Rodweek 208 Sjabbie Loods

Café Bax is een prachtig café aan de korte kant van de Ten Kate Markt in Amsterdam Oud West. Ik heb daar zes jaar met zeer veel plezier gewerkt, van 2007 tot 2013 en als ik er nog weleens in de buurt kom mag ik daar nog graag een drankje drinken, ingeschonken door mijn opvolgers. Het café herbergde in mijn tijd een bonte verzameling mensen. Niet alleen aan de bar maar ook achter de bar. En zeker in de keuken. Op zaterdagen, overdag, stond ik vaak met Robin achter de bar. Robin was een beetje de negen jaar jongere versie van mij. Mijn broertje van een ander moertje. Uiterlijk leken we op elkaar en ook qua humor voelden en vulden we elkaar perfect aan. We kregen al snel bijnamen als ‘de staartjes’ (allebei dezelfde coiffure), ‘de broertjes’, ‘Beavis en Butt-head’, ‘Duo Brak en Brakker’ en ‘Quik en Flupke’. En de eerste jaren werkte Mirco er als onze mentor en om ons in het gareel te houden ook vaak bij.

In de keuken stond de nog chagrijnigere versie van Meneer Aart, namelijk Aart. De even beroemde als beruchte bulderende broodjeskok van de buurt. Aart en de staartjes. En dankzij Aart kan ik nog steeds de beste uitsmijter van Amsterdam maken. Aart, geen idee waar en of je er nog bent, je bent bij iedereen compleet uit beeld geraakt na die tijd, maar daar ben ik je nog steeds dankbaar voor! Thanks ouwe!

Robin of Mirco, Aart en ik openden de tent op zaterdag vaak om 9.30. Dan hadden we een standaard ontbijt met een tosti, een verse jus, spa rood en twee paracetamol. Dan konden we er weer even tegen.

Iets later kwam José dan binnen. José was onze Braziliaanse afwasser en hulp. Een man van middelbare leeftijd. Volgens mij had hij ongeveer de leeftijd die ik nu heb, al zag hij er wat ouder uit. Hij sprak geen Nederlands en ook geen Engels en wij geen Portugees, dus de communicatie was nogal houwtje-touwtje. José lachte vooral veel. Zeker als Robin en ik weer samen als twee puberjongens liepen te kloten, te zingen en grappen uithaalden achter die bar.

Onze voorraad stond buiten het café, een paar deuren verderop in een loods. Als José daar dan wat moest halen vroeg hij altijd om ‘Sjabbie Loods’. Sjabbie betekende sleutel in het Braziliaans Portugees. Althans: het geschreven woord is ‘chave’, maar in een bepaald Braziliaans dialect spreek je dat uit als ‘Sjabbie’, zo legde mijn gabber die met een Braziliaanse getrouwd is mij uit.

Op een zaterdag was José te laat. Veel te laat. De zon scheen uitbundig en het beloofde een drukke dag te worden. Dan is het niet fijn als je geen afwasser hebt. Voor wie nooit in de horeca heeft gewerkt: die twee afwashandjes zijn dan echt meer dan nodig! Vergis je niet in de noodzaak van een afwasser op een drukke zaterdag. Net op het moment dat we hem toch maar eens wilden bellen zwaaide de deur met een knal open. Daar kwam José binnen gezwalkt. Zo dronken als een hoerentoeter. Helemaal van het padje. Nog uitbundiger lachend dan normaal.

Nou konden we hem in nuchtere toestand al amper verstaan of begrijpen, maar in zijn ladderzatte toestand was dat nog veel lastiger. Wat bleek, nadat we met veel moeite hadden ontcijferd waar zijn liederlijke toestand vandaan kwam: José was ergens wezen gokken, had daar heel veel geld mee verdiend en had meteen een enkele reis naar Brazilië geboekt. En dat had hij dus ook nog uitgebreid gevierd in de kroegen. De man was poepeloerus dronken.

Hij kwam de sjabbie loods nog even inleveren. Nog harder lachend dan we hem al kenden, dronken als een maleier, maar zo helder was ie nog net wel. José gaf ons nog een knuffel en ging helemaal holladijee en gierend lachend de tent weer uit. We dachten nog even dat ie terug zou komen. Maar nee. José bleef weg en kwam nooit meer terug.

We hebben die ouwe gek nooit meer gezien. Achter zijn aanstekelijke lach blonk een dikke traan. Hij wilde hier op zijn leeftijd niet meer zijn als afwasser, maar hij zat hier vast. Hij had geen geld of wat dan ook hier. Hij was niet naar Europa gekomen om een matig betaalde afwasser te zijn en in een klein kamertje te wonen. En toen won ie zomaar ineens de jackpot en pakte de kuierlatten. Wij waren natuurlijk even verbaasd, maar we vonden dat achteraf zo tof voor hem! Dan maar even wat harder werken die dag, maar José had al zijn poet op rood of zwart gezet, won en vloog zijn geluk achterna. Het was hem gegund.

De sleutel van de loods bleef, zolang als Robin en ik er werkten dan ook altijd ‘Sjabbie Loods’ heten.

Ik liep er laatst langs en ik moest heel even aan José denken. Ik hoop dat hij het goed heeft en dat hij soms nog weleens aan ‘Sjabbie Loods’ denkt en dan zijn mooie lach deelt daar in Brazilië.