Rodweek 116 Dromen van de Obrigadogado

Elke 10e van de maand heb ik een droom, namelijk dat ik een hele vette prijs in de Staatsloterij win. Ik heb een abonnement. En dan heb ik het niet over die 7,50, dat tientje of die 20,- die ik zo en dan wel eens win, nee, de komma is dan een plaatsje of zes naar rechts verschoven. Ik droom dan dat ik een dik grachtenpand in Amsterdam zou kopen. Of een tweede huis in Barcelona. Of een vakantiestulpje in Budapest. Of ik droom van een eigen helikopterplatform op de Dam. Waarom een helikopterplatform? Ik heb helemaal niks met helikopters. Nou, gewoon omdat het kan! Of, mijn nieuwste droom: ik zou een Indonesisch restaurant openen in het centrum van Lissabon en die dan Obrigadogado noemen. En dan zou ik daarnaast een slijterij openen die ik Portugall en Gall zou noemen. Gewoon omdat het kan!

Zo huppel ik elke 11e , zodra ik wakker word, gloeiend van hoop richting de laptop, log in op de site van de Staatsloterij, zie vervolgens dat ik niks of weinig heb gewonnen en de dromen zijn weer als overrijpe puisten uit elkaar gespat. Zo ook vanmorgen. Ik mocht weer eens 7,50 bijschrijven op mijn rekening en zodoende moeten de plannen voor de Obrigadogado weer terug de koelkast in. En in die koelkast zullen ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wel blijven ook. Maar een mens moet altijd blijven dromen toch? En daarbij heb ik in mijn leven al genoeg (en iets realistischere) dromen wel zien uitkomen, dus mij hoor je niet klagen.

Maar Lissabon vind ik dus echt een droomstad. Ik ben er slechts één keer geweest. En dat was toen ik met vrienden onze jaarlijkse voetbaltrip met Ajax maakte. Dat was in 2018. Wat een verpletterend mooie stad. Heerlijk weer, lekker eten en drinken en de schilderachtige stad als decor: in zo’n omgeving houdt ome Rod het wel een tijdje uit. Daar kom ik dus zeker nog terug.

Mijn liefde voor voetbal heeft me sowieso op prachtige plekken in Europa gebracht. Prachtsteden als Barcelona, Madrid, Praag en Lissabon. Maar ook in niet per se supermooie, maar wel leuke steden als Lille en Hamburg. Of in echte Britse voetbalademende steden als Londen, Newcastle, Manchester en Glasgow. Een gekke plaats als Timisoara in Roemenië. Saaie steden als Milaan en Turijn. Maar ook lelijke steden zoals Warschau of, zoals vorige week, Dortmund.

Meine gutte, Dortmund. Wat een grafstad is dat. Je zal er maar wonen. Als je denkt dat Eindhoven lelijk is, dan ben je nog nooit in Dortmund geweest. Dat die stad zwaar getroffen is in de Tweede Wereldoorlog is verschrikkelijk, maar dat ze er in die kleine tachtig jaar daarna werkelijk niks leuks van hebben weten te maken is tenhemelschreiend. Gelukkig wordt er genoeg bier verkocht om je er niet al te bewust van te hoeven zijn.

Maar, en dat moet ik eerlijk zeggen, het stadion van Borussia Dortmund behoort absoluut tot de mooiste en meest indrukwekkende stadions waar ik ben geweest. Vroeger heette het nog gewoon het Westfalenstadion, en zo noemen de fans het ook nog steeds, maar tegenwoordig heet het officieel het Signal Idunapark. Een afzichtelijk lelijke sponsornaam voor zo’n voetbalwalhalla. Net zo lelijk en nietszeggend als de stad zelf.

Als volgend tripje hadden we, ook om de lelijkheid van Dortmund te compenseren, eigenlijk gepland om eind deze maand naar Istanbul te gaan. Dat is ook zo’n stad waar ik al jaren van droom, maar door alle maatregelen en het feit dat Ajax-fans die dag sowieso niet welkom zijn in het stadion moeten we de trip naar de parel aan de Bosporus ook nog even in de koelkast zetten. Nou ja, er is in die koelkast nog genoeg plek tussen al mijn droomhuizen en de Obrigadogado.

    

Rodweek 114 Doood! Dood moet je!


Afgelopen maandag nam ik mijn vriendin voor haar verjaardag mee naar Antwerpen. Lekker hotel in het centrum, copieus eten en drinken en lekker genieten van de stad en elkaar. Geloof mij maar, zo romantisch als deze jongen worden ze niet meer gemaakt. Al denkt mijn lief soms wat anders over mijn definitie van romantiek. Maar laten we het er maar op houden dat ik zo mijn momenten heb.

Op de terugweg richting Amsterdam bleven we nog een nachtje bij een vriend van ons in Breda logeren. Ook hier weer copieus lekker eten en drinken en gelukkig kon ik ook nog de galavoorstelling van Ajax tegen Borussia Dortmund op TV zien in een nabijgelegen kroeg. Allemaal top.

De volgende ochtend keken we met z’n drieën naar afleveringen van ‘’José en Oboema’’. Voor wie dit illustere duo niet kent: het waren in de jaren 90 personages uit mijn favoriete programma Jiskefet. Het programma heette ‘Achter de wolken. Liefdeslessen van José en Oboema’’. Oboema is een lompe plat Amsterdams pratende, zelfverklaarde witte neger met een imposante bos haar uit Amsterdam-Oost en José is het wat tuttige huisvrouwtje die de boel wanhopig in het gareel probeert te houden. Ze krijgen rond het avondeten om de meest onnozele dingen knallende ruzies die er dan steevast mee eindigen dat José Oboema een daverende soejang voor z’n harses geeft en dan keihard dingen als ‘’Dooooood! Dood moet je! Sterf nou toch eens eindelijk! Donder toch op, engerd!’’ roept naar haar eega. En vervolgens sluit ze zich dan op in de slaapkamer.

Aan het eind van de aflevering, vaak na wat lieve Afrikaanse woordjes van Oboema, is het dan altijd weer goed gekomen en legt Oboema in zijn eigen onnavolgbare vocabulaire uit hoe de ruzie heeft kunnen ontstaan en hoe je dat weer goed kunt maken. Samengevat: het is haar schuld en misschien ook een heel piepklein beetje die van hem. Eindigend: ‘En zo komt alles toch weer goed.’

Mijn dame was niet echt bekend met de serie, dus die kreeg snel een spoedcursus liefdeslessen mee.

Ik heb een zelfde soort haatliefde-verhouding als José en Oboema, maar dan met technische apparaten zoals telefoons en laptops. Aan de ene kant zie ik het gemak en het comfort dat ze bieden en heb ik daar liefde voor, maar aan de andere kant heb ik het technisch vernuft van een amoebe en is geduld bij mij eerder een vuile dan een schone zaak. Dingen moeten bij mij makkelijk en praktisch gaan en ik houd niet van onzin en ingewikkeld gedoe. Ik kan die apparaten intens vervloeken als ze niet doen wat ik verwacht en heb er meer dan eens aan gedacht om die zooi van 5 hoog naar beneden te flikkeren. Gelukkig zorgt een bovenmenselijke kracht er voor dat ik me toch steeds nog net weet in te houden.

Want op diezelfde ochtend in Breda mocht ik, met mijn voorrang EU-seizoenkaart, ook een kaartje kopen voor Borussia Dortmund-Ajax! Er waren ruim voldoende kaarten, dus zeker met mijn voorrangkaart moest het geen enkel probleem zijn. Dat was het ook voor niemand, Behalve weer voor deze piemelepoges natuurlijk. Om stipt 10.00 klikte ik mijn telefoon aan en ik kwam meteen in de wachtrij van een kwartier. No worries. Daar heb ik geen invloed op, dus daar wachtte ik nog geduldig op. Ik lag ook nog wel lekker in bed. Het kwartier was om en ja hoor! Ome Rod mocht ook een kaartje kopen. Dat leek soepel te gaan. Betalen met Ideal? Prima. Doen we dat. Word ik bij het betalen godverdomme uit Ideal geflikkerd!

Kwaaier kun je me niet krijgen, als zooi die gewoon moet werken niet werkt. Dus dan schiet ik al lichtelijk in de José-stand inwendig. Doooood, dood moet je! Met de Ajax-app in de rol van Oboema. De volgende 2 dagen zat ik nog steeds te kutten. Ik moest dingen verifiëren en ik begreep natuurlijk weer niet hoe dat moest op een telefoon. Het ‘dooood, dood moet je!’ schalde inmiddels ook al op luid volume door de huiskamer (vriendin gelukkig niet thuis) en ik begon de hoop op een kaartje al redelijk op te geven. Treinreis al wel geboekt. Dan maar in de kroeg kijken daar. Of lekker stiekem in een thuisvak tussen de Duitse fans? Ik dacht al over alles na. Mijmerend dacht ik terug aan de tijd dat mijn sigarenboer Max in de Jordaan altijd gewoon op de dag en precies het goede tijdstip van de voorverkoop onze seizoenkaarten door de scanner heen trok. En dan haalden we later onze wedstrijdkaartjes op en dan betaalden we. En dan kregen we er nog gratis een gezellig ouwehoerpraatje met Max bij ook. Mooie tijd. Geen enkele vorm van stress. Max heeft ons nooit teleurgesteld. De techniek daarentegen wel meer dan eens. Op zulke momenten denk ik met vochtige ogen aan die fijne sigarenwinkel van ome Max in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Waarom moest dat veranderen? Iets met nieuwe tijd en zo. Het zal wel, maar ik mis het wel eens.

Ik had vanmorgen nog tot 10.00 de tijd om van  mijn voorrangsrecht gebruik te maken en de kaartjes gingen hard. Ik lag laat in bed en zette 8.00 de wekker. In 2 uur tijd moest zelfs zo’n digibetische staatsmongool als ik dit klusje toch kunnen klaren? Ik was al voorbereid dat er, na het zoveelste misverstand tussen mij en de hedendaagse techniek weer een ‘’Doooood! Dood moet je!’’ uit mijn mond zou vliegen, maar niets bleek minder waar vandaag. Gewoon op de laptop had ik binnen de tien minuten alles voor elkaar en betaald! Nul moeite! Twee dagen stress aan m’n kanis gehad voor dat kutkaartje en nu in één keer binnen een paar minuten de hele shizzle geregeld. En zo gaan de boys en ik gezellig naar Dortmund om de door Europa voortdenderende Ajax-trein te ondersteunen.    

Om met Oboema te spreken: ‘’En zo komt alles toch weer goed.’’   

Rodweek 112 Appie

Vanavond speelt Ajax tegen Fortuna Sittard. Uit, dus ik ga niet mee. Gewoon lekker thuis kijken met m’n gappie Ramses. In mijn jonge jaren heb ik gans het land doorkruist met Ajax. Er is bijna geen stadion waar ik niet geweest ben, maar dit soort trips laat ik tegenwoordig aan me voorbijgaan.

Vandaag, precies 5 jaar geleden speelde Ajax ook. Thuis tegen Willem II voor de beker, Als seizoenkaarthouders mochten we daar gratis heen. En dat lieten, een andere vriend van mij, Marcel, en ik ons geen twee keer zeggen. Daar waren een aantal plausibele redenen voor:

1. Als Ajax iets gratis weggeeft moet je dat altijd aanpakken
2. Samen bier drinken.
3. De eerste officiële wedstrijd met videoscheids, tegenwoordig bekend als de VAR, dus die wereldprimeur mochten we niet laten schieten.
4. Het gonsde in de wandelgangen dat Abdelhak Nouri (maar in zijn bewoordingen gewoon ‘Appie’), het grote talent uit de Ajax-opleiding wel eens zijn debuut kon maken vandaag, dus daar moesten we ook bij zijn.

De wedstrijd verliep als gehoopt. Ajax liep soepeltjes over de Tilburgers heen en naar naarmate de tweede helft vorderde begon het publiek zich te roeren:

’’Wij willen Nouri zien! Wij willen Nouri zien!’’ , zo klonk het van de tribunes.

Peter Bosz gaf ons onze zin. Nouri mocht in de 73e minuut invallen. Hij had er zin in, dribbelde door de defensie, dolde zijn tegenstanders en liet zien dat hij niet bang was. Lef, flair, bluf, bijdehand zijn en meer van dat soort eigenschappen zijn leuk, maar dan moet je het ook laten zien. Daar houden we van in Amsterdam.

 En dat deed Appie, zoals zie zichzelf altijd liet noemen. Eén minuut voor tijd eiste de jongeling uit Geuzenveld een vrije trap op. Mooie plek, net buiten de 16. Eigenlijk stond routinier Lasse Schöne al klaar om de klus te klaren maar de kleine Nouri uit Amsterdam-Geuzenveld smeekte de Deense aanvoerder of hij het mocht doen. De Deen gaf een vaderlijk knikje, het stond immers al 4-0. maar de oude Pater Familias van het team stelde één keiharde voorwaarde: ‘Als je ‘m mist krijg ik een tientje’. Meer hoef je jongens uit West niet te motiveren, zo weet ik uit eigen ervaring.  

Abdelhak, Appie dus, mocht zijn joetje houden. Hij schoot de bal prachtig in de lange hoek. Een heerlijke goal, En het leverde mooie TV op. Appie vloggend na zijn succesvolle debuut. Appie bij Tikkie-takkie-Touzani, Appie leuk in interviews: iedereen hield van Appie. We waren getuige van de geboorte van een publiekslieveling. Wat een heerlijke voetballer en wat een leuk joch in zijn interviews. Niet de eerste de beste chagrijnige zeikvoetballer die meteen in de gordijnen hangt bij een kritische vraag.

Nog geen jaar later werd Appie op het veld, in de voorbereiding getroffen door een hartstilstand. Hij leeft nog, maar daar is alles mee gezegd. Nou ben ik geen dokter, maar het gaat waarschijnlijk nooit meer goed met hem komen. Dat is een afschuwelijke tragedie voor hem en zijn familie en vrienden.  

Hoe goed had onze nieuwe publiekslieveling geworden? Zou hij zo goed zijn geworden als een paar van zijn maatjes uit Jong Ajax waar hij toen in speelde? Jongens als Frenkie de Jong of Mathijs de Ligt? Zou hij nu ook bij Barcelona of Juventus hebben gespeeld? Of nog bij Ajax. Of zou hij vanavond met Fortuna Sittard meespelen tegen Ajax omdat hij niet goed genoeg bleek voor de top? Het zijn vragen die nooit beantwoord zullen worden.

Exact vijf jaar na dato dus na zijn debuut, ik denk nog regelmatig aan Appie en de vragen die nooit meer beantwoord zullen worden.

https://www.youtube.com/watch?v=Aainr80TUsQ&ab_channel=ESPNNL

Rodweek 108 Je krijgt er zoveel voor terug


’’Je krijgt er zoooooveel voor teruuuuug!’’ Deze heerlijke flauwe dooddoener gebruik ik altijd een beetje zuigerig als mensen uit mijn vrienden- of kennissenkring op hun sociale media weer eens lopen te zeiken over hun kinderen en hun bijbehorende gedrag. Van het dreinende gedrag tot ze eindelijk in nest liggen, de ruzies met hun broertjes en zusjes, het gezeur om een ijsje tot het vervelende pubergedrag. Weet je, als ik dat lees ben ik altijd zo blij dat ik daar allemaal niks mee te maken heb. Ik moet er niet aan denken.

Denk overigens vooral niet dat ik een of andere stomme kinderhater ben. Allesbehalve, ik vind kinderen fantastisch. Even een dagje oppassen of een nachtje bij mij logeren: ik vind het hartstikke leuk en gezellig. Lekker met ze op stap door Amsterdam. Filmpie pakken, ergens eten of voetballen in het park: ik vind het echt helemaal tof. Of gewoon lekker met ze ouwehoeren over wat ze bezighoudt, geweldig. Kinderen zijn ook zo lekker eerlijk, daar kan ik echt van genieten.

En ik ben zelf ook soms gewoon een groot kind, dus ik kan in zekere zin met ze levellen. En van mij mogen ze wat ze van hun ouders niet altijd mogen. Ze mogen van mij zoveel ijssies, patat en cola als ze willen en veel te laat naar bed omdat we nog gezellig zitten te kletsen. Kortom: ik ben dus echt de coolste oppas die een kind zich kan wensen.

MAAAAAARRRRRR……: ik wil ze graag na een dag weer terug kunnen geven aan de rechtmatige ouders. Want een kind hebben is natuurlijk niet elke dag leuk. Ik moet er niet aan denken om elke dag dat gezeik en gejengel aan m’n hoofd te hebben over bedtijden of wat ze allemaal willen. Oprotten. Ik heb daar compleet geen geduld voor. En je steeds zorgen over ze moeten maken en zo. En gedoe met school en ouderavonden of op zaterdagochtend om 8.00 rillend op een tochtig voetbalveld in Almere Muziekwijk staan: ik wil dat niet.

Kinderen passen simpelweg niet in mijn leven. Ik heb andere dingen te doen die ik belangrijker vind. Zoals mijn horecaleven, uit eten gaan, naar voetballen gaan, op reis gaan, met vrienden op stap gaan, leuke dingen met m’n meisie doen en nog veel meer. En dat alles in willekeurige volgorde.
‘Kinderen zijn hinderen’, zei een vriend van mij vroeger altijd als ie weer eens zuchtend over zijn energie opslurpende kroost vertelde en zijn gebrek aan tijd voor leuke dingen met z’n meisie of met z’n vrienden. Ik moet er niet aan denken. Kinderen zouden mij alleen maar ontzettend in de weg lopen. En daarbij: die wereldbol is al best vol, waarom moet er nog eentje van mij bij? Dus het voortbestaan van de mensheid laat ik mooi aan mensen over die daar wel een schone taak in zien. Veel plezier er mee. Ik houd het wel bij het proces van hoe je kindjes maakt. Dat vind ik veel leuker. ”Niet de vader, wel de dader”, dat is een van mijn lijfspreuken.

En bovendien mislukt de eerste pannekoek altijd bij mij. Zal je net zien, produceer ik per ongeluk een of andere geschifte mafkees. Zoals die rare Gooise jongetjes van rond de 18 en 20 jaar die laatst met een grote groep een jonge vent doodschopten op Mallorca. Je kind zal daar maar tussen zitten! En dan nog laf meteen naar Nederland terugvliegen ook en één van de andere ‘vrienden’ achterlaten. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig. Peter R. de Vries wordt nu al gemist.

Nou ben ik dus zeer bewust geen ouder, maar als mijn kind ook maar enige vorm van betrokkenheid zou hebben bij deze moord dan zou ik hem hoogstpersoonlijk aan z’n oorlellen meesleuren en met ‘m terugvliegen naar Spanje. En dan mag de koter daar eens haarfijn uitleggen wat er op de plaats delict is gebeurd en wat zijn betrokkenheid is. En dan moet hij me ook recht in mijn ogen aan durven kijken. Schuldig verklaard, met camerabeelden en alles erbij? Je hebt het echt gedaan? Opsluiten in de meest gore Spaanse cel voor heel lang, lekker laten wegrotten. Ik pleur zelf nog de sleutel weg als ik de kans krijg. En als ie er na een jaar of twintig dan eens een keer onverhoopt uitkomt hoef ik dat klerejong ook niet meer te zien. Die vaderliefde zou bij mij niet onvoorwaardelijk zijn. Als jij samen met je kutvriendjes iemand zo laf uit het leven hebt geschopt dan zijn we klaar. Dan ben je gewoon af bij mij.

En zeg nou niet dat ik niet weet waar ik over praat omdat ome Rodje zelf geen koters heeft, want ik heb dit even getoetst bij wat vrienden die wel nageslacht hebben en die denken daar exact zo over. Eén van mijn vrienden zei dat hij dan gefaald heeft als vader. Zo zou ik het ook voelen. Als ik mijn kind niet heb kunnen bijbrengen dat je iemand niet mag doodschoppen en al helemaal niet met tien man dan is er iets heel erg misgegaan in mijn taak als opvoeder.  

Ik hoef de mislukte pannekoek dan dus ook echt nooit meer te zien. Dan ben ik ex-papa. Ik moet geen moordenaar in mijn gezin, Daar ben ik echt heel stellig in. Want wat doe je met een mislukte pannekoek? Die gooi je weg. Gelukkig voor die Gooise jongetjes hebben zij andere ouders. Rijke ouders die met ‘een leger advocaten’ proberen om hun mislukte pannekoeken uit handen van de Spaanse justitie te houden. Want als ze schuldig zijn bevonden in Spanje rotten ze voor 15 tot 20 jaar de bak in en hier waarschijnlijk maar 3 tot 4 jaar, als papa ze al niet vrij heeft gekocht. Maar ik zou er bijna voor gaan bidden dat die knulletjes in Spanje worden berecht. In plaats van dat ze hier met een verwaarloosbare celstraf wegkomen.  

Maar goed, dit gezegd hebbende: ik en kinderen? Nee man. Ik heb ze echt nooit gewild. Teveel gedoe, gezeik en zorgen aan m’n kanis. Goeie kans dat ik, als ik een leuk kind zou hebben, best een leuke papa zou zijn. Maar ik heb er gewoon geen zin in. Ik heb een kind wat dat betreft niks te bieden. Dus ik hoef er ook nooit iets voor terug. Dat houdt mijn leven overzichtelijk. En voor de liefhebbende ouders die ik ken en die het ouderschap fantastisch vinden: geniet er van. Dan heb je er zooooveeeeel voor teruuuuug gekregen.  

Rodweek 70 Soepzooitje

Het is nog maar een week geleden dat de wereld in Nederland compleet veranderde. Ik kwam vorige week zondag rond 17.30 op het werk aan, want ik moest om 18.00 beginnen en wilde nog even wat eten. Ik had mijn jas nog niet uit of mijn werkgeefster hing al aan de lijn dat ons café door de Coronapleuris om 18.00 van overheidswege dicht moest. Ik had nog geen eerste ronde gedaan of ik kon gelijk al de laatste ronde aankondigen.

Een week geleden dus, maar het voelt als een maand. Van uit mijn raam kijk ik uit op de Zuidertoren en ik heb de aflopen week meerdere malen gecheckt of die klok niet achteruit liep, zo langzaam gaat de tijd. Maar nee. De klok loopt zoals ie elke dag loopt. Alleen, ik heb ineens, geheel onvrijwillig, veel minder te doen. Geen werk, de kroegen zijn dicht, afspreken met mensen is lastig en ik woon alleen. Dan kruipt de tijd als een invalide slak. Goed, ik heb dan wel weer tijd om meer te schrijven, aan mijn boek te werken et cetera, maar op een mooie lentedag lekker op een terras zitten en een lekker broodje eten of zo of een vracht bier naar binnen slempen kan helaas niet voorlopig.

En waar tot vorige week als iemand drie keer achter elkaar nieste altijd het standaardgrapje ‘’Nou, morgen is het mooi weer!’’, volgde, duiken mensen nu zodra iemand al aanstalten maakt om te niezen al in blinde angst gelijk weg. En de enige tijd dat mensen veel te veel tegelijk in paniek kochten was als de kastelein de laatste ronde omriep. Nee, de wereld is in een week tijd compleet veranderd. In Amsterdam-Centrum kan er nu een terrorist met een geweer rondlopen, maar zo’n mafklapper heeft bijna niemand om op te schieten dezer dagen. Vorige week woonde ik nog in het drukste stuk van de stad, nu is het centrum zo bruisend als glas Spa Blauw en is het in Buitenveldert vermoedelijk spannender.

En hoe het qua geld gaat is voorlopig ook nog even afwachten, al had ik ergens nog wel een ouwe sok met geld liggen, maar die gaat ook een keer op. We gaan het zien. Ik ben iemand die zich altijd wel redelijk makkelijk aanpast aan de omstandigheden. Als ik geld heb gooi ik het er ook met dezelfde vaart weer uit. Dure boodschappen, etentjes, stedentrips, uitgebreide kroegsessies: het kan niet op, totdat de bank ineens ‘Ho!’ zegt. En als ik dan ineens weinig geld heb dan word ik er ineens heel creatief van en kan ik zomaar drie dagen met een tientje doen. Per saldo heb ik dus eigenlijk nooit geld over. Hoeveel of hoe weinig ik ook heb: het gaat allemaal schoon op, zoals een bouvier een schaaltje vla leeg likt. Nee, laat niemand zich ook maar enige illusies over mijn erfenis maken, als ik het hoekie om ga: er is niks over.

Uit die periodes van geldgebrek is ook mijn liefde voor soep ontstaan. Als ik vroeger geen geld had dan kocht ik voor een knakie groenten op de markt en dan maakte ik daar soep voor drie dagen van. Begon ooit simpel met tomatensoep en in de loop der jaren is het repertoire aan soepen uitgebreid naar kippensoep, groentensoep, tuinbonensoep, spinaziesoep, pompoensoep, pastinaaksoep, champignonsoep, knoflooksoep, zarzuela, uiensoep, vissoep, tom kai kai, sajur lodeh, gazpacho en zo kan ik nog wel even doorgaan met de lijst. Soep is lekker, soep is gezond, soep is makkelijk en soep is goedkoop. Nu kun je natuurlijk ook soep uit pak of blik kopen en daar heb ik als noodvoedsel of voor als ik lui ben ook altijd wel één of twee pakken van staan, maar niks verslaat een echte lekkere versgemaakte soep. De staafmixer kostte een tientje en het apparaat is na al die jaren nog steeds één van mijn beste en  meest rendabele aankopen ooit.

Hoe deze crisis gaat aflopen? Geen idee. Het land is een soepzooitje en laten we hopen dat dit gedoe snel voorbij gaat. Dus blijf lekker binnen, maak een lekkere pan soep en hopelijk tot gauw op een terras ergens.  

Rodweek 69 Pleepapyrrusoverwinning

Eenmaal in mijn leven heb ik huisarrest gehad van mijn ouders. Ik was een jaar of veertien, had iets gepikt uit een winkel, werd gepakt en mocht toen een week niet naar buiten. Een terechte straf. Wegens goed gedrag kreeg ik na drie dagen gratie en mocht ik toch weer naar buiten, maar die drie dagen voelden al als een eeuwigheid.

Het staat niet in verhouding tot wat er nu aan de hand is. Nu is het niet mijn eigen schuld dat ik in sociaal isolement zit. Het Corona-virus heeft ons allemaal in een ijzeren greep. Even boodschappen doen en dan weer vlug naar huis, het is nou eenmaal het lot dat ons allen nu treft. Hoewel ik een royale vrienden- en kennissenkring om mij heen heb kan ik met niemand afspreken en dat gaat nog wel een tijdje duren ook. Daarbij ben ik tegenwoordig single, dus gezellig met een leuke mevrouw afspreken zit er ook al niet in. Ik weet dus wel welke sites de komende weken mijn chickies zijn.

Het is allemaal kloten met de bok, maar het is niet anders. De geest is uit de Corona-fles. Normaliter zou ik met dit heerlijke lentezonnetje een lekker Corona-biertje op het terras niet te versmaden vinden, maar nee, ik zit thuis, zoals de meeste Nederlanders. Want de horeca is dicht.

De maatregelen zijn overigens allemaal volstrekt begrijpelijk en niet te bagatelliseren, maar ik tel de dagen tot dit huisarrest voorbij is. Mijn enige dagelijkse uitje is naar de supermarkt en daar kan ik mijn vrienden en kennissen die ik tegenkom geen hand of kus geven, hetgeen voor mij volstrekt tegennatuurlijk is. Ik ben van nature een ‘’aanrakerig’’ mens. Als ik mijn vrienden of vriendinnen tegenkom omhels ik graag, al is het maar kort. Even een kleine ‘hug’ en ik ben al blij. Maar het kan dus niet.

Zoals ook normaal boodschappen doen bijna ondoenlijk is. Het zijn surrealistische taferelen bij mij in de buurtsuper dezer dagen. Bij gebrek aan brood dacht ik dat het wellicht slim was om in plaats van brood of toast maar pannenkoekenmix te kopen, daar hadden mensen vast niet aan gedacht, dacht ik. Mis. Alles leeg. Pleepapier heb ik nog, maar dat vind ik in tegenstelling tot half Nederland, nog het minst belangrijk. In geval van hoge nood kuis ik mijn derrière ook gewoon met een fles water en was ik daarna goed mijn jatten. Ik ben een Indo, mijn voorouders deden niet anders. Het is trouwens ook veel hygiënischer om de oud-Indonesische Botol Cebok toe te passen. Je hol afvegen met papier is in feite niet afvegen, het is uitsmeren. De boel schoonmaken met water zorgt voor een veel schonere poeperd. Maar goed, als in West-Europa opgegroeide Belanda gebruik ik uit gewoonte normaliter dus pleepapier.

Het product waar dus een hysterische run op was in de eerste dagen van de grote uitbraak van het virus. Ik begreep daar dus geen ene reet van. Zou je niet beter zorgen voor voldoende eten en drinken? Je kunt toch geen soep of een roerbakschotel maken van een rol pleepapier, toch? Of iemand moet me dat recept een keer geven, want dan ben ik wel benieuwd. Hoezo loop je triomfantelijk naar huis met tachtig rollen schijtlint in je armen? Dat is geen pyrrusoverwinning maar een pleepapyrrusoverwinning. Totaal geschift en onnodig.

Maar we zijn dus waarschijnlijk voorlopig nog niet van deze ellendige situatie af. Volgens onze eminente Minister-President  Rutte gaat een groot deel van de Nederlanders slachtoffer worden van deze pandemie. Ik weet niet of het een waarschuwing, een dreigement of een belofte is, maar als het een belofte is dan is het de eerste belofte die hij nakomt aan het Nederlandse volk. Dat dan weer wel.

En voor alle Nederlanders die vluchtelingen, uit oorlogsgebieden, op de vlucht voor geweld, op zoek naar een betere toekomst, hebben versleten voor gelukszoekers: vergeet niet dat wij in een land wonen waar mensen in de supermarkt hebben gevochten om een pak pleepapier. Om je dood voor te schamen. Ze lijken wel aan het Lockdown-syndroom te lijden. Met die landgenoten veeg ik m’n reet af. Dan veeg ik na met pleepapier. En bij gebrek aan pleepapier ouderwets  Botol Cebok.

 

Rodweek 60 Brandende billen in Budapest

In 1994 kwam ik, als zeventienjarige, voor het eerst in Budapest. We mochten kiezen aan welk schoolreisje we deel wilden nemen: Londen, Parijs of Budapest. Opvallend: de wat saaiere leerlingen kozen Londen en Parijs, de boefjes kozen Budapest. Ik sloot me bij de laatste groep aan. Parijs en Londen lagen dichtbij. Daar konden we altijd nog heen, zo redeneerden wij. Budapest was Oost-Europa, mysterieus, beetje gek, de Muur was nog niet zo lang gevallen, en dus spannend! En wat hebben die knakkers daar al die tijd verborgen gehouden voor ons achter dat IJzeren Gordijn, zo vroegen wij ons af? Lees verder

Rodweek 52 Toen was gelul nog heel gewoon

Wat zijn we toch een uniek volkje. Er bestaan geen mensen op de wereld die discussies zo tot snot kunnen koken als Nederlanders. De spruitjes van je ouwe opoe zijn er niks bij. We lullen maar en we lullen maar en uiteindelijk zitten we muurvast tegenover elkaar met de hakken in het zand. Nederlanders, van welke afkomst ook, lijden chronisch aan ‘De Ziekte van  Ja maar’. Ik heb het buitenlandse vrienden weleens geprobeerd uit te leggen hoe Nederlanders discussiëren: het duurt en het duurt maar en het duurt bijkans eeuwig voor er iemand oplossingsgericht denkt, want we willen allemaal ons gelijk doordrukken.  De zinnen in een Nederlandse discussie beginnen (en gaan oneindig door) dus vaak met de woorden ”Ja maar…”

En dus zijn we de eerstkomende jaren nog niet verlost van de Zwarte Pieten-discussie. Wie mij een beetje kent weet aan welke kant ik sta: Zwarte Piet, ouwe rups, je hebt je langste tijd gehad. Tradities en cultuur zijn nooit voor eeuwig en altijd aan verandering onderhevig. Dat heet beschaving. Als alle tradities voor eeuwig zouden zijn zouden we hier nog steeds aan palingtrekken, hanengevechten en katknuppelen doen, zou slavernij nog bon ton zijn en zouden kinderen op school nog steeds met een liniaal op hun vingers worden geslagen. En over al die verschillende dingen hebben we op een bepaald moment in de geschiedenis ook besloten dat ze toch niet meer zo van deze tijd zijn. En die weg gaat Zwarte Piet ook bewandelen. We leven niet meer in het naar die tot snot gekookte spruitjes van je opoe geurende roomblanke Nederland van de jaren vijftig. De samenstelling van de bevolking is nogal veranderd sinds die tijd en niet iedereen voelt zich nog prettig bij de negerkarikatuur die de Piet al enkele decennia is. Lees verder

Rodweek 51 Rodzooi’s Rapsodie

Op 24 november 1991 lag ik ziek in bed. Een griepje. Rillend lag ik naar ‘’MTV news’’ te kijken, het was in de tijd dat het op MTV nog voornamelijk over muziek ging. En daar kwam het nieuws  dat mijn griepje even in een ander perspectief plaatste: Freddie Mercury was dood. Die had een wat heftiger griepje onder de leden. Als ik het ontstaan van mijn muzieksmaak een geboortedatum mag geven dan zeg ik 13 juli 1985, de dag van het legendarische Live Aid-concert op Wembley. Ik wist niet wat ik zag. Ik was acht jaar en vooral volkomen gegrepen door het optreden van Queen in het algemeen en het charisma van Freddie Mercury in het bijzonder. Hij was mijn eerste muziekidool. Mijn muzieksmaak kreeg later nog ontelbare, niet allemaal levensvatbare vertakkingen, maar Queen is zonder meer mijn eerste muziekliefde. Ik heb er nog altijd een zwak voor.

Dat zwak voor Queen heeft niet iedereen. Mijn goede vriend Remi bijvoorbeeld. Ik heb jarenlang popquizzen met hem gemaakt. Met veel muziek zaten we op één lijn, maar een Queen-fragment kreeg ik er in al die jaren echt nooit doorheen gedrukt. Remi is een notoire Queen-hater en weigerde halsstarrig om ook maar iets van Queen in onze quizzen te stoppen.  Onbegrijpelijk maar waar. Lees verder

Rodweek 49 Snollentosti

Op de één of andere manier kom ik haar heel vaak tegen tijdens mijn postrondes. Het maakt niet uit op welk tijdstip ik aan mijn wandeling begin. Of ze roept naar me vanaf een terras waar ze koffie zit te drinken en sigaretjes aan het roken is of ze hangt ineens uit het raam in haar woning in de Egelantiersbuurt: ‘’Hey ouwe sodemieter. Ben je er weer? Lekker aan de wandel vandaag? Heb je nog post voor me, lieverd?’’ Dat is zo’n beetje haar standaardbegroeting naar mij. Ik schat haar op een lente of zeventig. Ze heeft een doorleefde kop en een stem die minstens vijf decennia twee pakjes sigaretten per dag roken verraadt. Toch heeft ze een gezonde kleur op haar gezicht. Een goeie teint. Ze is vaak buiten. Dat is altijd goed voor een mens.

Ik heb,  behalve van haar achternaam, want die staat op haar post, geen idee wat haar voornaam is. Ik denk Ria of Rietje. Alle oudere Jordanese vrouwen die ik ken heten om onverklaarbare redenen altijd Ria of Rietje. Dus laat ik haar voor het gemak maar Rietje noemen. Rietje heeft, met die doorgerookte stem van haar, zo’n zangerig Jordanees accent dat zo plat is als een Mokumse patatduif die zes keer een heipaal op z’n treiter heeft gehad. Wie zegt dat er in de Jordaan geen plat Amsterdams meer gepraat wordt kent Rietje niet. Of is nooit bij slagerij Louman in de Goudsbloemstraat geweest, maar nu dwaal ik af. Rietje en ik maken altijd even een kort praatje. Dat gaat nooit over grote dingen. Gewoon, een klein praatje over het weer of zo.

En zo kwam ik haar afgelopen dinsdag weer tegen. ‘’Zo, ouwe sodemieter, je treft het maar weer met het zonnetje vandaag! Het blijft maar lekker!’’, riep ze mij vanaf een terras op de Prinsengracht toe.
‘’Het is heerlijk, en dat half oktober, maar wordt ook weer een keer november en december, dus ik geniet er nog maar van zolang het duurt. ’’
‘’God, jongen, je hebt gelijk. Hou op met me. Ik haat die kutherfst en ook die vreselijke winter. Die kou. Gadverdamme! Doe mij maar lekker in het zonnetje, veel beter! ’’
‘’Wat u zegt. Doe mij maar de zon. U heeft ook een gezond kleurtje.’’
‘’Ja, jongen, ik pak elke zonnestraal die ik ken pakken. Als er één streep zon in die stad is loop ik er in, maar volgende maand moet ik toch maar weer eens naar die snollentosti in de Nieuwe Leliestraat , ik wil dat kleurtje wel een beetje vasthouden.’’

Snollentosti. Ze zei het gewoon. Ik vind het één van de leukste Amsterdamse woorden die ik ken. Voor wie het woord niet kent: snollentosti is een fijn plat Amsterdams synoniem voor zonnebank. Ik ken het woord al jaren, maar ik hoor het nooit bijna nooit iemand gebruiken. En daar, op de Prinsengracht, terwijl de Oude Wester op ons neerkeek, bezigde een gezellige oude Jordanese mevrouw van zeventig dat prachtwoord.  Mijn hart maakte een vreugdesprongetje. We babbelden nog wat, we lachten nog wat en even later liep ik weer vrolijk verder. Op zonnige dagen als deze is er geen fijner werk denkbaar als postbode zijn in de Jordaan. Maar op een waterkoude regenachtige novemberdag vervloek ik deze beroepskeuze nog wel eens, zo’n opportunistisch stuk vreten ben ik dan ook wel weer.

Maar zover is het nog niet. Ik verleng de zomer gewoon nog even. Deze zomer, die toch al een klein half jaar duurt, heeft me eigenlijk nog niet lang genoeg geduurd. Daarom ga ik maandag lekker een paar dagen naar Sevilla. Daar is het nog een uitermate sfeerverhogende 28 graden. Nog even een lekkere kleur oplopen voor het weer november wordt. Daar heb ik de snollentosti niet voor nodig.