Gestrand schip of gemiste boot?

De lente begon al voorzichtig kopjes te geven op 15 maart 2020. Een ontluikend lentezonnetje als beloftevol begin van een mooie lente en zomer. Ik maakte me thuis klaar voor een avond werken in Café de Toog in Amsterdam Oud West. Begintijd 18.00. Vaak eet ik dan thuis wat van tevoren, maar op deze dag had ik bedacht om gewoon eens lekker in het café te gaan eten. Mezelf even laten verwennen met een lekkere biefstuk. Om 17.30 zat ik aan tafel, mijn biefstuk met roseval aardappelen werd geserveerd, ik had mijn eerste hap net in mijn mond en toen ging ineens de telefoon. De werkgever (ik ben allergisch voor het woord baas): ‘’ Rod, het is een beetje gek, maar je moet om 18.00 dicht. Alle horeca moet om 18.00 dicht. Corona-maatregelen. Geen idee hoelang dit gaat duren. Maar je moet nu de laatste ronde doen.’’

Omdat het best lekker weer was zat de kroeg gezellig vol en zat er ook op het terras best wat volk maar iedereen moest dus stante pede afrekenen. Een krankzinnige situatie. 18.15 waren we leeg. Hoewel… mijn collega en ik gaven wat stamgasten achter gesloten deur nog een biertje en die arme groep Australische toeristen die na een wereldreis net in Amsterdam waren geland en die smachtten naar een drankje hebben we natuurlijk ook nog wat gegeven!

Opruimen en naar huis. Afwachten hoelang deze situatie zou duren. Nieuwssites checken. Eerst zou het twee weken duren, maar het werd steeds verlengd. In eerste instantie vond ik het eigenlijk wel prima. Een soort gedwongen vakantie en we werden gewoon keurig doorbetaald. Dat vond ik voor eventjes niet eens zo heel vervelend. Ook wel grappig, op zaterdagmiddag een foto maken op een lege Dam of op de trambaan van het Rokin. Dat had ik nog nooit gezien. Maar gaandeweg vond ik de situatie toch steeds vervelender worden. Want wat heb je aan vakantie als de winkels en de kroegen niet open zijn of als je, zoals ik, niet meer meer naar het voetballen kan? Na een paar weken nutteloos thuiszitten had ik het wel gehad. Ik hou niet van stilzitten.

Uiteindelijk duurde die hele eerste lockdown dus een goeie tweeënhalve maand. Op 1 juni mochten we, onder restricties, weer open. Niet alleen waren wij blij dat we weer aan het werk konden, maar onze gasten waren ook blij dat ze weer bij ons aan de bar of op het terras konden zitten. Die blijdschap betaalde zich uit in de hoogste fooi die mijn collega en ik, tot op de dag van vandaag, ooit hebben gekregen.

‘’Acht euro, alstublieft.’’
‘’Doe maar dertig man!”
’’Dertien? Hartstikke bedankt!’’
‘’Nee. Ik zei dertig. Blij dat jullie weer open zijn!’’

Letterlijk dat dus. En zo hadden we meer gasten die hun blijdschap en vrolijkheid uitdrukten middels een prettige fooi. En zo ging dat de hele zomer van 2020 gezellig door. Mensen waren weer vrij en daar werden ze ook bijzonder vrijgevig van. Al was dat natuurlijk ook omdat ik in de Toog met toppers werkte. Hoe het ook zij: voor ons was het een prima zomer!

En toen werd het oktober. Tante Corrie greep meer en meer om zich heen met haar machtige tentakels, steeds meer mensen werden ziek en de tweede lockdown volgde.

En deze zou heftiger worden dan de vorige. Ik had al wel bedacht dat ik niet weer twee maanden, of langer, maar een beetje afwachtend op m’n reet zou gaan zitten. Ik wilde, voor zolang als het zou duren, iets nuttigs doen. En toen was daar ineens #horecahelptdezorg. Ik kon, met behoud van salaris, iets doen in Verpleeghuis de Klinker in Oud West. Geen onbekend terrein want ik heb daar tegenover gewerkt, Oud West is mijn buurt en ik ken veel mensen die er wonen of werken. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Doen! Ik had alleen nog geen flauw idee wat ik daar dan moest doen. We zien wel waar het schip strandt.

Dat werd snel duidelijk. Ik maakte in de ochtend ontbijt en tussen de middag lunch voor de bewoners van mijn afdeling en ondertussen praatte ik veel met ze, speelde een bordspelletje en als er een roker was dan nam ik die mee om samen een sigaretje te roken. De bewoners werden, hoewel ze soms bijna twee keer zo oud als ik waren, een beetje mijn kindjes. Ik had echt een band met ze.

Ik had het geweldig naar mijn zin, maar ondertussen wist ik nog steeds niet wat er met de horeca zou gebeuren. En in al die tijd in de Klinker was ik inmiddels ook warm geworden voor het vak van verpleegkundige en dus besloot ik de opleiding in te gaan.

Lang verhaal kort en daar staat in het boek meer over: dat was niet mijn ding.

Maar ik heb het wel geprobeerd. En zo heb ik in die lange lockdownperiode wel meer dingen gedaan of in elk geval geprobeerd die buiten mijn comfortzone lagen. Het ene met meer succes dan het andere, maar er wel gewoon voor gegaan.

Over die periode en meer verhaal ik in mijn nieuwe boek, Lockdownsyndroom. Een titel die refereert aan een periode waarin ik soms ook gek werd van de onzekerheid. Maar het was ook een periode waarin ik heel veel over mezelf heb geleerd en mezelf heb ontwikkeld. Een periode van kijken naar nieuwe mogelijkheden en perspectieven in het leven. Soms beviel zo’n nieuw perspectief en soms niet.

Maar eigenlijk heb ik mijn leven altijd zo geleefd: ik denk in mogelijkheden. Als iets niet lukt of niet bevalt schakel ik gelijk door naar iets anders. Zonder daar al te lang over na te denken. Gewoon BAM. Niet zielig in een hoekje huilen en klagen dat het leven zo hard is: zoek en pak je kansen. Zeik niet en ga door. En of het goed afloopt dat zie je dan wel weer. Om er maar even een lekkere geile tegeltjeswijsheid in te gooien en wat ik ook tevens als levensmotto gebruik: ‘’Niet weten waar het schip strandt is beter dan de boot missen.’’


Rodweek 94 Uitglijer

Een vriend van mij zei het vandaag treffend op Facebook, aangaande de avondklok, de clockdown: ”Zie het zo, je krijgt nu huisarrest voor alles wat je vroeger gedaan hebt, waar je ouders nooit achter gekomen zijn.” Een mooi staaltje omdenken.

Ik dacht gelijk: ‘Nou, dat kan dan nog wel een tijdje duren voor ik weer naar buiten mag!’

Eerlijk gezegd valt de herfst/winterlockdown me mee. Het is vies druilerig baggerweer. Als die lockdown er niet was geweest dan had ik mezelf wel opgesloten. Ik doe dat ook overigens elk jaar in de winter. Ik kom buiten om naar werk te gaan, om boodschappen te doen of naar Ajax te gaan, maar voor de rest wil ik zo min mogelijk met winterse of zelfs herfstige omstandigheden te maken hebben. Ik ben geboren in de winter, nog net, op 12 maart, maar ik ben een echt zomerkind. Als er één straal zon in die stad van mij schijnt loop ik er in en dan speelt mijn hele leven zich zoveel mogelijk buiten af. 

Met sneeuw en ijs heb ik niks. Nooit gehad ook. Als kind vond ik het al een verschrikking. Het is koud, het is nat, het is goor en je glijdt er over uit. Nee, het enthousiasme van verschillende Facebook-vrienden die kraaiden van geluk bij het zien van sneeuw afgelopen weekend deel ik niet. Ik dacht alleen maar: ‘’Kut, nu moet ik met de tram naar werk en moet ik weer zo’n vervelend muilmasker op, maar als ik ga fietsen dan kan ik op m’n muil pleuren en dan heb ik er pijn op m’n muil van.’’ Het zal de eerste keer niet zijn dat ik een salto met m’n fiets heb gemaakt door een straat die in een ijsbaan was getransformeerd. Een jaar of vijftien geleden fietste ik over de Marnixstraat, ’s nachts, midden in het centrum, bijna bij het Leidseplein. Het had geijzeld en ik moest vol in de remmen voor een gast die ineens uit een zijstraatje kwam gescheurd. Met een dubbele salto gevolgd door een schroef, een axel en een dubbele Rittberger eindigde ik vol met m’n bakkes op het ijzige asfalt. Althans als ik de verhalen van de omstanders mag geloven, want ik had in elk geval genoeg publiek en al stonden ze dan nog net niet met jurybordjes omhoog: zo mooi als mij hadden ze nog nooit iemand op z’n plaat zien gaan. En toen ik opstond gleed ik nog een keer op m’n reet.


 Mijn fiets was wonder boven wonder nog heel en ik dacht ik zelf ook nog wel en strompelde naar huis, maar toen ik de volgende dag wakker werd kon ik helemaal niks meer. Geen salto’s meer voor mij.

Nee, salto’s maken kan ik beter aan mensen als Epke Zonderland overlaten. Die zijn daar beter in. Epke zit op turnen. En dat doet onze Epke lang niet slecht. Europese titels, Wereldtitels, Olympische titels en nog een paar honderd andere titels: Epke heeft ze allemaal en kan dubbele ruilen. Het staat in schril contrast met mijn turnprestaties op de gymles op school. Ik kon er werkelijk niks van.

Ik vond het gewoon niet leuk en dan druk ik me heel voorzichtig uit. Als ik iets op gymles HAATTE met hoofdletters dan was het turnen. Ik had en heb dan ook de souplesse van een blok beton en ben over menig bok of rekstok heen gekletterd na weer een mislukte Arabier, salto of een andere naargeestige circusoefening waar ik het praktisch nut totaal niet van inzag. Dat ik, behalve mijn hart, in mijn tienerjaren verder nooit wat gebroken heb mag een wonder heten.

Daarom moest ik ook zo lachen om de tekening van Hein de Kort van afgelopen weekend. Epke heeft zijn vrouw weer eens bezwangerd en op de tekening zie je dat Epke zojuist naakt al flikflakkend en radslagend in de slaapkamer is beland en dan op zijn handen op de rand van het bed staat. Zijn reeds in bed liggende vrouw zegt dan verveeld dat ‘’een keer recht op en neer ook wel eens leuk zou zijn.’’ 

Nee, acrobatische toeren zijn nooit aan mij besteed geweest. Een paar jaar geleden probeerde ik nog met een Arabiersprong over een hekje in het stadion van FC Volendam te springen. Waarom het me nou handig leek om juist op die manier deze horde te nemen weet ik niet meer precies. Laten we het er maar op houden dat overvloedig overmoedig maakte, want we hadden het in de middag nogal vrolijk gemaakt daar aan de boorden van het IJsselmeer. Een paar stukjes kibbeling en twee bitterballen per persoon bleek onvoldoende bodem voor de hoeveelheid bier die we tot ons hadden genomen. Door mijn compleet mislukte acrobatische act zat ik diezelfde avond met een gebroken sleutelbeen en een gat in m’n kop in OLVG-West en lag ik er bijna vier weken uit. Ik kon ook niet werken, dus die gezellige dag heeft me nog een lieve duit gekost.

Dat soort strapatsen haal ik dus maar niet meer uit. Ik ben overigens blij dat er in mijn jeugd nog geen smarthphones en social media waren. Als al mijn uitglijers waren gefilmd en uitgezonden, dan had ik het serieus zwaar gehad.

En over uitglijers gesproken: die dame die zondag op het Museumplein met haar wappiematties achter een groot spandoek stond waarop in chocoladeletters werd verkondigd dat een vaccin tegen Corona vergif is, ‘want je weet maar nooit wat er in zit!’ Die mevrouw is natuurlijk af. Niet zozeer omdat ze dat vindt, want dat mag, maar wel omdat ze met een sigaret in haar handen stond. Die mevrouw vergiftigt zichzelf elke dag willens wetens en die heeft dan wat snuggers te melden over een vaccin. Toedeledoki, mevrouw de Google-viroloog.

En over uitglijers op het Museumplein gesproken: die woordblinde wappie die heel groot ‘’VRIJHIED’’ op een muur had gespoten was ook hilarisch.

En in hoeverre ik het met iemand eens ben maakt dan niet uit. Sta voor je principes, zeg ik altijd maar. Maar spel ze dan in elk geval goed. Ik zeg maar zo: vrie de poeple!


En die ome Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. €15,- ophalen in Amsterdam-Centrum of €19,50 voor verzenden.


Rodweek 90 De Spijkernisse op z’n kop

Eigenlijk wilde ik vandaag over een heel ander onderwerp schrijven, maar die komt later deze week wel. Er gaan namelijk hele jaren voorbij dat ik niet aan Spijkenisse of aan walvissen denk. En aan de combinatie van die twee heb ik volgens mij al helemaal nog nooit gedacht, al kan ik het mis hebben. Dus ik kon deze column onmogelijk laten liggen. Ik werd dus wakker om een uur of 7.00 vandaag. Dat is in het normale leven een raar en onmenselijk tijdstip voor mij maar in Lockdowntijd is nou eenmaal alles anders. In plaats van ergens tussen 2.00 en 5.00 ‘s nachts sluiten in dit soort tijden de luiken reeds tussen 23.00 en 0.00 om ze zo tussen 7.00 en 8.00 weer te openen. Dan blijf ik meestal nog even een half uurtje of een uurtje liggen en kijk ik even op mijn telefoon wat er allemaal tijdens mijn zeven uur durende slapende afwezigheid is gebeurd.

En daar was het ineens vanmorgen: één van mijn vrienden had een foto van een ontspoord metrostel op een enorme stalen walvisstaart in Spijkenisse gepost. Een kunstwerk dat dus iets te maken heeft met de historische band tussen Spijkenisse en walvissen? Of zoiets? Weet ik veel. De foto van die metro op die walvisstaart, fragiel hangend boven de afgrond, gaf in elk geval een waanzinnig filmisch beeld waar een regisseur als Steven Spielberg in zijn beste jaren alleen maar van kon dromen. Nou is de heer die deze foto postte wel vaker van de humor om te lachen en ik ben in de ochtend niet altijd even snel van begrip. Heel even dacht ik dus dat hij zijn volgers in de maling zat te nemen. De foto triggerde mijn nieuwsgierigheid en toen ik even wat nieuws ging kijken zag ik dat het dus geen trucagefoto was. Of een filmset. Of zoals al grappend werd gesuggereerd: de Amsterdamse straatkunstenaar Street Art Frankey op tournee buiten Amsterdam.

Nee, dit beeld was dus levensecht: een Rotterdamse metro met eindhalte Spijkenisse knalde door een stootblok heen en werd opgevangen door een reusachtige walvisstaart die daar om de een of andere reden als kunstwerk tien meter boven de grond hangt. Zonder die walvisstaart was die metro dus tien meter naar beneden gekletterd. Ik ken namelijk best wel metrohaltes waar geen grote metalen walvissenstaart achter hangt. Gelukkig geen slachtoffers te betreuren. De enige inzittende van de metro was de met de schrik vrijgekomen bestuurder, maar die kan het dus dankzij dit kunstwerk gewoon ongedeerd navertellen. Het kunstwerk heet ook, echt waar, ‘’Saved by a whales tale’’.

Mijn eerste gedachte toen ik dat las: schroef of las die metro vast, laat de boel stutten en dan niks meer aan doen. Gewoon zo laten staan. Gered door de staart van een walvis. De walvis die zijn grootste natuurlijke vijand, de mens, redt. Een kop-staartbotsing. De symboliek is op zoveel verschillende manieren zo groot en interpretabel dat je er plakken van kunt snijden. Dit is kunst zoals kunst bedoeld is, met hoofdletter K. Het kunstwerk is nu gewoon af.

Spijkenisse: doe het. Jullie hebben er in één klap gratis en voor niets een prachtige en nu al wereldberoemde attractie bij. En als de kroegen ooit weer open mogen heeft die metrobestuurder sowieso het sterkste verhaal van iedereen aan de bar. Toep die maar eens over. Zo zie je maar: ‘kunst redt.’ Die uitspraak slaat  de spijkernisse op z’n kop, zou ik me bijna een ‘Gaaikemaatje’ permitteren. Bijna dan.