Kretenzer Klootzakkendagen (3)



3306, 5398, 4378, 4477, 3817, 4406 en 6868: het zijn de magere cijfers van mijn stappenteller van de afgelopen zeven dagen. Als de stappenteller een Olympische discipline was zou ik met de cijfers van de afgelopen dagen niet in de buurt van een gouden plak komen. Thuis in Amsterdam is het absolute minimum op een luie dag 10.000 stappen en op een topdag tippel ik zomaar rond de 20.000 stappen door de stad. 10.000 stappen is ongeveer 7 kilometer. Vanaf Chateau Waterloo loop ik de Amstel rond, loop ik soms naar De Pijp om boodschappen te doen, loop ik naar de Jordaan om osseworst bij Louman te halen of naar Oud West om te werken of naar de markt te gaan. Dan lopen je stappen aardig op. En sowieso begin ik de dag altijd met een wandeling.

Als je 20.000 stappen in Agia Galini zet dan heb je het hele dorp minimaal zes keer rondgelopen. Ik begin ook hier met een ochtendwandeling. Boodschappen halen bij de supermarkt in de haven dan de berg weer op naar het appartement en dan begint het grote lethargische niks doen. Het is ook veel te warm om iets te doen. Het kwik tikt elke dag tegen de 35 graden aan en zonder enige vorm van inspanning biggelen de zweetdruppels over onze lijven.

Onze grootste inspanningen bestaan uit yathzee spelen, een wijntje drinken en aan het eind van de middag bedenken waar we gaan eten. Daar lopen we dan naartoe om te eten en dan gaan we weer terug die berg op. En dat ritueel herhaalt zich elke dag.

‘’Maar een beetje wijn zuipen en spelletjes doen dat kan je toch in Amsterdam toch ook?’’

Jazeker, maar met dit verschil dat we in Amsterdam altijd meteen ‘aan staan’ als we wakker worden. Er moet altijd wel iets. Werk, privé, whatever. Hier moet niks. We staan hier niet de hele dag aan. Hoogstens op een waakvlammetje. En dat is fijn. Hier kunnen we gewoon lekker klootzakken.

Aankomende maandag gaan we iets doen wat op een activiteit lijkt. We gaan midgetgolfen met onze vrienden Vicky en George. Met die achttien holes die we moeten aflopen probeer ik mijn abominabele stappentellergemiddelde van deze week nog enigszins op te krikken.

En nou loop ik deze vakantie voor mijn doen al extreem weinig: Mo loopt nog veel minder. De enige stappen die zij maakt is als ze van het balkon naar de koelkast loopt om wijn voor ons in te schenken. En om in de avond ergens te gaan eten. Dat is niet om haar belachelijk te maken: ze houdt gewoon niet van wandelen. Ik kan haar vrijwel nooit verleiden tot een lekkere wandeling. En in de ochtend al helemaal niet. In de middag met een eventuele stop op een terras is kansrijker. Mo loopt al genoeg op haar werk. En daar is wat voor te zeggen. Ik loop ook veel tijdens mijn horecawerk, maar ik vind wandelen in mijn vrije tijd heerlijk en ontspannend. En dan kan ik ook lekker nadenken over de stukken die ik wil schrijven of over andere zaken. Dat heeft niet iedereen.

Vandaar dat ik laatst zowat een tia kreeg toen mijn liefste tijdens het eten ineens zei: ‘Zullen we van de week eens de pier af lopen? Dan kunnen we ook nog een stukje naar boven klimmen.’

Ik wist niet wat ik hoorde! Even dacht ik dat mijn liefste door de hitte bevangen was, maar ze meende het echt!

Ik zal vandaag toch maar eens vragen of ze het echt meent. Ik zal mijn stappenteller aanzetten. En ondertussen klootzakken we lekker door.

Rodweek 208 Sjabbie Loods

Café Bax is een prachtig café aan de korte kant van de Ten Kate Markt in Amsterdam Oud West. Ik heb daar zes jaar met zeer veel plezier gewerkt, van 2007 tot 2013 en als ik er nog weleens in de buurt kom mag ik daar nog graag een drankje drinken, ingeschonken door mijn opvolgers. Het café herbergde in mijn tijd een bonte verzameling mensen. Niet alleen aan de bar maar ook achter de bar. En zeker in de keuken. Op zaterdagen, overdag, stond ik vaak met Robin achter de bar. Robin was een beetje de negen jaar jongere versie van mij. Mijn broertje van een ander moertje. Uiterlijk leken we op elkaar en ook qua humor voelden en vulden we elkaar perfect aan. We kregen al snel bijnamen als ‘de staartjes’ (allebei dezelfde coiffure), ‘de broertjes’, ‘Beavis en Butt-head’, ‘Duo Brak en Brakker’ en ‘Quik en Flupke’. En de eerste jaren werkte Mirco er als onze mentor en om ons in het gareel te houden ook vaak bij.

In de keuken stond de nog chagrijnigere versie van Meneer Aart, namelijk Aart. De even beroemde als beruchte bulderende broodjeskok van de buurt. Aart en de staartjes. En dankzij Aart kan ik nog steeds de beste uitsmijter van Amsterdam maken. Aart, geen idee waar en of je er nog bent, je bent bij iedereen compleet uit beeld geraakt na die tijd, maar daar ben ik je nog steeds dankbaar voor! Thanks ouwe!

Robin of Mirco, Aart en ik openden de tent op zaterdag vaak om 9.30. Dan hadden we een standaard ontbijt met een tosti, een verse jus, spa rood en twee paracetamol. Dan konden we er weer even tegen.

Iets later kwam José dan binnen. José was onze Braziliaanse afwasser en hulp. Een man van middelbare leeftijd. Volgens mij had hij ongeveer de leeftijd die ik nu heb, al zag hij er wat ouder uit. Hij sprak geen Nederlands en ook geen Engels en wij geen Portugees, dus de communicatie was nogal houwtje-touwtje. José lachte vooral veel. Zeker als Robin en ik weer samen als twee puberjongens liepen te kloten, te zingen en grappen uithaalden achter die bar.

Onze voorraad stond buiten het café, een paar deuren verderop in een loods. Als José daar dan wat moest halen vroeg hij altijd om ‘Sjabbie Loods’. Sjabbie betekende sleutel in het Braziliaans Portugees. Althans: het geschreven woord is ‘chave’, maar in een bepaald Braziliaans dialect spreek je dat uit als ‘Sjabbie’, zo legde mijn gabber die met een Braziliaanse getrouwd is mij uit.

Op een zaterdag was José te laat. Veel te laat. De zon scheen uitbundig en het beloofde een drukke dag te worden. Dan is het niet fijn als je geen afwasser hebt. Voor wie nooit in de horeca heeft gewerkt: die twee afwashandjes zijn dan echt meer dan nodig! Vergis je niet in de noodzaak van een afwasser op een drukke zaterdag. Net op het moment dat we hem toch maar eens wilden bellen zwaaide de deur met een knal open. Daar kwam José binnen gezwalkt. Zo dronken als een hoerentoeter. Helemaal van het padje. Nog uitbundiger lachend dan normaal.

Nou konden we hem in nuchtere toestand al amper verstaan of begrijpen, maar in zijn ladderzatte toestand was dat nog veel lastiger. Wat bleek, nadat we met veel moeite hadden ontcijferd waar zijn liederlijke toestand vandaan kwam: José was ergens wezen gokken, had daar heel veel geld mee verdiend en had meteen een enkele reis naar Brazilië geboekt. En dat had hij dus ook nog uitgebreid gevierd in de kroegen. De man was poepeloerus dronken.

Hij kwam de sjabbie loods nog even inleveren. Nog harder lachend dan we hem al kenden, dronken als een maleier, maar zo helder was ie nog net wel. José gaf ons nog een knuffel en ging helemaal holladijee en gierend lachend de tent weer uit. We dachten nog even dat ie terug zou komen. Maar nee. José bleef weg en kwam nooit meer terug.

We hebben die ouwe gek nooit meer gezien. Achter zijn aanstekelijke lach blonk een dikke traan. Hij wilde hier op zijn leeftijd niet meer zijn als afwasser, maar hij zat hier vast. Hij had geen geld of wat dan ook hier. Hij was niet naar Europa gekomen om een matig betaalde afwasser te zijn en in een klein kamertje te wonen. En toen won ie zomaar ineens de jackpot en pakte de kuierlatten. Wij waren natuurlijk even verbaasd, maar we vonden dat achteraf zo tof voor hem! Dan maar even wat harder werken die dag, maar José had al zijn poet op rood of zwart gezet, won en vloog zijn geluk achterna. Het was hem gegund.

De sleutel van de loods bleef, zolang als Robin en ik er werkten dan ook altijd ‘Sjabbie Loods’ heten.

Ik liep er laatst langs en ik moest heel even aan José denken. Ik hoop dat hij het goed heeft en dat hij soms nog weleens aan ‘Sjabbie Loods’ denkt en dan zijn mooie lach deelt daar in Brazilië.

Rodweek 202 Heerlie de peerlie

Wat je van ver haalt is goed, zo luidt het gezegde en dus had ik eind 2002, begin 2003 een buitenlandse scharrel. We hebben elkaar over en weer een aantal keren bezocht en kwamen er gelukkig snel genoeg achter dat een echte relatie er nooit in zou zitten. Temeer omdat we er in onze eigen steden allebei een tamelijk flamboyant uitgaansleven op nahielden. Het zou gewoon nooit hebben gewerkt. We zijn tot op de dag van vandaag nog steeds vrienden op afstand en ik ben jaren na onze korte romance zelfs nog op haar huwelijk geweest.

Toen de dame voor het eerst bij mij in Amsterdam op bezoek kwam kreeg ze gelijk een stukje Nederlandse cultuur mee. De lieve schat was nog niet goed bekend met de ongeschreven wetteloosheid van de Amsterdamse verkeersjungle en werd als voetganger bijna van haar sokken gereden door een fietser. Op het zebrapad met het voetgangerslicht op groen. Dus hij was fout. In plaats van nederig en hoffelijk excuses aan de dame aan te bieden voor zijn eigen domme fout fietste die lul snel door en schreeuwde in het voorbijgaan nog even lomp: ‘Voortaan uitkijken, vuile kankerhoer!’

Mijn dame vroeg aan mij wat die rare man nou naar haar schreeuwde. Met het schaamrood op mijn kaken vertaalde ik dus letterlijk wat haar zojuist was toegevoegd. Dat is hoe veel Nederlanders schelden, legde ik uit. Ze kon het niet geloven. Schelden met de heftigste en meest dodelijke ziekte uit dit tijdperk? En dan in combinatie met het oudste beroep ter wereld? Waarom doe je dat? En of ik dat ook deed? Het is altijd een beetje beschamend om aan buitenlanders uit te leggen hoe ongelooflijk lomp, grof en kwetsend Nederlanders schelden. Ze geloven het vaak amper. ‘Dat zeg je toch niet….’ hoor ik mijn buitenlandse gasten dan vaak vol ongeloof zeggen. Yep, hier wel.

Ik probeerde het uit te leggen. Ik vind schelden met ‘kanker’ verschrikkelijk lelijk, maar laat ik meteen zeggen dat enige hypocrisie in dezen mij ook niet vreemd is. Ik kan een bek als een roestig scheermes hebben. Ik kan een goed belegd broodje namelijk ook ‘teringlekker’ vinden, een vervelende gozer een ‘pleurisbak’ of een ‘tyfushond’ noemen en iemand uit de grond van mijn hart de pestpokken toewensen. En als ik mijn grote teen stoot komt citeer ik ook wel eens wat uit de medische encyclopedie. Dat is dan ook weer de Nederlander in mij. Maar schelden met kanker heb ik echt altijd zo lelijk, plat en ordinair gevonden. Alsof de door mij gebruikte toevoegingen dat trouwens niet zijn, maar dit terzijde. En ik heb in een kwaaie bui heus ook hier en daar wel eens een ongepast kankertje als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, maar niet vaak omdat ik het gewoon zo ontzettend aso vind klinken.

‘s Lands wijs, ‘s lands eer, zullen we dan maar zeggen. Zo keek ik een aantal jaren geleden met een Servische vriend van mij naar een wedstrijd van Ajax. Hij kon liplezen wat de toenmalige aanvoerder, zijn landgenoot Dusan Tadíc, naar zijn tegenstanders riep na een overtreding op hem. Dat waren uitdrukkingen als ‘Je vader pijpt ezels’ of ‘Je oma neukt met een geit.’ Mijn gabber legde mij uit dat dat is hoe sommige Joego’s naar elkaar schelden. De belediging bestaat daar simpelweg uit drie componenten: familielid + seksuele handeling + dier. Tja, dat doen we in Nederland dan weer niet.

Ik werk sinds een half jaar in een bar waar veel jonge studenten komen. Veel mensen van de Filmacademie en van de Theater- en Dansacademie. Tikje theatraal en expressief volk, inherent aan de opleiding die ze volgen. Begin twintigers. Ik ben gek op ze en zij gelukkig ook op mij. Ik vind het dan, als krasse knar van 47 die dol is op taal, ook leuk om nieuwe uitdrukkingen van de jongere generatie te leren. Dat studententaaltje is echt een taal op zich. Zoals straattaal dat ook is, heb ik ook altijd fascinerend gevonden, je weet toch!

Studenten korten veel dingen af. Zoals ze het hebben over een ‘spebi’ (speciaalbier) of een ‘Esma’, dat is een ‘afko’ (afkorting) voor een Espresso Martini. ‘Het is weekend, kladiladi!’ (‘Het is weekend, klap die laptop dicht!’). ‘Heb je ook een bopla?’ (Borrelplank). En ik weet nu ook wat een ‘kwarrel’ is: een kwaliteitsscharrel, niet zomaar een neukertje maar potentieel relatiemateriaal. Of als ze vertellen dat ze in ‘de burgerrups’ zaten: de trein voor mensen die naar hun werk gaan. Mijn favoriet is momenteel het voornamelijk door meisjes gebezigde ‘heerlie de peerlie’ of afgekort ‘HDP.’ Lief, ontwapenend en het zorgt altijd voor een glimlach.

‘Kijk eens, drie biertjes en drie Salmari.’
‘Thanks, Rod! Heerlie de peerlie!’

Waar ik dan weer minder van gecharmeerd ben is dat ‘kanker’ ook onder hele slimme studentjes te pas en te onpas als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt. Alles is maar ‘kankervet’, ‘kankerlekker’ of ‘kankersick’. En zoals gezegd, ik ben dus bepaald geen heilige: ik scheld ook met ziektes. Weliswaar met ziektes die nog amper bestaan, maar toch: ook niet chique.

Dat ik me daar steeds meer aan stoor heeft er wellicht mee te maken dat ik sinds de borstkanker van mijn vriendin vorig jaar beter de weg ken in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis dan ik ooit had willen weten. En mijn vriendin is dan nu genezen, maar ik heb momenteel nog meer dan een handvol mensen in mijn directe omgeving die met die ziekte te kampen hebben. Dan komt een gezellig en vrolijk bedoeld ‘kankerlekker’ gewoon even niet zo lekker bij me binnen.

Want ik weet dat zo’n studentje het echt niet lullig meent als hij mij enthousiast over iets vertelt en lyrisch roept hoe ‘kankervet’ zijn weekend was. En ik ben alles behalve een woke dominee die iedereen wel eventjes gaat vertellen hoe het allemaal hoort. Alsjeblieft niet en we hoeven echt niet met Middeleeuwse spruitjestaal te schelden. Zeker omdat ik daarin zelf bepaald geen heilige in ben, maar toch… Een beetje minder met ziektes schelden zou ons allen sieren. Mij dus ook. En laten we sowieso eens iets hoffelijker naar elkaar zijn. Daar wordt de wereld een stuk meer heerlie de peerlie van.

Rodweek 201 Fuck a Duckstore

In de Amsterdamse buurtkroeg in West die ik eind jaren negentig graag frequenteerde kwam altijd een grote gozer met lang haar. Dus nee, het gaat niet over mij. Ik was ‘die kleine’ met lang haar. Hij was ook een brede gast. Een stoere verschijning om te zien. Dus het gaat echt niet over mij. Mario heette hij. Maar op een dag kwam ik daar binnen en de barman keek mij grijnzend aan. ‘Hier, moet je kijken, Rod.’ Hij toverde een Donald Duck uit 1984 tevoorschijn die hij had gevonden. Ik sloeg het blad open bij de brievenrubriek. Ik ben zelf vroeger ook lid geweest van de Donald Duck en het eerste dat ik altijd las was de brievenrubriek. ‘Kijk jij maar eens wie de brief van de week was.’ En inderdaad, daar stond inderdaad de toen 8-jarige Mario uit Amsterdam, met foto erbij. Het was ‘m echt. De brieven begonnen vaak met een aanhef als ‘Lieve Oom Donald’, maar Mario had het wat prozaïscher aangepakt en begon met ‘Lief donzig duckje’ en dan vervolgens een heel verhaal over wat hij allemaal had gedaan in het weekend. Afgesloten met kusjes van Mario. Te lief. De barman en ik hadden er wel lol over en we plakten de brief van de week op een paal bij de bar, zodat iedereen het kon zien. Even later kwam onze Mario zoals gewoonlijk weer met veel bombarie binnen, maar dat werd gauw in de kiem gesmoord door de barman: ‘Zo, lief donzig duckje, gaat alles goed met je? Wil je wat drinken?’ Mario kreeg een kop als een boei toen hij zag wat de barman had gevonden, maar kon er ook wel om lachen. We hebben er nog vaak plezier om gehad.

Van Mario naar een verhaal over eendjes is een kleine stap. Ik kijk vanuit mijn woonkamer uit op een gracht, de Zwanenburgwal om het maar bij gevogelte te houden, en daar zwemmen weleens lieve donzige duckjes. Eenden met hun pasgeboren kroost. Superlief om te zien. Maar nog vaker zie je een ander soort eendjes in mijn buurt. Dat heeft een kleine introductie nodig. Kijk: als je zoals ik in een toeristenbuurt als Amsterdam-Centrum woont dan ben je wel gewend aan veel onzinwinkels. Nutellawinkels, veel te dure kaaswinkels waar ze troep verkopen, stroopwafelwinkels waar je dertien euro voor een stroopwafel betaalt, een overdaad aan hippe koffietentjes waar hipsters hartjes in je cappuccino gieten en je 6,50 voor een kopje koffie betaalt, patatzaken waar om een of andere bullshitreden een rij van honderd meter voor staat en je kunt sinds kort naar de puppy yoga: i shit you not. Ik zie de hoofdstedelijke gekte hoofdschuddend aan, maar goed, als mensen zich willen laten besodemieteren voor al die gebakken lucht: ‘I don’t give a duck… eh.. fuck… Eh fuck a duck! Men doet maar. Waarmee ik dus tot mijn punt kom: de meest onzinnige winkels die er dus in ons toeristendorp bestaan vind ik de duckstores. Winkels waar ze badeendjes verkopen. Badeendjes in allerlei soorten, maten en uitdossingen. In Amsterdam mag je al blij zijn als je een woning hebt, laat staan eentje met een bad. Dus de meeste Amsterdammers vallen al af als clientèle. En bovendien: als je al badeendjes wil: hoeveel wil je er hebben?

OK, ik vind het dus een totale onzinwinkel. Dat kan. Dus ik ga er niet heen en ik verbaas me over mensen die dat wel doen, maar hey, ieder z’n ding. Bij mij om de hoek zit er een. Het is er nooit druk. Mensen komen er even kijken en dan gaan ze weer weg. Ik heb er nog nooit iemand met een tas vol badeendjes naar buiten zien lopen. Eén zo’n winkel in de buurt lijkt me dus rijkelijk genoeg voor de badeendjesfetisjisten onder ons. Maar nee. Weet je hoeveel van die belachelijke duckstores er binnen een straal van een kilometer rond mijn huis bestaan? Vier! Vier fucking badeendjeswinkels! En het waren er tot vorig jaar vijf. We bleken er toch eendje te veel te hebben. En waar betalen al die belachelijke duckstores de huur op absolute A-locaties van? Wat is hun verdienmodel? Of krijgen die gele eendjes daar fiscaal wit spoelinkje? Fuck a duckstore, schiet mij maar lek. Ik heb het concept nooit begrepen en ik verwacht ook niet dat ik het kan, laat staan wil begrijpen.

Het is weer lente, althans volgens de kalender. Hopelijk gaat de zon weer snel schijnen en kan ik binnenkort op de Zwanenburgwal weer echte donzige duckjes zien in plaats van de plastic exemplaren in de duckstores.

Rodweek 193 Nog een keer naar de Roxy?

Tijdens een van mijn dagelijkse wandelingen viel mijn oog op een poster die op een elektriciteitskastje hing. In schreeuwerig zwart-geel werd gevraagd of we nog een keer naar de Roxy wilden, de legendarische club aan het Singel van Peter Giele en allebei al een kwart eeuw ter ziele.

De hartelijkheid en het uitnodigende vond ik zo grappig ironisch aan die poster. Alsof iedereen welkom is. Iedereen die de jaren negentig in Amsterdam heeft meegemaakt weet dat helemaal niet iedereen welkom was in de Roxy. Die hut had een nogal berucht deurbeleid. De twee broertjes stonden er vaak aan de deur. En daar was lastig langs te komen tenzij je bij het clubje chosen few met een felbegeerd Roxypasje hoorde. Of je moest een verdomd lekker wijf wezen. Nou had ik én geen Roxy-pasje en ik was ook al geen lekker wijf, dus ik was kansloos. Hoe je aan zo’n pasje moest komen was het best bewaarde geheim van Amsterdam. Ik was gewoon een jong gozertje gekleed in een vale spijkerbroek, een Nirvana- of De La Soul-shirtje en lopend op sportschoenen. Ik was bepaald niet het prototype gast dat ze binnen wilden.

‘Jij komt er niet in, guppie!’
‘Ga eerst maar eens andere schoenen aantrekken’
‘Op zoek naar meisies? Daar aan de overkant is de Odeon’
‘Besteed jij je geld maar bij de kapper en ga je scheren, dus scheer je weg!’

Dat soort teksten slingerden de broers eruit.

Er was altijd wel een reden om mij en/of mijn vrienden te weigeren dus na een keer of vijf kansloze pogingen was ik daar wel klaar mee. Dan maar niet mee met de Amsterdamse extravaganza. En toen werd het zomer 1998. Ik was op stap geweest geweest in Paradiso, zinnens om naar de Korsakoff te gaan en buiten kwam ik twee jongedames tegen waarmee ik een paar weken eerder een modeshow mee had gelopen! Jawel, die loopbaan op de catwalk heb ik ook nog kortstondig gehad. Het waren twee plaatjes van vrouwen. Champions League materiaal. Twee tienen die als twee elfjes om me heen dansten en die kirrend vroegen of ik mee wilde naar de Roxy. Flinke jongen van 21 die dan nee zegt. Hoewel ik dus al een keer of vijf niet langs de sterke armen van de broertjes was gekomen achtte ik mijn normaal gesproken kansloze kans met deze twee trofeedames aan mijn zijde toch ineens een stuk kansrijker. En dat klopte ook. De meisjes waren, niet geheel onterecht, graag geziene gasten en zij hadden uiteraard zo’n pasje, al hadden ze die niet eens nodig. Natuurlijk kenden die meiden de portiers en in hun gezelschap vormden mijn vale spijkerbroek, mijn grunge t-shirt, mijn sportschoenen, lange haren en ongeschoren bakkes ineens geen enkel beletsel en gingen de armen van de broertjes ineens opzij. En zo betrad ik dan eindelijk de Roxy. Dus dit was het dan. Hier kwam tout hip en extravagant Amsterdam dansen en sjansen. Dit was dus het grote uitgaanswalhalla. Hier was dus de navel van de wereld. En ik stond daar zomaar tussen. En ik werd geflankeerd door twee fotomodellen.

Lang verhaal kort: ik vond er geen reet aan. Dit was niet mijn sfeer.

Na een uur liet ik de mooie meiskes en de Roxy weer achter me en ging gewoon weer naar de plek waar ik me wel altijd thuis voelde: de Korsakoff. Een ervaring rijker en een illusie armer. Ik zou er ook nooit meer terugkeren. De jaren negentig in Amsterdam waren geweldig. Als ik één tijd nog eens over zou willen doen dan is het die tijd. Een stad in alle staten. Korsakoff, Melkweg, Paradiso, Vaaghuyzen, Soundgarden, Maloe Melo, Mazzo, The Minds, Vrankrijk: dat was mijn scene. De Roxy scene was totaal niet aan mij besteed, dat vermoeden had ik al, maar ik wilde het toch graag even zelf zien.

Een jaar na mijn korte bezoek fikte de Roxy af. Op de begrafenis van Peter Giele nota bene vatte de hut vlam door onvoorzichtigheid met vuurwerk. Ironisch omdat zijn levensmotto was dat het ene vuur het andere vuur aanstak.

De ‘Rookzie’ noemden we het een beetje flauw smalend, nadat de tent in rook was opgegaan. Maar ik verwijt de broertjes niks. Dat mijn vrienden en ik er altijd werden geweigerd was achteraf begrijpelijk. Dit was gewoon niet onze wereld, dat wisten wij en dat wisten zij nog net iets beter. Maar omdat ik altijd geweigerd werd wilde ik het toch per se eens zien.

Maar nog een keer de Roxy? Nee, dank je. Nog een keer de Korsakoff? Ja, graag! Gelukkig zijn er eens in de zoveel tijd nog Korsakoff revival feestjes en ben ik weer even terug in mijn favoriete tijd. Het wordt trouwens ook wel weer eens tijd!

Een van de portiersbroertjes van de Roxy is inmiddels overleden, vernam ik laatst. Het deurbeleid aan de hemelpoort is helaas een stuk minder streng.

Ho ho ho! Stop niet met lezen. Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor onder de kerstboom? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of de rendieren van de kerstman aan het werk moet zetten.

Rodweek 192 De Cupido van het Waterlooplein

‘De liefde, ach ja, de liefde. Daar zouden ze eens een liedje over moeten schrijven.’ Een prachtige quote van Theo Maassen die ik zelf graag gebruik. De liefde: het kan je laten opstijgen en laten vliegen, maar het kan je ook laten neerstorten in een diep ravijn. Ik weet er alles van als voormalig brokkenpiloot in de liefde.

Als barman heb ik als stiekeme voyeur liefdes zien ontstaan en ontluiken als een mooie bloem of totaal zien verwelken als een plant die te lang geen water heeft gehad. En alles daar tussen in. Ik herken een Tinder-date op een kilometer afstand. De ietwat schichtige om zich heen kijkende man of vrouw die kijkt of de date er al zit. De blije blik die zegt ‘Jaaa, precies zoals op de profielfoto!’ of de blik van teleurstelling als blijkt dat de date een profielfoto van veel te lang geleden heeft gebruikt. Alsof je een mooi hotel hebt geboekt, maar per ongeluk in de hotelgids uit 1986 hebt gekeken en nu naar een oud vervallen gebouw zit te kijken.

Of je ziet de mensen die overduidelijk op een one night stand uit zijn. Dat ze de deur uitlopen en dat je denkt ‘als dat geen neuken wordt…’ Of mensen die lust met liefde verwarren. Zo eentje was ik er vroeger zelf ook nog weleens, dus ik herken dat gedrag onmiddellijk.

Maar ik ben na een lange en intensieve zoektocht inmiddels compleet gelukkig in de liefde en dat gun ik iedereen. En ik help ook graag. Soms bewust en soms onbewust.

Zo was ik gisteren aan het werk in Café Waterlooplein 77. Een mooie oude kroeg in de Amsterdamse binnenstad. Het café is een mooie mengelmoes van buurtbewoners, lokale dronkaards en vooral veel studenten van de Film- en Theateracademie die om de hoek zit. Als ik 25 jaar jonger was geweest had dat zomaar een van mijn jachtgebieden kunnen zijn. Ik was echt een jager. Altijd op zoek naar een prooi. Die onrust heb ik gelukkig niet meer.

Op tafel 3 zaten een jongeman en een jongedame. Ik schatte ze eind twintig. Terwijl ik aan het werk was observeerde ik ze een beetje. Ze waren aardig tegen elkaar, maar ook wat aftastend. ik vermoedde een date. Maar ineens werd zij wat verwijtend naar hem. Er werd met vingers gewezen. Ze verhief haar stem. Hij bleef cool, maar niet op z’n gemak. OK, die kennen elkaar dus langer, constateerde ik. Ik was tussen het serveren van de drankjes door een beetje mijn eigen playlist aan het samenstellen. Mooie liedjes. Ik zette ‘Be my Baby’ van The Ronettes op. Een juweeltje uit de jaren 1964. Ineens ontdooide de jongedame en er werd zelfs ineens gezoend. Met tong. Er werd in elkaars ogen gekeken en ik zag dat ze lieve woorden tegen elkaar uitspraken.

De jongedame rekende af. ‘Dank je wel dat je dat liedje van The Ronettes opzette. Je hebt zojuist onze relatie gered. Ik wilde het namelijk vanavond hier met hem uitmaken. Maar dit is ons liedje en toen smolt ik. Ik wil het nog een nieuwe kans geven.’
‘Heel goed lieverd. Jullie zijn hartstikke leuk en knap samen. Wees lief voor elkaar!’, zei ik met enige senioriteit, terwijl ik zelf ook een beetje smolt.

En daar liepen ze gearmd de deur uit. Nog even zoenen op de stoep. En ik dacht heel lief: ‘Als dat geen neuken wordt…’

Iets later op de avond zat er een ander stel aan de bar. Ik kende ze al van een eerder bezoek. Ook leuke mensen van rond de dertig. Zij was ijskoud en bitchy tegen hem. Hij werd gefusilleerd met een mitrailleursalvo aan verwijten en hij keek mij af en toe een beetje wanhopig aan met een blik van ‘Broer, wat doe ik fout?! Help me!’ Uiteindelijk bleven zij samen als enige gasten in het café over en toen besloot ik, aangemoedigd door mijn eerdere succes als Cupido, eens te kijken of ik nog eens raak kon schieten. Ofschoon mijn schone wederhelft weleens anders beweert: zo romantisch als mij worden ze niet vaak gemaakt!

Even de helpende hand bieden. Ik richtte mij tot de dame die chagrijnig en ijzig aan de bar zat, terwijl haar vriend op het toilet wat warmers in zijn hand nam: ‘Lieverd, wat is jullie favoriete liedje? Echt jullie liedje.’
De ijskoningin ontdooide ineens en straalde: ‘Groot Hart van De Dijk’
‘Dat is inderdaad een prachtig nummer van misschien wel de mooiste Nederlandstalige band ooit’, zei ik.

Ik zette het liedje op en toen kwam haar vriend van het toilet. En ook hij straalde ineens. We zongen het lied met z’n drieën mee en proostten nog met een drankje. Daarna moest ik sluiten en moest ik het lot aan de liefde overlaten. Ze keken ineens weer verliefd naar elkaar. Ik wenste het stel een mooie nacht en veel liefde toe. ‘Wel lief doen voor elkaar nu, oké?, voegde ik er met mijn romantische senioriteit nog even aan toe’. Het stelletje liep gearmd de deur uit en ze zoenden innig op de stoep. En ik dacht heel lief: ‘Als dat geen neuken wordt…’

En blij en tevree dat ik op één avond twee relaties gered had sloot ik de hut af en liep weer naar huis, waar mijn eigen meisie in bed op me lag te wachten. Ik neuriede ‘Be my Baby’ van The Ronettes en dacht heel lief ‘Ja, het is toch fijn dat er weleens mensen liedjes over de liefde hebben gemaakt. Als dat geen…’

Ho ho ho! Stop niet met lezen. Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor onder de kerstboom? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of het paard van Sinterklaas aan het werk moet zetten!

Rodweek 191 Brrrussel

Het is elk jaar weer spannend. Zodra de loting voor het Europese avontuur van Ajax bekend is gaan de raderen bij mijn vrienden en mij draaien. Er zijn drie steden waar we dan uit kunnen kiezen. We zoeken het liefst de leukste stad uit, of anders een stad waar we toevallig allemaal tegelijk heen kunnen. Hoe ouder we worden en hoe meer verantwoordelijkheden er komen hoe lastiger het wordt om een trip te regelen, maar toch slagen we er al jaren in om minimaal een keer per seizoen met elkaar op Europese uittrip te gaan. En zo hebben we samen al flink wat van Europa gezien met Ajax.

Dit jaar viel de keuze op Marseille. Niet dat we Marseille nou zo’n toffe stad vinden, maar omdat het simpelweg de enige stad was waar we allemaal tegelijk konden zijn. Even een paar dagen uit de tentakels van het gewone dagelijkse leven ontsnappen. We waren dit keer wel zo slim om een annuleringsverzekering te nemen, want de situatie in Frankrijk wil nog wel eens vervelend zijn. En ja hoor: het dreigingsniveau in Frankrijk staat vol op standje ‘aan’ en Marseille is sowieso een ruige stad, dus Ajaxsupporters waren niet welkom. Jammer, maar helaas. Voor het eerst in flink wat jaren ging onze trip niet door. En na de winterstop is het maar afwachten of onze club nog Europees actief is én of wij überhaupt meekunnen.

Jammer. Gelukkig belde mijn vriend Luuk me gelijk op of ik dan interesse had om mee te gaan met een trip van Santos Magazine. Er ging ook een groep gozers uit Amsterdam en Rotterdam mee die mij zeer welbekend zijn. Met een hele ploeg voetbalnerds naar twee wedstrijden op een dag in België, RWDM-Charleroi en Antwerp-Leuven. Een mooi Plan B! Hartstikke leuk, maar de trip was helaas al volgeboekt. Van plan B door naar plan C: ik boekte van het geld dat ik van de Marseilletrip terugkreeg een weekendje Brussel voor mijn vriendin en mij en dan konden we in elk geval mee naar de Brusselse wedstrijd! RWDM is een kleine club in België, een laagvlieger, dus kaartjes aan de poort kopen moest geen probleem zijn. Toch nog een buitenlandse voetbaltrip!

Het hotel dat ik had geboekt lag niet al te ver bij het stadion van RWDM in Molenbeek vandaan, pal achter station Brussel-Noord waar we aankwamen met de trein. Nou schrik ik niet snel en hoeven steden van mij echt niet aangeharkt te zijn, maar vergeleken bij Brussel-Noord zijn de slechtste buurten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam paradijselijke oorden. Wat een naargeestige gribus. Ik was weleens eerder in Brussel geweest, maar toen verbleef ik in de stedelijke grandeur van het centrum. En ik heb niks tegen buitenwijken, sterker nog, die vind ik vaak leuker omdat die vaak meer echt de stad ademen en geen toeristenfuiken zijn, maar Brussel-Noord raad ik niemand aan.

Enfin, de wedstrijd was om 16.00 dus nadat Mo en ik in ons matige hotel hadden ingecheckt togen wij met de bus naar het stadion. Ruim op tijd om de Santos-bus op te wachten, een kaartje te kopen en iets te eten. Vanuit de Santos-reis was één deelnemer afgevallen dus er was een kaartje over. Hoefden we er nog maar eentje zelf bij te kopen. Top!

RWDM-Charleroi, een wedstrijd tussen twee degradatiekandidaten. Vergelijkbaar met een affiche als Volendam-Vitesse op dit moment. Wij liepen naar het hek om wat suppoosten te vragen waar we een kaartje konden kopen. Antwoord: kon niet!!! Dit degradatiepotje werd gezien als een risicowedstrijd, dus het was sinds de avond ervoor niet meer mogelijk om nog een kaartje te kopen. Mooie klotezooi. Waren we hiervoor naar dat aftandse Brussel-Noord gekomen. Ik wilde Mo niet alleen laten, maar zij stond er op dat ik met de jongens mee zou gaan.

Daar kwam de bus met de Santos-boys. Na de hartelijke begroeting moesten we naar de tribunes en daar trok ome Luuk zijn supporterstrukendoos open. Iedereen had immers een kaartje behalve Mo en Luuk probeerde met een combinatie van Frans en Engels (Hoewel Brussel tweetalig is heb je aan Nederlands weinig in Brussel) aan de suppoost duidelijk te maken dat ‘Madame Mo’ haar kaartje was kwijtgeraakt. Mo trok er een Oscarwinnares-waardig droevig gezicht bij, de suppoost trapte er in en Mo mocht met ons doorlopen. Een prachtige glipactie van mijn Leidse Glibber!

In het stadion, vergelijkbaar met een stadionnetje als dat van RKC, was het ijskoud. Brrr! En het voetbal was ook allesbehalve hartverwarmend. Sterker nog, iedereen van onze groep (allemaal voetbalsupporters die al een lange loopbaan op de tribunes hebben) was het over eens dat dit echt de allerslechtste voetbalwedstrijd moet zijn die er ooit is gespeeld. De kans dat je de loterij wint is groter dan dat je ooit zo’n beroerde wedstrijd voor je kiezen krijgt. Het was dus ijskoud, maar voor de tweede keer trad Luuk op als reddende engel voor mijn meisie: hij had teenwarmers bij zich! Dus Mo had lekkere warme voetjes.

De wedstrijd eindigde logischerwijs zoals die begonnen was: 0-0, vrijwel geen kansen gezien. De beide ploegen hadden dit beter schriftelijk af kunnen doen. Ik keek naar mijn koukleumende meisie en dacht: ‘Kolere, die moet echt wel van me houden als ze zelfs hier met me mee naar toe wil gaan.’

Na afloop van deze moeder aller baggerwedstrijden gingen de Santos-mannen weer verder door naar Antwerp FC en Mo en ik gingen weer terug naar Brussel-Noord. Tijd om wat te eten. Punt is alleen dat er in onze best lange straat, de Rue de Brabant, alleen maar smoezelige snackbars, kebab- en dönertenten waren. Allemaal niet erg uitnodigend, maar we hadden echt wel trek. We kozen een willekeurige hut uit. Ik heb zelf het grootste deel van mijn leven in Amsterdam-West gewoond: dat soort achenebbisj tentjes kunnen zomaar juweeltjes zijn waar je de lekkerste hamburger ooit eet. Ik heb in Bangkok in een achterbuurt fantastisch gegeten in een restaurant waar je je hond niet eens zou laten schijten en in Madrid in een morsig restaurantje in een achteraf steeg de beste gazpacho ooit gegeten, gemaakt door een tandeloos oud omaatje. Lang verhaal kort: zo was het niet in Brussel-Noord. Ik ben absoluut geen snobistische connaisseur en ik kan uitstekend op goed snackvoer leven, maar dit was de meest gore hamburger en de meest vieze patat die ik ooit heb proberen te eten. Geprobeerd dus. Na twee happen was ik er klaar mee, Mo hield het iets langer vol. Het lekkerste van het menu was het blikje cola dat we erbij namen.

Voor een enigszins redelijke ontbijttent was het de volgende ochtend ook nog flink zoeken. Om mijn meisie toch te overtuigen dat Brussel best leuk is namen we de trein naar Centraal Station. In drie minuten reis je van gribus naar grandeur. Brussel heeft een mooi centrum, we kregen eindelijk fatsoenlijk eten, maar het was alleen zo stervenskoud dat we toch eerder weer terug naar Amsterdam zijn gegaan.

Het was brrr in Brussel, maar we geven Brussel in de lente of zomer weer een nieuwe kans. Alleen dan niet in Brussel Noord. Hoewel Brussel Noord in die zin uniek was dat ik er de slechtste wedstrijd ooit heb gezien, het goorste hamburgermenu aller tijden heb gegeten en dat het in West-Europa de meest smotsige buurt is waar ik ooit ben geweest. En die herinnering is ook wat waard. Anders heb ik tenslotte niks meer te schrijven.

Hohoho, nog niet stoppen met lezen! Wil jij nog een origineel en gesigneerd kerstcadeau voor onder de boom of heb je mijn bundel Lockdownsyndroom per ongeluk nog niet zelf gekocht? Dat kunnen we regelen. Ik heb nog een aantal exemplaren liggen. Voor 15 euro kun je het afhalen in Amsterdam-Centrum en voor 19,50 stuur ik het naar je op. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]


Rodweek 190 Circus Pff…

‘Oh nee, Rod, doe het niet, doe het alsjeblieft niet, hou je in, hou nooouuuuu iiihhiiiin, lieve ome Rod, ouwe dibbes! Dit wordt alleen maar gezeeeiiiiheeeik en geklooooohoooot!’, dacht ik nog voor het schrijven van deze column. Maar ik doe het toch: een column schrijven over politiek. Ik probeer me op mijn socials doorgaans zo ver mogelijk van politieke onderwerpen te houden. De reden is dat het, zeker als je een uitgebreide contactenlijst op die socials hebt, met mensen van diverse politieke pluimage (ik sluit niemand om politieke voorkeuren uit, tenzij het echt radicale gekken zijn) te maken hebt. En daar zitten dan ook altijd net iets te fanatieke internetschreeuwers tussen die hun meninkje er door willen persen. Die via hun toetsenbord gaan blèren tegen mensen die ze in het echte leven niet kennen. De zogenaamde toetsenbordhelden, u kent ze wel. Ik ook helaas. En daarom prefereer ik om mijn socials gewoon zoveel mogelijk te vullen met leuke en gezellige onderwerpen. Poezenplaatjes, columns, aptoniemen, foto’s of leuke columnquotes uitproberen. Ik heb wel meer te doen dan semantische discussies aan te gaan met mensen met wie ik het toch nooit eens word en ik heb ook geen tijd en geen zin om domme fitties tussen mensen op mijn tijdlijn te modereren.

Maar vandaag wil ik het dus even wel over ‘de polletiek’ hebben. Ik werd vanmorgen, net als iedere andere Nederlander wakker in een land waarin de PVV de grootste partij is. Dat is bizar. Dat ik het nog mee moet maken. 2023 is een raar jaar. Ajax heeft laatste gestaan en de PVV heeft ineens de grootste lul: hoe dan?!

In het geval van Ajax is het simpel: wanbeleid en de lul van Marc Overmars. In willekeurige volgorde. De PVV de grootste: wanbeleid van de VVD. Dertien jaar ‘kutte onder Rutte’ die grote onvrede onder de bevolking tot gevolg hebben gehad. Dat de PVV gisteravond de grootste partij is geworden is zoals je dat in het Engels mooi zegt: ‘An accident waiting to happen.’ Rutte heeft het verkut, veel mooie praatjes, lekker alles weglachen, maar ondertussen kunnen veel mensen amper hun boodschappen betalen en kan vrijwel niemand meer een woning vinden. En die lieve Dilan Yesilgöz met haar brugklasstem doet ook alleen maar loze beloftes waar niemand iets voor koopt. Mensen zijn klaar met dit soort gelul en ik snap het. De oude politiek had de macht en die hebben ze door hun eigen salonfähigheid zelf uit hun poten laten kletteren. De arrogantie van de macht. Het heeft zich nu tegen zich gekeerd. En dan kan ik als linkse stemmer heel hard gaan huilen dat het allemaal zo gemeen is en boehoehoe, maar de uitslag van gisteren kon je van minimaal tien kilometer zien aankomen. En hij was nog harder dan iedereen kon denken.

De PVV is een monster en dat monster voedt zich met onvrede. En laat die onvrede nou toevallig net in overvloed aanwezig zijn in ons landje. Het monster vreet z’n buikje rond. En dat hebben de gevestigde partijen aan zichzelf te danken. Je kunt PVV-stemmers niet zomaar als domme xenofobische boeren wegzetten. Het is gewoon de teleurgestelde arbeidersklasse die zich niet meer kan vinden in de oude linkse politiek. En hoe win je deze mensen weer terug? Bijvoorbeeld door minder in oude links/rechts-dogma’s te blijven hangen.

Ik zal van mijn leven nooit PVV stemmen. En ook geen VVD. Ik ben ook een gozer uit de arbeidersklasse en iemand die het beste voorheeft met iedereen, dat laatste mis ik nogal eens bij rechtse partijen. Die zitten er vooral voor zichzelf. Pluchepakkers. Kom je dus al snel uit bij de linkervleugel. Groen Links/SP, dat is mijn hoek, hoewel ook niet in alles. PvdA is al jaren VVD-light. En uitgerekend die gingen samen met Groen Links. Daar had ik in het begin nog wel wat verwachtingen van maar toen Frans Timmermans aan het roer kwam wist ik genoeg. Frans Timmermans is de ultieme salonsocialist, met z’n enorme 17 kamer-huis, z’n dikke pens, z’n royale salaris, bonussen, wachtgeld en de privéjet waarin hij graag met vriend Diederik in vliegt. Links lullen, rechts zakkenvullen en geen idee hoe arbeiders leven en sappelen. Joop den Uyl zou zich in zijn graf omdraaien. En toch heb ik op die fusiepartij gestemd. Niet op hem, natuurlijk niet, maar op een Groen-Linkse mevrouw uit die partij. Ik heb met frisse tegenzin op die partij gestemd, Alsof je verplicht een hapje uit de kattenbak moest eten. SP is te klein en ik wilde per se niet dat Wilders het zou worden. Ik ben dus gewoon zo’n lul die strategisch heeft gestemd. Mijn hart zegt SP.

Ik heb de debatten gevolgd. Omzigt hield zich staande maar is iets teveel een christelijke schoolmeester die te ver van het volk afstaat, Dilan vertelde vooral graag hoe ontzettend klaar ze er voor is en strooide met wat loze beloftes net als haar voorganger en Frans Timmermans was de hopeloze verliezer met z’n gegoochel over cijfers en z’n klimaatstokpaardje. Maar wie liep er na elk debat lachend en als glansrijke winnaar de studio uit: Geert Wilders. Wat je ook van de man vindt: hij is een geweldige debater en altijd goed voor een mooie one-liner. Zo moest ik best wel lachen toen hij de bolbuikige Timmermans in het VI-debat voor joker zette: ‘U kunt wachten tot u een ons weegt, mijnheer Timmermans. Maar dat kan in uw geval wel even duren.’ En hij sloeg ze allemaal links en rechts om de oren met hun eigen uitspraken. Hij won die debatten fluitend. Daar heeft hij geweldig mee gescoord in het land.

Mijn bezwaar tegen Wilders is dat ik nooit zou stemmen op iemand die mensen uitsluit (in zijn geval met name de Moslimgemeenschap) en discrimineert. Iemand die woorden als ‘kopvoddentax’ in de mond neemt. Iemand die polariseert in plaats van verbindend is. Dat is niet mijn volk.

Wie wel mijn volk is is mijn gabber Mounir die ik al bijna dertig jaar ken. Mounir is geboren in Marokko, opgegroeid in Amsterdam-Oost en net zo Nederlands en Amsterdams als ik, maakt net zulke platte grappen als ik, maar vergeet nooit zijn Marokkaanse roots. En hoewel hij moslim is drinkt hij ook graag een biertje met mij. Dan kijkt Allah maar even niet. ‘Hutspot met couscous’ noemde ik hem laatst toen ik hem sprak in zijn nieuwe woonplaats Amersfoort. Mounir schrijft ook en op een hele leuke verbindende wijze. Ik moet altijd erg lachen om zijn geschreven dialogen tussen Mounir en zijn Nederlandse tokkiebuurman Arie. Arie spreekt Mounir steevast aan met ‘Ali Baba’ of ‘Kameel’, maar ondertussen hebben ze tijdens hun gesprekken ook lol met elkaar en zien ze elkaars positieve kanten en respecteren ze elkaars cultuur. Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar.

Mounir vertelde over zijn helaas overleden vader die bij de eerste lichting Marokkaanse gastarbeiders hoorde (‘toen vonden ze ons nog leuk’, lachte Mounir bitterzoet). ‘Mijn vader had een pleurishekel aan die Marokkaanse straatcrimineeltjes die de boel liepen te verzieken in de buurt. Die jochies maken alles stuk wat wij hebben opgebouwd. Ze hebben geen idee hoe goed ze het hier hebben.’ En dat is waar de oude politiek veel op heeft verloren.

Dat verbindende wat Mounir heeft heeft Wilders niet en dat gaat ie ook niet meer krijgen op z’n oude dag.

Daarnaast ís PVV Geert Wilders. En niemand anders. Net als dat de LPF alleen Pim Fortuyn was en FvD alleen maar Thierry Baudet is (inmiddels een marginaal splinterpartijtje). Toen Fortuyn door een extremistische idioot werd vermoord werd pijnlijk duidelijk dat er onder hem alleen maar kneuzen zaten (weet je nog, sukkels als Mat Herben en Herman Heinsbroek) en in de PVV zitten types als Fleur Agema, die engerd Dion Graus en nog een stapeltje brandhout. Mocht Wilders onverhoopt iets overkomen dan is die partij dus overgeleverd aan mensen die hem totaal, maar dan ook totaal niet kunnen vervangen.

Onder de zetel van Wilders zitten alleen maar clowns. Ik heb clowns nooit leuk gevonden. Weet je wat het is, je kunt de clowns wel naar het Torentje brengen, maar dat maakt ze geen regeerders. Het maakt van het Torentje een circus. Het doodvermoeiende Circus Pff…


Rodweek 189 Ouwe en Dibbes

Nadat onze lieve kat Eva in maart naar de kattenhemel en de eeuwige vogeltjesjachtvelden vertrok kregen we direct allerlei lief bedoelde aanbiedingen van mensen die nestjes kittens hadden of die een lieve kat wisten die een goed huis zocht. Hoe goed en lief bedoeld ook: we hadden nou niet gelijk zin om een andere kat in huis te nemen. Totaal niet zelfs. Eva was nog niet eens koud en gecremeerd. En daarbij was Eva geen broodrooster. Als je broodrooster stuk gaat zorgt dat als het goed is voor niet al te heftige emoties en dan koop je dezelfde middag nog een nieuwe. Dat werkt met een kat die bijna vijftien jaar bij me heeft geleefd net even anders. Eva was een heel belangrijk lid van ons huishouden en die vervang je niet zomaar even één op één. Mensen die dat niet snappen hebben nooit huisdieren gehad.

Er staat natuurlijk geen tijd voor. Het verdriet had gewoon even tijd nodig om te slijten en we wilden te zijner tijd echt wel weer een kat. Het liefst twee, een duo. In de zomer hebben we twee keer drie weken op de katten van een vriendin van ons gepast. En toen merkten we dat we er ook wel weer aan toe waren om zelf weer liefde en een warm huis te geven aan katten. We waren er vrij snel uit dat we twee poezen van de Poezenboot wilden adopteren. De Poezenboot vangt jaarlijks meer dan tweehonderd vondelingen, zwerfkatjes, gedumpte, weesjes of afgestane katten op. Maar omdat we eerst nog op vakantie gingen tilden we het daar overheen.

Vorige week donderdag bedachten we het: we gaan zaterdag naar de Poezenboot, die ligt al zo’n halve eeuw aan het Singel, vlakbij Centraal Station, dus dat is mooi om de hoek van waar wij wonen en we steunen er ook nog een goed doel mee en dat vinden we ook belangrijk, stelletje deugers die we er zijn! De Poezenboot wordt goed bezocht. Bij voorkeur moet je ook een afspraak maken. Soms komen er mensen gewoon gezellig kijken naar de poezenbeesten. En soms komen er andere mensen zoals wij die echt op een missie zijn. Wij kwamen op de bonnefooi en we hadden het geluk dat er nog een tijdslot vrij was.

We kwamen binnen in de ruimte waar de katten wonen. Een zwart-witte kleine kat speelde wat onhandig met een snoepje. Mo vond hem gelijk leuk. Even later ging diezelfde kat bij een nog kleiner zwart-wit katje liggen en hij begon haar te liefdevol te wassen. Zonder zich druk te maken over de vreemde mensen in de omgeving. Totaal relaxed. Dan ben ik dus gelijk om. Mo wist zonder naar me te kijken meteen dat ik bij die aanblik smolt als een Cola-calippo in de Sahara. Ze weet dat ik in dat opzicht een zwakke pussy ben. ‘Wij willen deze twee’. We hadden ze amper vijf minuten gezien en we waren allebei smoorverliefd. Daar hielp geen lieve moedertje meer aan. Deze twee móésten naar ons. En naar niemand anders. Hoe dan ook.

We konden het dynamische duo niet gelijk meenemen. We moesten nog even op de reservebank plaatsnemen. Er waren nog twee andere gegadigden die interesse hadden in één of beide poesjes. Die mensen zouden de volgende dag om 10.30 komen kijken en konden dan dus zomaar besluiten om ‘onze’ katten te adopteren. Wij konden rond 11.45 bellen. Mo en ik schoten meteen vol in de stress. Onderweg naar huis bespraken we hoe we dit rampscenario konden voorkomen. Mes tussen de tanden.

‘Godverdomme. Het zal toch niet dat die andere mensen onze katten….’
‘Nee. 10.30 toch? We kunnen ze ook opwachten bij die boot.’
‘Ja, praten we het uit hun hoofd.’
‘Of we zeggen dat ze niet meer beschikbaar zijn.’
‘Of we zeggen dat ze ziek zijn.’
‘Of we slaan die lui gewoon in elkaar.’

Er ging van alles door onze hoofden, maar uiteindelijk hebben we, stijf van de zenuwen, tot de volgende dag 11.45 gewacht en gebeld. En daar kwamen de verlossende woorden van de lieve Poezenboot-vrijwilligster: ‘Ze zijn van jullie!’ Deze twee huistijgers waren echt maatjes op de Poezenboot en moesten bij voorkeur ook als duo geplaatst worden en dat was dus precies wat wij ook wilden! Wij zielsgelukkig en de Poezenboot was ook blij dat ze bij ons kwamen. We konden ze de volgende dag ophalen.

En aldus geschiedde. Sinds maandagochtend 10.15 lopen Ouwe en Dibbes door hun nieuwe huis en het gaat fantastisch. Ze lopen hier nu dus twee dagen rond en ze bewegen zich alsof ze nooit ergens anders hebben gewoond. Het zijn allebei ontzettende vreetschuren, ze zijn zindelijk, ze komen op schoot, ze slapen bij ons op bed, ze zijn aanhankelijk en totaal niet schuw. Ze leven hier nu twee dagen en het lijkt alsof het nooit anders is geweest. Ze zijn allebei zeven maanden oud. Ouwe is twee weken jonger dan Dibbes, maar je gaat een dame natuurlijk geen Ouwe noemen. Hoewel… Hoe kwamen we aan deze namen: wel, dat is omdat ‘ouwe’, ‘dibbes’ of de combinatie ‘ouwe dibbes’ al decennia lang tot mijn favoriete liefkozende aanspreekvorm van mensen en dieren (m/v/x) behoren. Er lopen tot in Canada en Thailand kelners rond die zich nog weleens afvragen ‘what the hell ouwe dibboes’ is. Alles en iedereen kan bij mij een ouwe dibbes zijn. Ik gebruik het ook als bijvoeglijk naamwoord. Als we een taxi nodig hebben en dan zeg ik ‘laten we die ouwe taxi-dibbes’ even bellen of ‘hoe laat komt de ‘loodgieter-dibbes?’. Of een zin als: ‘weet je die gozer nog die bij ons werkte, hoe heet ie nou, die ene dibbes…’ Het komt eigenlijk uit de goeie ouwe Melkwegtijd (jaren negentig) waar toen met name Milo, Jay en Jiri zo ongeveer iedereen met een hartslag (m/v/x) ouwe dibbes noemden. Het is bij mij langzaam maar onuitwisbaar in mijn vocabulaire geslopen.

En nu kunnen we dus de hele dag ‘ouwe’ en ‘dibbes’ roepen naar onze prachtige nieuwe gezinsleden. We overwegen om aangifte te doen bij de politie want ze hebben onze harten gelijk gelijk gestolen! Ouwe en Dibbes zijn ongeveer een maand na Eva’s overlijden geboren. En zonder als een gekke spirituele ouwe zweefdibbes over te willen komen (natuurlijk geloof ik niet in kattenhemels en eeuwige vogeltjesjachtvelden, ben je gek?!) lijkt en voelt het bijna alsof Eva die twee naar ons heeft gestuurd.

En Eva, mijn lieve ouwe dibbes, zag dat het goed was.

Yoooo pssst! Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor Sinterklaas? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of het paard van Sinterklaas aan het werk moet zetten!

Rodweek 188 Kretenzer Kronieken 6 Tatu Tatu!

‘’Tatu Tatu!’’ of ‘’Wieuw! Wieuw! Wieuw!’’ Het zijn geluiden die zich niet makkelijk in woorden laten vangen, maar je zult begrijpen dat ik hier het geluid van politie, ambulance of brandweer probeer uit te drukken. Geluiden die in Amsterdam bij de dagelijkse stadsgeluiden horen maar die hier in Agia Galini volstrekt niet bestaan. De gemiddelde inwoner van Galini kent het geluid van een politiewagen alleen van de TV. De politiepost zit een paar dorpen verderop, Dus als je winkel wordt overvallen dan is de gemene pikkedief voordat de smeris ter plaatse is ‘m allang weer via de bergen gesmeerd. Je huis in de fik? Beter ga je zelf blussen of snel wegrennen, want voor dat de brandweer er is kan het ook wel even duren. Je poot breken? Anderhalf uur naar het ziekenhuis in Heraklion. Moet je wel de mazzel hebben dat je iemand met een auto kent. Hartaanval? Hopen dat er iemand kan reanimeren anders is het gewoon einde oefening ouwe! Agia Galini is prachtig, maar je moet er niet aan denken dat je hier wat overkomt. Stel dat wij hier tijdens de ziekte van mijn meisje hadden gewoond, dan dat had de situatie nog aanzienlijk moeilijker gemaakt dan die al was. Elke week of soms elke dag anderhalf uur heen en terug naar Heraklion in een niet al te hygiënisch ziekenhuis. Wat dat betreft hou ik heel erg van de gemakken van een stad. En met de lusten van de stad neem ik de lasten ook voor lief. In een stad als Amsterdam wonen is een keuze. En in een toeristische binnenstad wonen zeker. Ik kies daar voor. Graag. Met alles wat erbij hoort.

Politie is in Galini niet echt nodig. De paar honderd mensen die er wonen stelen niet van elkaar en de toeristen zijn geen opgeschoten agressieve jongelui, zakkenrollers of oude vrouwtjes berovend straattuig. Die hebben gewoon echt niks te zoeken hier. Dat spul zit allemaal lekker in het noorden bij Chersonissos en dat soort ”feestoorden”. Vorige zomer was de discotheek in Galini heropend na een tijd leeg te hebben gestaan. Stel je bij die danserette niet te veel voor. Mo en ik zijn er één keer geweest en hielden het na twee beleefdheidsdrankjes maar voor gezien. Nu was de discotheek alweer gesloten. Een van de redenen: er was een vechtpartij geweest en daar schrok de eigenaar zo vreselijk van dat de hut gelijk weer werd gesloten! Ik heb bijna twintig jaar in de Melkweg gewerkt. Dan kon die lieverd bij ons de tent bijna elke week wel sluiten.

De enige vorm van straatgeluiden die je in Galini hoort: de blaffende honden die bergopwaarts wonen en tegen elkaar in blaffen en de straatkatten die in bendes in de straatjes van Galini allemaal hun eigen territoria hebben en regelmatig met flink veel lawaai met elkaar vechten. De enige levende ‘streetwise’ wezens in Galini zijn de straatkatten, met littekens en happen uit oortjes. Dat zijn de grootste gangsters van Galini.

Galini is in alles anders dan Amsterdam en hoeveel ik ook van Amsterdam houd: die totale relaxtheid, niet continu die grotestads-antenne voor brutale hufterigheid, onbeschoftheid of ander sfeerverlagend gedrag aan te hebben hoeven staan is een paar weken per jaar heel erg fijn.

Wij gaan morgen weer terug naar Nederland. Het schijnt koud pokkenweer te zijn. Blij dat we onze zomer nog even met twee weken hebben kunnen verlengen. Morgenavond hebben we geen zon (echt twee weken goeie zon gehad), geen joelende honden, vechtende kattenbendes meer, geen ultraverse vis en geen kannen halve liters wijn voor zes euro meer.

Vanaf morgen zijn we gewoon weer in ons eigen rare, mooie, criminele, regenachtige, koude, veel te dure Amsterdam, waar je vaak minimaal zes euro voor een matig inschonken glas wijn betaalt waarbij de bodem van je glas amper nat is (tenzij ik ‘m voor je inschenk natuurlijk!). Maar we worden donderdag wel weer wakker met ons schitterende uitzicht op de Zuidertoren en het vertrouwde ‘’tatu-tatu!’’ en ‘’wieuw-wieuw-wieuw!’’ En daar kijk ik toch ook wel weer naar uit. Als je begrijpt wat ik bedoel.

Voor Kretenzer Kronieken 1 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 2 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 3 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 4 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 5 KLIK HIERO

Nog een lekker boek kopen voor de koude herfstdagen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdowsyndroom liggen! 15 piek als ‘m afhaalt in het centrum, 19,50 als ik ‘m naar je opstuur. Laat een reactie achter of mail naar [email protected]