training, want we hadden vaak net niet genoeg of precies elf spelers. Dus dan kon ik altijd spelen. Maar op deze dag waren we zowaar compleet en we hadden ook nog een gastspeler uit een ander elftal, dus we hadden de ongekende luxe van twee wissels. Ik was dus een van de wissels, dus ik moest vlaggen. Gelukkig speelden we veel op hun helft dus ik kon heerlijk van een heerlijk lentezonnetje genieten langs de kant. En van de twee plaatselijke schonen langs het veld. Ik stond daar wel prima.

Na een kwartier in de tweede helft, bij een stand van 2-2, mocht ik dan toch de wei in. Het was een spannende wedstrijd. Wij moesten winnen om de tweede plek veilig te stellen. Zij ook. Ik moest rechtsbuiten spelen. Rechtsbuiten-adem. Maar ook het verdedigende werk schuwde ik niet. Bij een tegenaanval haalde ik de bal met een wereldactie van de lijn. Of die gozer schoot gewoon en ik stond precies goed in de weg. Sluit ik ook niet uit. Hoe dan ook: ik had een zekere tegengoal voorkomen.

Het einde van de wedstrijd naderde en de Amstelveners zetten zware druk op ons. De 3-2 voor RKAVIC hing in de lucht. Maar toen kwam het magische moment. Een lange uittrap van onze keeper, doorgekopt door de centrale middenvelder, onze spits passeerde hun laatste man en stond ineens alleen voor de keeper. De keeper redde knap op het schot van onze topscorer maar had niet gerekend op Lulletje Lampekatoen die de terugstuitende bal met een meedogenloze streep in de lege goal joeg. Of ‘m gewoon intikte. Dat zou ook nog kunnen. En zo werd het 2-3 voor ons, de scheidsrechter floot af en ik ging op de schouders het veld af. Dat kan zijn uit dankbaarheid voor mijn doelpunt of als dank omdat ik voor de wedstrijd had gezegd dat dit mijn laatste wedstrijd was. Laten we het voor de gezelligheid houden op de viering van mijn doelpunt. Een perfecte afsluiting van mijn verder niet al te verheffende tijd op de amateurvelden.

Ik was altijd op mijn best in de derde helft in de kantine en bij RKAVIC was het goed toeven met bier en prima gehaktballen. Wij waren al bezig met de warming-up voor Koninginnenacht. Hun keeper liep nog even langs me en stootte me knipogend aan: ‘Jij mag nooit meer invallen.’

Dat beloofde ik de doelman plechtig. En daar heb ik me tot de dag van vandaag aan gehouden. Mijn laatste officiële voetballende escapades waren op Sportpark Escapade.

Beste Graziano Pellè,

pelle strikIn elk team en op elk niveau zit er eentje, zo’n jongen die net iets beter is dan de rest, de vedette. Zelfs op het aan mongoloïde grenzende niveau in de kelder van de Amsterdamse onderbond waarop ik tot het einde van de jaren negentig mijn treurige voetbalkwaliteiten vertoonde hadden we er eentje: Snoekie, vraag me niet meer wat z’n echte naam was. Ik betwijfel zelfs of ik die ooit heb geweten.

Onze spits Snoekie was de Pellè van ons team. Lees verder