Rodweek 179 Niks is onmogelijk

Stel je de volgende vergelijking voor: wereldkampioen voetbal Argentinië met Messi in de basis speelt tegen Andorra. Niets meer dan een verzameling postbodes, vuilnismannen, studenten en pizzabakkers uit een dwergstaat. Het decor is een kolkend stadion La Bombonera in Buenos Aires. Als je de toto voor een joet (tientje) moet invullen vul je blind een 1 in. Winst voor de thuisploeg. Daar win je niet veel op. Hooguit 10,05. Stuivertje winst. Zou je een 2 invullen, dus dat die verzameling goedwillende amateurs uit Andorra zou winnen en je hebt het goed: dan krijg je die joet keer duizend uitgekeerd!

Nou, en hier komt dus de vergelijking: op de ambiance na, wij speelden in een sporthal van Oost-Moldavische allure in Noord-Holland, komt bovenstaand verhaal behoorlijk overeen met de meest epische zaalvoetbalwedstrijd die ik ooit heb gespeeld. We schrijven winter 1996. En hoewel dat 27 jaar en dito kilo geleden is waren we niet heel erg afgetraind en van onze voetbalkwaliteiten moesten we het ook niet hebben. Op één jongen na, Edwin. Edje kon een goed balletje trappen. Edje was de vlag op de strontschuit die ons team was. De rest kon er echt geen reet van.

We speelden op een toernooi en de eerste twee wedstrijden gingen al niet heel goed. In mijn herinnering verloren we die allebei. Of misschien eentje gelijk, maar hoe dan ook: we waren bepaald geen favoriet voor de eindzege, zullen we maar zeggen. De derde ploeg in de poule was een team van Surinaamse en Antilliaanse jongens. Allemaal gozers die gruwelijk goed konden voetballen. Ze hadden van onze eerste twee tegenstanders roti kip gemaakt. Grote uitslagen, spectaculaire goals. Eén van de jongens in dat team was Brutil Hosé die ik nog kende van jeugdvoetbal. Brutil was hét grote talent van Ajax A1, het hoogste jeugdelftal van Ajax. Om zijn dure Ajax-benen te beschermen stond Brutil, die normaal gesproken spits was, op goal. Maar zijn matties konden dus ook heel goed voetballen.

De derde wedstrijd in de poule brak aan. Tegen die gasten. Het liep ons dun door de broek. Aangezien ze onze voorgaande tegenstanders al hadden verpletterd als een muisje onder een heipaal maakten we ons niet al te veel illusies. We waren al blij als we de nederlaag onder de 10-0 konden houden.

De wedstrijd begon zoals verwacht. We werden helemaal scheel getikt. Het snot stond ons voor de ogen, maar onze tegenstanders hadden één probleem: die bal ging er niet in. Ze schoten meerdere keren op de paal en de lat en onze keeper Mark keepte in zijn typisch jaren 90 felgekleurde keepersshirt (Denk Jorge Campos, Stanley Menzo) de absolute wedstrijd van zijn leven! Hij ranselde de meest onmogelijke ballen uit zijn doel. Soms met meer geluk dan wijsheid, maar die tellen ook.

Tot ieders verbazing, niet in het minst die van ons, stond het halverwege nog 0-0. De tweede helft begon met hetzelfde spelbeeld: zij waren veel beter. Ineens een uitbraak van ons team: Edje kwam ineens vrij voor keeper Brutil en scoorde brutaal de 1-0 voor ons! We waren uitzinnig, maar waren vol ongeloof. En onze tegenstanders nog meer. Die waren verbijsterd. ‘Hoe kunnen deze gasten….’ Ze werden ook narrig naar elkaar. Schelden naar elkaar als er weer eens een kans werd gemist. De mapangpangs en andere tropische vloeken vlogen over het veld. Hun onderlinge boosheid en frustratie sterkte ons, maar we werden nog steeds weggespeeld. De technische vaardigheid van die jongens was gewoon vele malen beter. De gelijkmaker kon niet uitblijven en en ja hoor, daar kwam ie dan: 1-1. Ze waren eerder opgelucht dan blij.

Nog een minuut of vijf te spelen en ineens stond Edje weer voor de goal, hij haalde vernietigend uit en liet Brutil kansloos: 2-1 voor ons! 2-1! Dit mochten we niet meer weggeven! Het werden de langste vijf minuten van mijn leven. Die jongens wilden natuurlijk niet van een stel kneuzen als ons verliezen en zetten alles op alles. Brutil ging ook, tegen de regels van zijn werkgever, nog even meevoetballen om goals te forceren. Wij vochten met ons leven, schoten ballen de tribune in, gooiden ons voor de kanonskogels van onze tegenstanders en deden alles om tijd te rekken. José Mourinho, de profeet van het lelijke doch effectieve afbraakvoetbal zou trots op ons zijn geweest. Na vijf minuten die een uur leken te duren blies de scheidsrechter het verlossende eindsignaal. Alsof we de Champions League hadden gewonnen juichten we als moegestreden tijgers. We hadden het onmogelijke gepresteerd!

Onze tegenstanders dropen meer dan teleurgesteld af, al waren ze wel zo sportief om ons te feliciteren met onze overwinning en hebben we er in de kantine samen nog hartelijk om gelachen. Ik ben blij dat er nooit een revanchewedstrijd is gekomen want dit hadden ze geen twee keer laten gebeuren, want dan zouden ze ons waarschijnlijk wel met 10-0 de perentuin in sturen, maar deze zege pakte niemand ons meer af.

Hoe ik op deze column kwam: ik ontving toevallig deze week het boek van Maarten Bax over de legendarische Ajax A1 over de jaren 90, de ‘Golden Boys’, waar Brutil deel van uitmaakte. Topscoorder met 39 goals in dat seizoen. De nieuwe Patrick Kluivert werd hij genoemd. Dat soort vergelijkingen vind ik altijd gevaarlijk. Het legt onredelijke druk op een jonge speler. Hoeveel nieuwe Cruijffs, Bergkamps en Kluiverts ik in mijn supportersbestaan als een slap plafonnetje niet heb zien bezwijken door die druk. En geheel toevallig postte mijn vriend Jesse een kleedkamerfoto van dat toernooi. Ik vertelde het verhaal aan mijn vriendin.

Maar enfin, de rest is dus geschiedenis. Brutil werd niet de nieuwe Kluivert. Hij kwam tot acht wedstrijden in het eerste van Ajax en scoorde daarin twee keer. Daarna volgde een weinig succesvolle loopbaan die hem door de eerste divisie en wat marginale buitenlandse clubs voerde. Jammer, ik had hem een prachtige succesvolle loopbaan gegund. Al was het alleen maar om te zeggen dat ik ooit eens van de topscorer van Ajax heb gewonnen. Maar helaas soms loopt het leven anders. En kom op, als je al niet van ons kunt winnen… Die wedstrijd leerde me één ding: niks is onmogelijk in dit leven.


Al het goede komt in drieën

drie

Als ik een top 10 zou maken van de meest geslaagde dagen ooit in mijn leven dan staat 23 november 1998 op de voorlopige koppositie. Als ik die nog eens kan toppen… Het was zo’n dag dat werkelijk alles lukte. Het eerste succes was dat ik werd aangenomen bij de Melkweg en nog dezelfde avond kon beginnen. Ik moest eerst wel nog even zaalvoetballen in Buitenveldert, maar dat was ruimschoots voor het aanvangstijdstip van mijn dienst.

Een heel erg sierlijke voetballer ben ik nooit geweest. Eigenlijk staat alleen het woord ‘voetballer’ al in schril contrast met mijn bedroevende kwaliteiten. Ik kan er, zeer tot mijn verdriet, geen kut van. Lees verder