Rodweek 168 Meldplicht voor mongolen

Afgelopen zondag hield de dood even flink huis in verzorgingstehuis De Klinker in Oud West. Mijn bonus-opa Frits overleed er en op diezelfde avond overleed ook Claudia. Claudia zat op de afdeling waar ik in de coronatijd een half jaar als vrijwilliger werkte. Claudia, die mij steevast ‘mafkees’ noemde was een downie, of populair gezegd: een mongool. Ze is zestig jaar geworden, wat tegenwoordig een redelijk gemiddelde levensverwachting is voor mensen met het downsyndroom.

Toch houd ik nooit zo van de term ‘mongool’ om mensen met het Syndroom van Down te duiden, het wordt meer gebruikt als scheldwoord voor zogenaamde ‘normale’ mensen die in de ogen van andere mensen iets achterlijks doen. Zoals bijvoorbeeld die gozer bij Feyenoord-Ajax gisteren die Davy Klaassen een aansteker op z’n knar gooide. Hoewel dat aan de heftig bloedende wond te zien geen lullig BIC-aanstekertje moet zijn geweest, maar minstens een flinke Zippo. Misschien moeten we onze shirtsponsornaam maar van Ziggo naar Zippo veranderen.

Deze ‘normale’ meneer uit Roelofarendsveen, of all places, vindt het dus kennelijk normaal om spelers van de tegenpartij te bekogelen met risico ze te verwonden. Het is voor zijn eigen veiligheid maar goed geweest dat hij geen speler van zijn eigen partij heeft geraakt, want anders was hij het vak waarschijnlijk niet eens levend uitgekomen. Gelukkig voor hem kon hij goed op ‘de vijand’ die Davy Klaassen kennelijk voor hem is, mikken. Maar hoe haal je het in je krankzinnige kanis om überhaupt zoiets te doen? Nou heb ik een foto van het desbetreffende heerschap gezien: hij lijkt me, vriendelijk gezegd, niet het koudste biertje in de koelkast. Zo’n hoofd waar je naar kijkt en dat je dan gelijk denkt: ‘Kut. Deze klaphark heeft ook stemrecht.’ Al zal die eikel vermoedelijk nog net genoeg hersencellen hebben om het ‘Mark Rutte-tje’ te gebruiken dat elke crimineel tegenwoordig gebruikt: ‘Ik heb er geen actieve herinnering aan’. Iedereen die tegenwoordig iets achterlijks doet kan het zich ineens niet meer herinneren. En dan alcohol en/of drugs als verzachtende omstandigheid gebruiken.

Het gaat er in dezen helemaal niet om dat die gozer voor Feyenoord is. Ook bij mijn club en bij elke andere willekeurige club loopt dit soort eencellig ongedierte rond. Mensen die uit zogenaamde clubliefde hun club meer schaden dan steunen. Hoewel ik er van uitga dat deze lamlul een pittig lang en landelijk stadionverbod krijgt, een aangifte van Ajax en Davy aan zijn stinkende hol krijgt en mag opdraaien voor de financiële douw die zijn club uiteraard krijgt is er echt maar één oplossing en dat is een meldplicht en een gebiedsverbod. Voor de wedstrijd en in de rust. En deze hersenloze amoebe mag zich dan dus wekelijks twee keer in fucking Roelofarendsveen melden. En een ‘supporter’ die wel in de buurt van het stadion woont die meldt zich maar 50 kilometer verderop of zo, zodat ie ook echt geen mogelijkheid heeft om de wedstrijd te bezoeken. Maak je er een leuk dagje uit van! Voor de komende twintig jaar of zo. Niet op komen dagen? Boete. En niet honderd euro of zo, maar eentje die een gemiddeld mens ook echt flink in de portemonnee voelt. Ik zou beginnen met vijfhonderd en bij elk verzuim de boete laten oplopen en bij herhaling gewoon een jaar stadionverbod erbij.

Claudia, mijn lieve downie die is overleden zou ik nooit een mongool noemen omdat ik dat dus een scheldnaam vind die ik meer vind passen bij mensen die mijn favoriete sport en passie verklootjanussen. Die voetbaldagen voor de echte liefhebbers verpesten. Die er voor hebben gezorgd dat ik niet meer normaal een Klassieker kan bezoeken. Die er voor hebben gezorgd dat mijn vriend Ray gisteravond voor het eerst in jaren boos en verdrietig ons voetbalcafé verliet omdat hij helemaal strontziek van was van deze ellende. Die kinderen hebben getraumatiseerd. Het zal je eerste klassieker wezen en dan verpest zo’n griezel het. Die racistische en homofobe spreekkoren scanderen. Die het veld bestormen en spelers aanvallen. Die voor een nare sfeer op de tribunes zorgen. Dat soort ellendelingen, die als een kwaadaardig gezwel in het lichaam van elke club zitten en die dan ook nog claimen dat zij ‘de echte’ supporters zijn: daar moeten we vanaf. Claudia had een flinke verstandelijke beperking, maar die had de wereld zoveel meer te bieden dan dit soort agressieve idioten. Claudia en alle andere downies die ik ooit heb gekend hebben of hadden namelijk ontstellend veel liefde in zich en geen domme blinde tribale haat. Veel zogenaamde ‘normale’ mensen kunnen zo ontstellend veel leren van downies, al ben ik bang dat het voor het echte klotetuig al te laat is.

Ik zeg meldplicht voor dat soort sfeerverlagende mongolen in het stadion. Hoe eerder hoe beter, wat mij betreft.

Pssssst! Boekie kopen van nieuwste columnbundel ‘Lockdownsynsdroom’? Laat een berichtje achter , stuur me een bericht op Facebook of mail mij op [email protected] . Kosten: €15,- bij afspreken in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur.

Gestrand schip of gemiste boot?

De lente begon al voorzichtig kopjes te geven op 15 maart 2020. Een ontluikend lentezonnetje als beloftevol begin van een mooie lente en zomer. Ik maakte me thuis klaar voor een avond werken in Café de Toog in Amsterdam Oud West. Begintijd 18.00. Vaak eet ik dan thuis wat van tevoren, maar op deze dag had ik bedacht om gewoon eens lekker in het café te gaan eten. Mezelf even laten verwennen met een lekkere biefstuk. Om 17.30 zat ik aan tafel, mijn biefstuk met roseval aardappelen werd geserveerd, ik had mijn eerste hap net in mijn mond en toen ging ineens de telefoon. De werkgever (ik ben allergisch voor het woord baas): ‘’ Rod, het is een beetje gek, maar je moet om 18.00 dicht. Alle horeca moet om 18.00 dicht. Corona-maatregelen. Geen idee hoelang dit gaat duren. Maar je moet nu de laatste ronde doen.’’

Omdat het best lekker weer was zat de kroeg gezellig vol en zat er ook op het terras best wat volk maar iedereen moest dus stante pede afrekenen. Een krankzinnige situatie. 18.15 waren we leeg. Hoewel… mijn collega en ik gaven wat stamgasten achter gesloten deur nog een biertje en die arme groep Australische toeristen die na een wereldreis net in Amsterdam waren geland en die smachtten naar een drankje hebben we natuurlijk ook nog wat gegeven!

Opruimen en naar huis. Afwachten hoelang deze situatie zou duren. Nieuwssites checken. Eerst zou het twee weken duren, maar het werd steeds verlengd. In eerste instantie vond ik het eigenlijk wel prima. Een soort gedwongen vakantie en we werden gewoon keurig doorbetaald. Dat vond ik voor eventjes niet eens zo heel vervelend. Ook wel grappig, op zaterdagmiddag een foto maken op een lege Dam of op de trambaan van het Rokin. Dat had ik nog nooit gezien. Maar gaandeweg vond ik de situatie toch steeds vervelender worden. Want wat heb je aan vakantie als de winkels en de kroegen niet open zijn of als je, zoals ik, niet meer meer naar het voetballen kan? Na een paar weken nutteloos thuiszitten had ik het wel gehad. Ik hou niet van stilzitten.

Uiteindelijk duurde die hele eerste lockdown dus een goeie tweeënhalve maand. Op 1 juni mochten we, onder restricties, weer open. Niet alleen waren wij blij dat we weer aan het werk konden, maar onze gasten waren ook blij dat ze weer bij ons aan de bar of op het terras konden zitten. Die blijdschap betaalde zich uit in de hoogste fooi die mijn collega en ik, tot op de dag van vandaag, ooit hebben gekregen.

‘’Acht euro, alstublieft.’’
‘’Doe maar dertig man!”
’’Dertien? Hartstikke bedankt!’’
‘’Nee. Ik zei dertig. Blij dat jullie weer open zijn!’’

Letterlijk dat dus. En zo hadden we meer gasten die hun blijdschap en vrolijkheid uitdrukten middels een prettige fooi. En zo ging dat de hele zomer van 2020 gezellig door. Mensen waren weer vrij en daar werden ze ook bijzonder vrijgevig van. Al was dat natuurlijk ook omdat ik in de Toog met toppers werkte. Hoe het ook zij: voor ons was het een prima zomer!

En toen werd het oktober. Tante Corrie greep meer en meer om zich heen met haar machtige tentakels, steeds meer mensen werden ziek en de tweede lockdown volgde.

En deze zou heftiger worden dan de vorige. Ik had al wel bedacht dat ik niet weer twee maanden, of langer, maar een beetje afwachtend op m’n reet zou gaan zitten. Ik wilde, voor zolang als het zou duren, iets nuttigs doen. En toen was daar ineens #horecahelptdezorg. Ik kon, met behoud van salaris, iets doen in Verpleeghuis de Klinker in Oud West. Geen onbekend terrein want ik heb daar tegenover gewerkt, Oud West is mijn buurt en ik ken veel mensen die er wonen of werken. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Doen! Ik had alleen nog geen flauw idee wat ik daar dan moest doen. We zien wel waar het schip strandt.

Dat werd snel duidelijk. Ik maakte in de ochtend ontbijt en tussen de middag lunch voor de bewoners van mijn afdeling en ondertussen praatte ik veel met ze, speelde een bordspelletje en als er een roker was dan nam ik die mee om samen een sigaretje te roken. De bewoners werden, hoewel ze soms bijna twee keer zo oud als ik waren, een beetje mijn kindjes. Ik had echt een band met ze.

Ik had het geweldig naar mijn zin, maar ondertussen wist ik nog steeds niet wat er met de horeca zou gebeuren. En in al die tijd in de Klinker was ik inmiddels ook warm geworden voor het vak van verpleegkundige en dus besloot ik de opleiding in te gaan.

Lang verhaal kort en daar staat in het boek meer over: dat was niet mijn ding.

Maar ik heb het wel geprobeerd. En zo heb ik in die lange lockdownperiode wel meer dingen gedaan of in elk geval geprobeerd die buiten mijn comfortzone lagen. Het ene met meer succes dan het andere, maar er wel gewoon voor gegaan.

Over die periode en meer verhaal ik in mijn nieuwe boek, Lockdownsyndroom. Een titel die refereert aan een periode waarin ik soms ook gek werd van de onzekerheid. Maar het was ook een periode waarin ik heel veel over mezelf heb geleerd en mezelf heb ontwikkeld. Een periode van kijken naar nieuwe mogelijkheden en perspectieven in het leven. Soms beviel zo’n nieuw perspectief en soms niet.

Maar eigenlijk heb ik mijn leven altijd zo geleefd: ik denk in mogelijkheden. Als iets niet lukt of niet bevalt schakel ik gelijk door naar iets anders. Zonder daar al te lang over na te denken. Gewoon BAM. Niet zielig in een hoekje huilen en klagen dat het leven zo hard is: zoek en pak je kansen. Zeik niet en ga door. En of het goed afloopt dat zie je dan wel weer. Om er maar even een lekkere geile tegeltjeswijsheid in te gooien en wat ik ook tevens als levensmotto gebruik: ‘’Niet weten waar het schip strandt is beter dan de boot missen.’’


Bejaardenblog 6 Vossenjacht

Op de valreep van het godvergeten 2020 las ik het bericht dat er momenteel roedels op seks beluste vossen door de binnenstad van Amsterdam ronddwalen. Vossen van het mannelijk geslacht die op jacht zijn naar vrouwtjesvossen. En zo hebben we in ‘het rode lichtjes district’ waar ik woon geen last meer van dronken toeristen die op zoek zijn naar vrouwen die ze tegen betaling mogen bestijgen, maar van vossen die op vossenjacht zijn. Kennelijk. Want ik heb ze nog niet gezien. De rosse buurt is tegenwoordig dus de vosse buurt.

Ik ging maar weer eens naar mijn eigen oude vossen in het verpleeghuis. Het lijkt soms wel alsof ze elkaar een beetje aansteken in hun gedrag. Zo kunnen ze ineens allemaal tegelijk heel lief zijn of juist zomaar ineens collectief strontvervelend. Alsof ze het afspreken. En zo hadden mijn oude vossen vorige week ineens een dag dat ze allemaal tegelijk moe waren. Het ontbijt en de lunch is altijd gezamenlijk, maar drie van de zeven bewoners verkozen om op hun kamer te blijven en de andere vier zaten alleen maar te knikkenbollen of gewoon te pitten. Misschien hadden ze de feestdagen nog niet helemaal verteerd.

Karel zat er wel, maar was duidelijk nog niet scherp. Karel is doorgaans nogal gecharmeerd van mij, maar nu herkende hij me niet eens en vroeg hij wie ik was.
‘’Ik ben het, Karel: Rodney. Normaal vind je me altijd zo’n mooie man, wat is dat nou?’’
‘’ Oh… Nou… Je lijkt me wel een aardige jongeman inderdaad.’’

Ik hielp hem met eten en thee drinken en daarna viel hij aan tafel in slaap. Ingeborg die vaak op haar praatstoel zit sliep ook veel en Leo is doorgaans weliswaar aartslui maar hij is altijd wakker genoeg om het personeel allerlei opdrachten te geven. Je kan niet langs hem lopen zonder dat hij een opdracht voor je heeft. Dan moet je ook nog vijf keer vragen wat hij wil, want hij is nogal moeilijk verstaanbaar. Dat kan behoorlijk irritant zijn. Nu dus niet, die lag ook aan tafel te slapen. Klara de eeuwig vrolijke downie was ook moe, lag ook te pitten en dat is ook niks voor haar. Dus daar stond ik dan. Drie bewoners nog in bed en de vier in de eetkeuken lagen allemaal te pitten. Dan duurt de ochtend ineens lang. Ik begon zelfs de onverstaanbare commando’s van Leo te missen. Nou ja, bijna dan. Zoals je een wortelkanaalbehandeling mist, zeg maar. Gelukkig delen we onze gemeenschappelijke liefde voor Ajax waardoor we toch wel een leuke band hebben.

Rond lunchtijd begon iedereen weer wat wakkerder te worden en waren ook de uitslapers inmiddels aangeschoven op hun vaste plek. Er kwam weer wat leven in de brouwerij. Ingeborg en Ramona begonnen weer te kibbelen als twee kleine meisjes, Eduard wilde weer lekker veel eten, Klara zat weer lekker te lachen en Leo dacht weer eens dat de hele wereld om hem draaide en begon zoals ik dat van hem gewend ben met onverstaanbare commando’s te vuren die ik dan weer kon pareren. Heerlijk. De dag was eindelijk begonnen. Al duurde dat behoorlijk lang die dag. Het leek wel of de klok achteruit liep.

Noortje werd ook wakker. Zij slaapt sowieso veel. Ik kreeg in het begin heel erg moeilijk contact met haar. Haar spraakvermogen is heel erg moeizaam. Ze praat geen lange zinnen en dan ook nog op fluistertoon. Ze lacht wel altijd heel lief. Ik hielp haar met eten en zei dat ze een mooie lach had en dat haar haren mooi gekamd waren. Ze lachte haar mooie lach weer naar me.
‘’Hey ben jij daar, Robbie?’’
‘’Ja, ik ben het, Noortje. Neem je een hapje voor me?’’
 “Ja….’’
‘’Moet je wel even je mond open doen hè?’’
‘’Oh ja…’’
‘’Zeg eens AAAAA…’’
En zo help ik haar dan met eten. Slokje thee tussendoor.  

En ook Karel was inmiddels weer wakker geworden. Hij begon Sinterklaasliedjes te zingen. Op zijn galmende volume.
‘’Karel, je weet dat het net kerst is geweest hè?’’
‘’Ja, dat weet ik wel, maar ik vind Sinterklaasliedjes leuker!’’
Karel kan af en toe nog bijzonder scherp uit de hoek komen.

Hij herkende mij ook ineens weer als ‘’de mooie man’’. Ik hielp hem met z’n eten.
‘’Ah, dank je wel, mooie man!’’
‘’Smaakt het lekker, Karel?’’
‘’Heel lekker! Verrukkelijk zelfs!’’
‘’Mooi zo!’’
‘’Net als jij, want jij bent mijn lekkertje!’’

Yep, Karel was weer wakker en er op zijn manier weer helemaal bij. Zo zie je maar: de vos verliest wel z’n haren, maar niet z’n streken.   

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

Voor Bejaardenblog 5: Klik dan maar weer hiero

En die ome Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.


 
  

Bejaardenblog 5 Ach Kind

Nee, de ambitie om samen met iemand kinderen op de wereld te zetten heb ik nooit gehad. Het proces van kindjes maken daarentegen heeft wel altijd mijn bijzondere interesse gehad, maar zelf kinderen hebben en daar voor zorgen en opvoeden: nee dank je. Ik heb het al druk genoeg met m’n eigen leven en daarbij is die aardbol toch al te vol, dus dan hoeven we er ook niet nog eentje van mij erbij. Maar nu, sinds 9 november heb ik op mijn 43e ineens zeven ‘kinderen’: ze variëren in leeftijd van 57 tot 86 jaar.

Ik maak lunch en ontbijt voor ze, ik speel spelletjes met ze, help ze met eten en drinken en ondersteun het zorgpersoneel door de bewoners te helpen met kleine dingen die ze zelf niet meer zo goed kunnen. We hebben best veel lol samen. Soms zijn ze echt om op te vreten, maar er zijn ook dagen dat ik denk: ‘’had ik dat maar gedaan’’. Eigenlijk praat ik soms net zo over ze zoals ik echte ouders weleens over hun kinderen hoor praten.    

Mijn jongste ‘kind’ is de 57-jarige Klara, die het Syndroom van Down heeft. Haar woordenschat is zeer beperkt, maar wel duidelijk en bij tijd en wijle geestig. Ik ben voor haar die  ‘mafkees’ of ‘sodemieter’, maar vaak zegt ze ook ‘dag schat’ en soms krijg ik een kus op mijn hand van haar.  Als ik een broodje voor haar neerzet zegt ze standaard: ‘Ja lekker!’ Na het eten drinkt ze graag koffie en dat woord kent ze ook. En Klara zegt tegen iedereen, of ze nou 20 jaar of 80 jaar zijn, ‘’ach kind.’’

Ik noem ze dan wel gekscherend mijn kinderen, maar het zijn natuurlijk mensen die ruimschoots volwassen zijn, of dat in elk geval zo veel mogelijk zouden moeten zijn, voor zover hun toestand dat toelaat. Maar dat valt niet altijd mee. Afgelopen week, ik weet niet wat ze hadden, maar toen moest ik echt even de kleuteroppas spelen en ze hier en daar bestraffend of ouderlijk toespreken.

Het begon met Leo die chocolaatjes uit zijn kamer wilde. Ik pakte de doos chocolaatjes. Leo begon te eten en deelde niks met de anderen, want ‘het is mijn chocola!’. Waarop Ingeborg kwaad werd en zei dat de chocola niet van hem, maar voor de hele afdeling was en dat hij de chocolaatjes had gepikt. Na mijn tussenkomst hield Leo vol dat de chocolaatjes van hem zijn en hij dus niets hoeft te delen.

Vervolgens kreeg mijn veelvraat Eduard honger. Hij zegt meestal niet veel meer dan dingen als  ‘’Mag ik een broodje?’’, ‘’Thee’’ en ‘’Ik heb het koud, sjaal’’. Prima, alleen is hij soms wat ongeduldig als het serveren van zijn bestelling hem te lang duurt, omdat ook ik maar in het bezit van twee handen ben, en dan gaat hij heel irritant op de tafel tikken met zijn vingers. En dan herhaalt hij zijn bestelling nog maar eens. Een keer of drie. Dat was dus ook die dag.

Tegelijk begonnen Ramona en Ingeborg te kibbelen over niks. Dan zijn het net twee kleine meisjes. Dat doen ze wel vaker en dan haal ik altijd het oude stokpaardje van mijn moeder van stal, wat ze altijd zei als ik ruzie had met mijn vriendjes of mijn zus: ‘’Hey, wel lief zijn voor elkaar!’’ Alleen waren wij toen acht en zijn zij op vergevorderde leeftijd.

Ramona heeft even later in haar broek gepoept en moet verschoond worden door de zuster. Het  leven van veel mensen begint in een luier en eindigt in een luier. Die gedachte stemt me best wel eens somber.  

Het over en weer gekissebis over die chocolaatjes ging de hele dag maar door en ondertussen gooide Klara lachend haar koffie op de grond. Dat doet ze vaker als ze even niet de aandacht heeft. Ze weet dan dat ze eigenlijk een ‘time out’ krijgt. Dan moet ze voor straf even een kwartiertje afkoelen op haar kamer waarna ze belooft dat ze het nooit meer zal doen en dat ze lief zal zijn. Maar ik had ook geen tijd om dat te doen, want ik moest allemaal brandjes blussen. Ondertussen begon Karel ook weer te schreeuwen en liedjes te zingen die hij tot vervelens toe herhaalde en Noortje wilde niet eten en kliederde met haar melk.

Het was gewoon even zo’n dag waar geen einde aan leek te komen. Ze waren allemaal tegelijk in hun klierbui. Ik was doodmoe aan het einde van mijn dienst en blij dat ik naar huis kon. Desalniettemin kijk ik er weer naar uit om morgen ‘mijn kinderen’ te zien. Ik ben in die anderhalve maand dat ik dit werk doe best behoorlijk gehecht geraakt aan de bewoners van mijn afdeling. Als er eentje De Pijp (of in dit geval Oud West) uitgaat zou ik dat serieus erg vinden. Maar als Klara morgen dan weer lachend ‘’Ach kind’’ tegen me zegt, dan is mijn dag al snel weer goed.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 4 Rijkdom

Vrijwel dagelijks passeer ik, net als op een Monopolybord, de Kalverstraat, maar 20.000 euro krijgen als je daarna Start passeert zit er dan weer niet in. Ik woon er vlak bij, maar de beroemdste winkelstraat van het land inlopen doe ik vrijwel nooit. Goed beschouwd is het een straat die van dezelfde truttige saaiheid is als elke andere winkelstraat in Nederland. Alleen is de Kalverstraat groter en bekender. Het enige dat wat mij betreft ooit van belang is geweest aan de Kalverstraat is dat Ajax er op 18 maart 1900 is opgericht. Voor de rest heb ik niks met die straat.

Door het Coronagedoe is het er al vrijwel heel 2020 rustig, maar afgelopen vrijdag vond de overheid kennelijk dat we als volk wel weer eens een uitje hadden verdiend in deze zware tijd. We zijn tenslotte allemaal al een tijdje niet naar voetbal, de kroeg of naar een concert geweest en dus mocht Black Friday gewoon een heel weekend doorgaan. Dus we hebben allemaal geld over nu, toch? Dus het volk mocht los en zich als een kudde uitgehongerde beesten op de aanbiedingen storten. Black Friday Matters, zullen we dan maar zeggen. De hele Kalverstraat was weer ouderwets druk bezaaid met koopjesjagers. Wat je in een treurgoot als de Kalverstraat moet kopen op een Black Friday, ik zou het niet weten, dus ik fietste maar snel door naar huis. 

Thuis aangekomen keek ik eens op Funda. Eens kijken of de huizenmarkt ook aan zwarte vrijdag deed. Dat onze nationale huisjesmelker Prins Bernhard jr. bijvoorbeeld twee woningen voor de prijs van één verkoopt of zo. Of een grachtenpand met een stuntkorting van 90%. Maar nee. Dat was niet het geval. Een woning in Amsterdam kopen heb ik sowieso allang uit mijn hoofd gezet. Tenzij de loterijballen een keer lekker vallen word ik toch nooit rijk.

Althans, niet in materieel opzicht. Ik verdien genoeg om te kunnen leven zoals ik dat wil. En veel meer heb ik niet nodig. Geld is makkelijk, maar het interesseert me te weinig. Ik zou m’n laatste joetje nog weggeven. Daarbij heb ik ook het zakelijk instinct van een tosti-ijzer, dus dat helpt ook niet mee met rijk worden. De echte rijkdom zit ‘m in gezondheid. Dat is zo cliché als een bord koude babi pangang, maar clichés zijn cliché omdat ze waar zijn.

Ik besef me die rijkdom steeds meer sinds ik in het verzorgingstehuis werk. Ingeborg, de oudste van de afdeling en behept met een smaak die een materieel rijk verleden verraadt heb ik al in één van de eerdere verhalen gememoreerd. Maar ook Karel, die elke dag tegenover haar zit heeft ooit een zeer welgesteld leven geleid. Hij was directeur bij een bedrijf. En ik zie hem ook wel voor me, een jaar of vijftien jonger, in een mooi pak, goed gecoiffeerd, kekke schoenen en met zijn kenmerkende stem leiding gevend aan een team van werknemers. En dan in de avond dineren in mooie restaurants en thuiskomen in een duur huis.

Dat was zijn leven. Zijn leven is nu, na een ongeluk en een daarbij opgelopen hersenbeschadiging, dat hij in een rolstoel op een gesloten afdeling in een verzorgingshuis woont. Ik hoor hem elke dag schreeuwen van de pijn als de zusters hem uit bed halen. Hij draagt geen mooie pakken meer, maar een trainingsbroek en een trui. Echt praten lukt niet meer, al kan hij in een goede bui nog wel wat korte zinnen formuleren. Zinnen waaraan je kunt horen dat hij een mooi taalgebruik had. Als ik hem iets vraag of hem help met het voeren van zijn eten registreert hij mijn vraag de ene keer gelijk, soms pas een halve minuut later of soms ook helemaal niet. En hij is nog niet eens heel oud hè? Karel is begin zestig. Ik ken verschillende mensen die ouder dan hij zijn en het grote geluk hebben dat ze er nog een uiterst vitaal leven kunnen nahouden. Die rijkdom heeft Karel dus niet.

Karel is van de herenliefde en hij schroomt niet om mannen die hij aantrekkelijk vindt uitgebreid te complimenteren. Zo noemt hij Henk, de grijsharige vrijwilliger en broer van Klara, altijd ‘mijn blonde God’ en tegen mij zegt hij continu dat hij mij zo’n ontzettend mooie man vindt en dat hij heel veel mij houdt. Zo af en toe begint hij ineens uit volle borst te zingen en te schreeuwen. En dan herhaalt hij het liedje ook meerdere keren. We hebben in mijn eerste twee weken ontelbaar vaak naar zijn uitvoering van ‘Row your boat gently down the stream’ moeten luisteren, tegenwoordig klinkt, in de repeatstand, het lied over ‘Dudeljoo’’ uit zijn zoetgevooisde keel. Soms begint hij ineens in het Engels te praten want daar heeft hij ook gewoond. Karel houdt er ook wel van om wat aandacht te trekken.

Maar afgelopen week kwam er zomaar ineens even een breuk in zijn liefde voor mij. Zijn rolstoel moest even verplaatst worden en toen ik hem terugzette op zijn plaats kwam hij heel lichtjes in aanraking met de tafel. Ik schampte hem amper. Nou kan ik zijn pijn natuurlijk niet voelen, maar Karel ontstak in blinde woede. En als Karel pijn heeft wordt zijn taalgebruik ineens een stuk minder parlementair. Ineens was ik een ‘LUL!’ en een ‘KLOOTZAK!’ en haatte hij me. De liefde was in één keer over. ‘’Eerst vond ik jou aardig! Maar nu vind ik jou een ZAK! IK HAAT JE!! GODVERDOMME! KUT!!! IK HAAT ALLES! IK WIL DOOD!’’

Ik probeerde hem nog te kalmeren, maar ik had het compleet verbruid. Hij ging in één seconde van nul naar honderd. Woest was ie. En zo ging het nog even door. Na zijn tirade viel Karel in slaap. Rust in de tent. Een uur later was de lunch en ik maakte Karel voorzichtig wakker voor zijn broodje. Ik hielp hem met voeren en thee drinken. Ik ging het er toch maar even over hebben met hem.
‘’Hey Karel, je moet niet meer zo boos doen en tegen mij schelden hoor, dat vind ik namelijk echt niet leuk. Ik dacht wij vrienden waren. ’’
‘’Ik zou nooit op jou schelden, mooie man.’’
‘’Dus we zijn weer vrienden?’’
‘’Wij zijn altijd vrienden! Ik hou van jou!’’
‘’Daarnet vond je me nog een lul.’’
‘’Dat zou ik nooit zeggen tegen jou, lieve schat.’’

Tja. Hoe kwam ik er inderdaad bij? Mijn oren suisden nog na van zijn gebulder en hij wist het niet eens meer. Dat houdt het leven wel lekker overzichtelijk. Dat dan weer wel.

De zeven bewoners op mijn afdeling zijn allemaal van verschillende komaf, maar hier zijn ze allemaal gelijk. Sommigen hebben een leven met relatief veel welvaart gehad, anderen minder. Uiteindelijk wonen ze nu allemaal op dezelfde gesloten afdeling, eten ze allemaal hetzelfde eten, hebben ze allemaal hun kwalen en moeten ze allemaal geholpen worden met douchen en toiletbezoek. Dan heb je weinig meer aan materiële rijkdom. En wie denkt dat een leven met heel veel geld en roem gelukkig maakt moet de documentaire over Diego Maradona maar eens kijken. Die man werd driekwart van zijn zestigjarige leven volkomen geleefd en is daar hartstikke aan kapot gegaan.

Dan ben ik liever blij met een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid, goede mensen om me heen en een prima dak boven mijn hoofd. Dat ik dan af en toe eens na moet denken of ik ergens wel genoeg geld voor heb houdt me met beide benen op de grond. Dat is voor mij genoeg rijkdom. En dan besef ik me dat ik elke dag dat ik gezond ben na de Kalverstraat langs Start rijd.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

En die ouwe Rodzooi komt komende maand ook met z’n nieuwe boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 2 MAFKEES

Bejaardenblog 2 MAFKEES

Je hebt van die mensen die zodra ze wakker zijn ook meteen echt op stand ‘AAN’ staan. Die gelijk beginnen te ouwehoeren dat het een aard heeft en gelijk helemaal scherp en gefocust zijn op wat er op de nieuwe dag allemaal moet gebeuren. Ik niet. Ik heb altijd even tijd nodig om in de dag te komen. Mijn tijdelijke nieuwe ritme in het verzorgingstehuis is een compleet andere dan dat ik gewend ben. Om 9.00 moet ik aanwezig en ‘AAN’ zijn. Op zich kan ik om 8.15 opstaan, snel onder de douche springen, een broodje en thee naar binnen knallen en om 8.40 op de fiets zitten en dan precies op tijd op het werk zijn. Maar ik hou niet van gehaast. Ik sta tussen 6.30 en 7.00 op, maak rustig ontbijt, lees het nieuws, douche rustig en dan fiets ik rond 8.30 relaxed richting De Klinker. Tien minuten voor ik begin maak ik dan even een kopje thee voor mezelf en dan wacht ik tot mijn club van zeven de ontbijtzaal binnendruppelt.

Dan ben ik dus al zo’n twee uur wakker en dan begin het lampje redelijk op ‘AAN’ te staan bij mij. Moet ook wel. Klara, mijn downie die nooit down is, wordt als eerste de huiskamer ingeloodst. En Klara is altijd vrolijk, lacht altijd, dus ik wens haar vrolijk goedemorgen. Haar begeleidster wijst naar me en zegt tegen Klara: ‘’Hey wat leuk! Die ken je toch wel? Hoe heet hij ook alweer?’’ Waarop Klara lachend naar mij wijst en roept: ‘’MAFKEES!’’  

Blijf dan nog maar eens in je laatste restje duffe ochtendchagrijn hangen. Ik word daar gelijk net zo vrolijk als Klara van. ”Je bent zelf een mafkees!”, zeg ik dan en dan moeten we allebei lachen.

De rest van de goegemeente komt ook binnen en ondertussen maak ik voor iedereen ontbijt. Karel is altijd blij om mij te zien en zegt zodra hij binnenkomt: ‘’Ach, daar is die mooie man weer!’’ En dat herhaalt ie nog een keer of vijftig gedurende mijn shift. Met Leo neem ik nog even snel het voetbal van het weekend door.

Ingeborg is wat later. Ik hoor haar schreeuwen vanuit haar kamer. Schreeuwen van de pijn. Ze is een chique dame, maar als ze pijn heeft kan ze vloeken als een vrachtwagenchauffeur. Het gaat me door merg en been. Als ze even later binnenzit vraag ik wat ze precies mankeert en waarom ze zo’n pijn heeft. Ze heeft neuropathie en dan de extreem pijnlijke variant daarvan. Ik weet niet wat neuropathie is maar ze legt me uit dat het een neurologische stoornis is die leidt tot hele heftige chronische pijn in haar voeten. Letterlijk zo heftig dat als ze een slechte dag heeft een neerdwarrelend veertje op haar voeten al helse pijnen kan veroorzaken.

Ze kijkt treurig. ‘’Weet je, Ronnie: oud worden is een zegen, maar oud zijn valt best tegen.’’ Ik merk dat ik dat best naar vind om te horen. Ik zou niets liever willen dan zo’n gezegende leeftijd als Ingeborg halen, maar als je elke dag schreeuwend van de pijn wakker wordt en je ook niet meer zelfstandig naar buiten mag: het lijkt mij heel heftig. Niet iedereen op mijn afdeling is geestelijk even goed meer bij, maar Ingeborg is dat wel. Zij kan soms hooguit wat versuft zijn door de medicatie, maar met haar kun je echt wel een gesprek op niveau voeren.

Ingeborg noemt mij dus ‘Ronnie’. Ramona noemt me ‘Rocky’. Leo noemt me ‘Robbie’. Noortje en Eduard zijn communicatief niet meer zo vaardig, dus bij die twee hou ik zelf in de gaten wat ze nodig hebben. Karel noemt me altijd ‘lieverd’, ‘schattebout’ of ‘die mooie man’ en Klara houdt het gewoon bij ‘’MAFKEES!’’ Ik luister naar alles. Ik had in de jaren negentig in Bos en Lommer twee hoogbejaarde onderburen. Als ze nog zouden leven zouden ze minstens 115 zijn. Die hebben me in de twee jaar dat we in hetzelfde portiek woonden letterlijk elke naam beginnend met een ‘R’ genoemd, behalve Rodney. Het zal een moeilijke naam zijn voor ouderen, ik vind het prima.

Behalve ontbijt en lunch bereiden voor mijn club van zeven, helpen met voeren, monden afvegen,  ouwehoeren en spelletjes spelen heb ik er ook een nieuwe taak bij gekregen: roken. Een bewoner van een andere gang, ik noem ‘m Humphrey, wil twee keer roken, maar degene die hem normaal begeleidt naar de rookruimte is bezig om te stoppen met roken. Dus of ik mee wil met hem. Nou ben ik nooit echt een ochtendroker geweest en zelfs ’s middags moet ik er vaak nog niet eens aan denken, maar vooruit, dan rook ik maar wat eerder voor de goede zaak, want dat vindt Humphrey gezellig. Humphrey houdt gelukkig ook van voetbal dus tijdens onze rooksessies praten we daarover. Hij speelde in Suriname voor een van de grote clubs daar en kende ook de vaders van Gullit en Rijkaard nog.  

Terug op de afdeling meldt Karel mij dat ik zijn dikke vriend ben en ik reageer daarop: ‘’Wat zeg jij nou Karel? Zeg je nou gewoon dat ik dik ben? Dan zijn we geen vrienden meer!’’ Bij Karel duurt het wat langer voor hij een boodschap of grapje heeft geregistreerd maar omdat hij ziet dat iedereen om hem heen lacht, lacht hij ook mee en zegt hij nog maar eens voor de vijftigste keer dat hij mij een mooie man vindt. Klara hoort het gelach ook en lacht ook mee.

Mijn shift zit er op. Ik ga naar huis. Ik zeg iedereen gedag en zeg dat ik er vrijdag weer ben.

‘’Dag mooie man!’’, zegt Karel nu voor de eenenvijftigste keer.

Klara kijkt me vragend aan als ze me in mijn jas ziet staan.

‘’Doei, Klara tot vrijdag!’’

‘’DAAAAAAAAG!!!! MAFKEES!!!’’

PS 1: De namen van alle bewoners en personeel heb ik in het kader van de privacy gefingeerd. Eerste deel van de Bejaardenblog lezen? Klik hiero .

PS 2: Mijn nieuwe boek ”Het nut van een gebreide condoom” komt binnenkort uit. Bestellen? Mail naar [email protected] of via Facebook een PB naar Rodney Rijsdijk.





   
 

De Trump van de Ten Katemarkt

Het lijkt er dus eindelijk op te zitten. De lachwekkende vierjaarlijkse poppenkast die we ook wel kennen als de Amerikaanse presidentsverkiezingen ging deze keer tussen twee bejaarde gekken. Kijkend naar debatten tussen Donald Trump en Joe Biden was als kijken naar een ruzie tussen die twee ouwe knarren uit de Muppetshow, Stattler en Waldorf. Maar toen ik zojuist tijdens mijn avondwandeling langs de Amsterdamse grachten vernam dat die hakkelende en mompelende Muppet Joe Biden het had gewonnen van de schreeuwerige demagoog Donald Trump kon ik een kleine glimlach niet onderdrukken. Niet dat ik denk dat Joe Biden de wereld gaat redden, maar ik heb toch liever hem achter de knoppen dan de narcistische gevaarlijke gek die er de afgelopen vier jaar achter zat.

Maar voor mij nog steeds  geen reden om de champagne open te trekken. Ik vind ze b(e)iden niks.

En terwijl ik de zojuist verkregen informatie onderweg naar huis even liet bezinken moest ik ineens denken aan ‘’De Trump van de Ten Katemarkt’’, namelijk Henk Bakker Sr.

Henk was een ouwe Amsterdamse marktkoopman. En dan ook nog echt eentje van de ouwe stempel. Die maakte je niet gek. Dat was ie al. Hij bestierde in de Ten Katestraat, aan de markt,  ‘Meubelhuis Henk en Bep’. Voor die winkel lag altijd een brancard waarop stond geschreven: ‘’Bij diefstal bellen wij eerst de ambulance en daarna pas de politie.’’ Dus beter haalde je het niet in je hoofd om daar wat te jatten, want dat was geen dreigement maar een belofte. Daarmee benoem ik tevens gelijk een belangrijk verschil tussen Bakker en Trump: Bakker hield zich nog wel eens aan een belofte.

Als Amsterdammer en marktkoopman was Henk daar prima op zijn plek, maar hij had ook bedacht dat hij verstand van politiek had en dat was nou net niet het geval. Henk had net zoveel kaas gegeten van politiek als dat ik ooit gegeten heb van een vleermuis op een vuige Chinese markt.

Henk was een opvallende verschijning in de Amsterdamse politiek. Zijn voorkomen met dat lange grijze slierterige haar en zijn nogal onconventionele en grofgebekte manier van debatteren. De stoelen zijn wel eens door de zaal gevlogen omdat Henk het ergens niet mee eens was en er is ook nogal eens aangifte tegen hem gedaan wegen geweld of strafbare uitlatingen. Nadat hij al de in stadsdeelraad van Oud West had gezeten werd hij in 2002 samen met zoon Henk jr. in de Amsterdamse gemeenteraad gekozen met zijn partij ‘’Leefbaar Amsterdam.’’

Elke stad of dorp kreeg in de slipstream van Pim Fortuyn ineens een partij die ‘Leefbaar’ heette en dan met de plaatsnaam erachter. Het recept om in de lokale politiek te komen was in die tijd simpel. Zoek een paar medegekkies, verstand van politiek is eerder ongewenst dan noodzakelijk, schreeuw hard, kies zondebokken uit, en kijk eens aan: je had je eigen politieke partij.
Het waren dan ook meestal schimmige dubieuze partijtjes die bolstonden van de demagogiek en die heerlijk inspeelden op de borrelende onderbuik van de morrende samenleving. Meestal dus geleid door schreeuwende gekkies. Sommige mensen zijn nou eenmaal erg gevoelig voor die manier van politiek bedrijven en zo hadden vader en zoon Bakker het toch zomaar even mooi tot het pluche van De Stopera geschopt. Dat beviel de heren goed. In 2006 werden Henk en Henk echter tot hun grote verbijstering niet herkozen in de gemeenteraad en bovendien was de fractie in opspraak geraakt omdat de  Bakkertjes hier en daar nogal wat waardevolle bonnetjes waren kwijtgeraakt, wat de geloofwaardigheid van hun partij ook niet ten goede kwam.

Toen Henk en Henk dus niet werden herkozen sprak Henk sr. op de lokale zender AT5 met gedragen stem en je kon zien dat hij er goed op had geoefend, de legendarische woorden : ‘’Ach, ik heb niet verloren, het volk heeft verloren.’’ Het is bij mij en een aantal vrienden nog steeds een gevleugelde uitspraak.  

Rond die tijd begon ik ook te werken in Café Bax aan de Ten Katestraat waar veel van die marktkoopmannen kwamen. Henk kwam daar ook vaak om zijn uitkering in de gokkast te flikkeren. Hij stond dan achter die gokkast met een broodje kroket en daar dronk hij dan meestal een Sneeuwwitje bij, half bier, half seven up. Daar verloor Henk ook nog wel eens wat. Een jaar later overleed Henk plotseling en zo kwam er een einde aan het leven van ‘’De Trump van de Ten Katemarkt.’’

Trump gaat zich natuurlijk nog verder belachelijk maken met rechtszaken, maar beter spreekt de ouwe Trump dezelfde woorden tot zijn kiezers als zijn Amsterdamse evenknie Henk Bakker Sr.:

‘’Ik heb niet verloren, het volk heeft verloren.’’

Het is niet waar, maar zelfs die holle frase straalde nog meer waardigheid uit dan het kleuterachtige gestampvoet waar Trump zichzelf nu weer onsterfelijk belachelijk mee maakt. Dat ik dat compliment postuum nog eens aan Henk moet geven dat maakt Trump eigenlijk toch wel een hele grote. Een hele grote wat? Dat mag je zelf invullen.

PS: Psssst! Rodzooi heeft nu ook een verzameling van zijn columns uitgebracht. Het boek heet ”Het nut van een gebreide condoom”. Boek bestellen? Mail naar [email protected] of stuur hem een bericht via Facebook

Rodweek 38 Slappe

Malle. Rare. Dooie. Slappe. En natuurlijk mijn eigen standaard-aanspreekvorm naar mensen: ‘ouwe’. Zomaar een paar woorden die in de rest van Nederland als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt, maar in Amsterdam net zo goed als zelfstandige naamwoorden om mensen te benoemen. Mensen aanspreken met zinnen als: ‘Gaat het lekker met je, malle?’  of ‘Let je even op, dooie?’ Heerlijk taalgebruik en het was daarom dat ik ook zo moest lachen om het filmpje van de agent die afgelopen vrijdag de chaos en de drukte bij de pont naar Noord in goede banen moest leiden. Je kon de agent niet zien in het filmpje maar je hoorde hem in prachtig plat Amsterdams door zijn megafoon schetteren dat mensen in de rode vlakken moesten blijven. En dan komt het mooiste. Kennelijk zegt iemand iets bijdehands tegen de agent die gelijk heerlijk Amsterdams reageert met ‘’Hou je grote waffel effe, slappe!’’ en vervolgens weer doorgaat met zijn instructies. Lees verder

Rodweek #5 Uberhart

Het was op een rustige nazomerdag in 2010 dat de kersverse burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, ons café plotseling kwam vereren met een bezoek. Dat hij en zijn gevolg in ons café belandden was niet geheel toevallig, want de hele club werd gechaperonneerd door opa Frits, de opa van mijn ex-vriendin. Opa Frits is een krasse tachtiger die nog steeds in allerlei ouderenraden zit en een drukkere agenda heeft dan ik. Een bekende verschijning in de Kinkerbuurt. Een rijzige man die nog steeds met tamelijk stevige tred door de buurt loopt. Van der Laan en opa Frits woonden in de jaren 80 en 90 naast elkaar in Amsterdam-West, dus toen de burgemeester zijn eerste werkbezoek aan Oud West deed was het niet meer dan logisch dat opa Frits daar een begeleidende rol in zou spelen. En anders had opa Frits die rol trouwens zelf wel opgeëist. Op het Ten Kateplein aangekomen zei Frits: ‘Kom, Eberhard, we gaan hier even een bakkie koffie drinken, want hier werkt mijn kleinzoon.’ En opa Frits is zo’n man die je niet gauw tegenspreekt, dus wat er ook op het programma stond: eerst koffiedrinken bij mij. Lees verder