Rodweek #31 Haverklapschaats

Terwijl ‘onze’ (als ‘we’ winnen zijn het in Nederland altijd ‘onze’, als ‘ze’ verliezen zijn het in wezen wezen) schaatsers daar in Zuid-Korea de medailles als een kralenketting aaneen rijgen gaan mijn gedachten terug naar 1986. Ik was negen en we gingen met een paar schoolklassen op excursie naar wat toen al het Mekka van de schaatssport was: het Thialfstadion in Heerenveen. Terwijl Sven Kramer in datzelfde Heerenveen in datzelfde jaar zijn eerste bronzen plak in zijn luiers legde reed ik mijn eerste rondje 32 op het heilige ijs. Het waren alleen 32 minuten en geen 32 seconden zoals een beetje goede schaatser dat doet, want ik lag om de haverklapschaats op mijn snuit of op mijn reet en hield me krampachtig vast aan de boardings om niet steeds te vallen. Terwijl iedereen om mij heen met duizelingwekkende vaart langs mij heen suisde en dolle pret had hoopte ik alleen maar dat deze dag in godesnaam heel snel voorbij zou zijn. In elk geval dit rondje rond die onmetelijke baan. De finish was nog lang niet in zicht. Toen ik eindelijk al klapwiekend met mijn armen de finish had bereikt en met een van pijn vertrokken gribusgrimas naar de kant klungelde leek het me een goed idee om mij terug te trekken uit de van plezier kraaiende en soepel schaatsende menigte en de vijf gulden die ik had meegekregen van mijn ouders stuk te slaan in de patatkraam. Nee, ook voor schaatsen was ik, zoals voor vrijwel elke actieve sport waar specifieke vaardigheden voor worden gevraagd, fysiek volledig ongeschikt. De enige schaats die ik in mijn latere leven nog wel eens aanzienlijk beter heb gereden was een scheve schaats, maar dat is weer een ander verhaal. Lees verder

Dwight Kan Vertrekken

dwight lodewegesWoede, verdriet en onmacht: ze streden om poleposition en uiteindelijk won de woede, zij het met een neuslengte voorsprong. Natuurlijk, het was al vervelend dat hij haar verliet, maar dan ook nog voor die vuile opgedirkte sloerie van dertig kilometer verderop. Die trut die ze haar hele leven al haat. Met haar dikke tieten en haar ordinaire make-up. Van alle wijven waarvoor hij haar kon verlaten koos hij de allerergste uit, die lul. Ze wil dat hij oprot uit haar appartement, en wel nu. Niet morgen of overmorgen. Praten heeft geen zin meer en zijn spullen flikkert ze wel uit het raam achter hem aan. Niks in haar appartement mag nog aan die griezel doen denken. En dat terwijl het tot vorige week nog zo’n mooi stel leek. Gelukkig met elkaar, niets aan het handje. Dat is in één doffe klap weggevaagd. Ze haat hem, tot in het diepst van haar vezels. En dus ging hij maar, hij wachtte niet tot ze hem er met kop en kont uitsmeet… Hij had nog snel wat persoonlijke spulletjes bij elkaar gegrist en in een tas gegooid en daar ging hij dan. Weg. Door de achterdeur. Hij had als goede vrienden uit elkaar willen gaan, maar dat bleek onmogelijk.

Bovenstaande klinkt als een goedkope Bouquetreeksroman, maar het was wat in mij opkwam toen ik zag welke volkswoede het vertrek van Cambuurtrainer Dwight Lodeweges naar aartsrivaal Heerenveen losmaakte. Verlaten worden voor een contract bij de rivaal doet voetbalsupporters lijken op iemand die verlaten is door zijn of haar geliefde. Dan wint rancune het altijd van ratio en is de derde  ‘R’, die van redelijkheid in geen velden of wegen meer te bekennen. Lees verder