Rodweek 201 Fuck a Duckstore

In de Amsterdamse buurtkroeg in West die ik eind jaren negentig graag frequenteerde kwam altijd een grote gozer met lang haar. Dus nee, het gaat niet over mij. Ik was ‘die kleine’ met lang haar. Hij was ook een brede gast. Een stoere verschijning om te zien. Dus het gaat echt niet over mij. Mario heette hij. Maar op een dag kwam ik daar binnen en de barman keek mij grijnzend aan. ‘Hier, moet je kijken, Rod.’ Hij toverde een Donald Duck uit 1984 tevoorschijn die hij had gevonden. Ik sloeg het blad open bij de brievenrubriek. Ik ben zelf vroeger ook lid geweest van de Donald Duck en het eerste dat ik altijd las was de brievenrubriek. ‘Kijk jij maar eens wie de brief van de week was.’ En inderdaad, daar stond inderdaad de toen 8-jarige Mario uit Amsterdam, met foto erbij. Het was ‘m echt. De brieven begonnen vaak met een aanhef als ‘Lieve Oom Donald’, maar Mario had het wat prozaïscher aangepakt en begon met ‘Lief donzig duckje’ en dan vervolgens een heel verhaal over wat hij allemaal had gedaan in het weekend. Afgesloten met kusjes van Mario. Te lief. De barman en ik hadden er wel lol over en we plakten de brief van de week op een paal bij de bar, zodat iedereen het kon zien. Even later kwam onze Mario zoals gewoonlijk weer met veel bombarie binnen, maar dat werd gauw in de kiem gesmoord door de barman: ‘Zo, lief donzig duckje, gaat alles goed met je? Wil je wat drinken?’ Mario kreeg een kop als een boei toen hij zag wat de barman had gevonden, maar kon er ook wel om lachen. We hebben er nog vaak plezier om gehad.

Van Mario naar een verhaal over eendjes is een kleine stap. Ik kijk vanuit mijn woonkamer uit op een gracht, de Zwanenburgwal om het maar bij gevogelte te houden, en daar zwemmen weleens lieve donzige duckjes. Eenden met hun pasgeboren kroost. Superlief om te zien. Maar nog vaker zie je een ander soort eendjes in mijn buurt. Dat heeft een kleine introductie nodig. Kijk: als je zoals ik in een toeristenbuurt als Amsterdam-Centrum woont dan ben je wel gewend aan veel onzinwinkels. Nutellawinkels, veel te dure kaaswinkels waar ze troep verkopen, stroopwafelwinkels waar je dertien euro voor een stroopwafel betaalt, een overdaad aan hippe koffietentjes waar hipsters hartjes in je cappuccino gieten en je 6,50 voor een kopje koffie betaalt, patatzaken waar om een of andere bullshitreden een rij van honderd meter voor staat en je kunt sinds kort naar de puppy yoga: i shit you not. Ik zie de hoofdstedelijke gekte hoofdschuddend aan, maar goed, als mensen zich willen laten besodemieteren voor al die gebakken lucht: ‘I don’t give a duck… eh.. fuck… Eh fuck a duck! Men doet maar. Waarmee ik dus tot mijn punt kom: de meest onzinnige winkels die er dus in ons toeristendorp bestaan vind ik de duckstores. Winkels waar ze badeendjes verkopen. Badeendjes in allerlei soorten, maten en uitdossingen. In Amsterdam mag je al blij zijn als je een woning hebt, laat staan eentje met een bad. Dus de meeste Amsterdammers vallen al af als clientèle. En bovendien: als je al badeendjes wil: hoeveel wil je er hebben?

OK, ik vind het dus een totale onzinwinkel. Dat kan. Dus ik ga er niet heen en ik verbaas me over mensen die dat wel doen, maar hey, ieder z’n ding. Bij mij om de hoek zit er een. Het is er nooit druk. Mensen komen er even kijken en dan gaan ze weer weg. Ik heb er nog nooit iemand met een tas vol badeendjes naar buiten zien lopen. Eén zo’n winkel in de buurt lijkt me dus rijkelijk genoeg voor de badeendjesfetisjisten onder ons. Maar nee. Weet je hoeveel van die belachelijke duckstores er binnen een straal van een kilometer rond mijn huis bestaan? Vier! Vier fucking badeendjeswinkels! En het waren er tot vorig jaar vijf. We bleken er toch eendje te veel te hebben. En waar betalen al die belachelijke duckstores de huur op absolute A-locaties van? Wat is hun verdienmodel? Of krijgen die gele eendjes daar fiscaal wit spoelinkje? Fuck a duckstore, schiet mij maar lek. Ik heb het concept nooit begrepen en ik verwacht ook niet dat ik het kan, laat staan wil begrijpen.

Het is weer lente, althans volgens de kalender. Hopelijk gaat de zon weer snel schijnen en kan ik binnenkort op de Zwanenburgwal weer echte donzige duckjes zien in plaats van de plastic exemplaren in de duckstores.

Mijn JOS day

Uit Z Magazine, februari 2011

Rodney schrijftVandaag voor mij geen jongetjes die in de metro om het hardst schreeuwen dat wie niet springt geen jood is. Ook geen stewards, nog in heftig gevecht met jeugdpuistjes, in te ruim zittende blazers, die zeggen dat ik geen sigaretje mag roken. Ik word vandaag eens niet opgewacht door een peloton gefrustreerde ME-ers met schilden, knuppels en schorgeblafte herdershonden die al drie dagen geen eten hebben gehad en dus happen naar elk stukje mals supportersvlees dat in de buurt komt… Geen lauwe patat en aangelengd bier uit plastic bekers waarvoor je woekerprijzen dient af te rekenen met een plastic kaartje. Niet het biertje voor, tijdens en na de wedstrijd met mijn vrienden. Kortom, een dagje geen Ajax voor uw verslaggever. Lees verder