Rodweek 67 Ode aan ome Piet: acceptere of Almere


Gisteravond was ik aan het werk in De Toog. De wind en de regen hadden behoorlijk wat mensen de lust tot uitgaan ontnomen en dus had ik niet al te veel te doen. Maar wel net genoeg om open te blijven. En toen stond ineens mijn ouwe buurman voor mijn neus, Dave. Dave was mijn buurman in de jaren negentig, in Bos en Lommer. Ik had hem sinds mijn verhuizing ook nooit meer gezien. Je weet hoe dat gaat als je verhuist: ‘’Ja we houden contact!’’ Niet dus.

Maar uit het oog is wat mij betreft niet uit het hart en dus was het weerzien hartelijk. Dave woonde nog steeds in onze ouwe buurt. Ik vroeg hem of ome Piet nog leefde. Ome Piet was mijn onderbuurman. Een prachtige ouwe Amsterdammer, met een accent dat zo plat was als een kanariepiet die onder een wild stampende heipaal heeft gelegen. Mooie vent met heerlijk vette verhalen en hilarische uitspraken. En z’n vrouw, tante Jopie, die dan maar weer hoofdschuddend naar de keuken liep als ome Piet, bulderend van het lachen,  weer eens een van zijn talrijke, meestal behoorlijk stoere, anekdotes opdiste. Tante Jopie had die verhalen natuurlijk al minstens driehonderd keer gehoord of was er bij, dus die ging dan lekker zitten puzzelen in de keuken en zette voor ons een biertje neer.

Met ome Piet en Tante Jopie heb ik nog wel een tijd contact gehouden.  Bracht ik eten langs of ging ik gewoon even langs om te ouwehoeren. Maar ook dat verwaterde op een gegeven moment, zo gaat dat. Toen ik daar woonde was ik begin 20 en zij ergens dik in de 70. Ze waren een soort bonus-opa en oma voor mij: als ik ergens mee zat ging ik naar hun toe. Tante Jopie was niet zo spraakzaam,  maar dat compenseerde ome Piet ruimschoots. Die zei alles wat voor z’n bek kwam. Als het weer eens uit was met een vriendinnetje zei ome Piet steevast: ‘’Jonge, laat dat wijf verrekke, je hep twee hande om te trekke!’’

Ik was begin twintig en zat behoorlijk in mijn wilde tijd. Ik werkte ook toen al in het nachtleven en als ik dat niet deed ging ik tot diep in de nacht uit en een feestje daarna schuwde ik ook niet. De jaren negentig in Amsterdam waren één groot feest voor mij. Daarna heb ik ook altijd leuk gehad, maar de jaren negentig waren wel echt buitencategorie leuk.
 
Maar toch, ik wil niemand tot last zijn en dus vroeg ik ome Piet of hij wel eens last van mij en mijn nachtelijke escapades had.
‘’Welnee jonge, dan ligt het gehoorapparaat toch al op het nachtkassie. Jij moet lekker geniete. We hebben totaal geen last van je. Mensen wie zeike over overlast, hou op met me. We wonen in Amsterdam boven op elkaar gestapeld. Laat ze opsodemietere. Natuurlijk hoor je wel eens wat, maar ik zeg altijd maar zo: acceptere of Almere!’’

Een heerlijke uitspraak die ik nog steeds gebruik als ik mensen hoor zeiken en klagen over de lasten van de grote stad. Ga weg.

Maar terug naar Dave in de kroeg. Ik vroeg hem of ome Piet nog leefde. Hij had slecht nieuws. Ome Piet  is vorig jaar gestopt met roken en Bos en Lommer en de pijp uitgegaan. Nou is ome Piet 95 geworden, dus om het op z’n Amsterdams te zeggen ‘niet in de wieg gesmoord’, maar ik vond het toch kut om te horen. Tante Jopie was al een tijdje geleden gaan hemelen, ik ben nog op de begrafenis geweest, maar nu zijn ze weer  samen. Waarschijnlijk zit ome Piet in het hiernamaals stoere verhalen te vertellen en loopt tante Jopie weer hoofdschuddend weg.  Ome Piet,  bedankt, ik heb van je genoten.