Rodweek 198 Zeepsop en pruimenpap

Terwijl in de Jordaan momenteel een grimmig debat gaande is tussen wat zeurende expats en Jordanezen of de oude Westertoren nou wel of niet ‘s nachts mag blijven klingelen werd het symbool van de Jordaan afgelopen donderdag uit volle borst bezongen in het voormalige Rozentheater op de Rozengracht, tegenwoordig heet het Boom Chicago. Jordanese muziek op Jamaicaanse klanken. Jamaica en de Jordaan in innige omhelzing met elkaar. Het was het afscheid van het prachtige muzikale project De Porders. Ik heb de eer en het genoegen gehad om het project bijna letterlijk vanaf het begin te zien ontstaan.

Ik heb in de Melkweg jarenlang samengewerkt met Paul van Musscher. Paul is de drie hoog achterneef van Johannes van Musscher die we beter kennen als Johnny Jordaan. Een jaar of drie geleden had ik eens afgesproken met Paul. Paul kent mijn niet door iedereen begrepen voorliefde voor oude smartlappen.
‘Ik moet je even wat laten horen, Rod. Volgens mij is het een topidee. Jij gaat dit geweldig vinden. Maar je moet er nog wel effe je bek over houden.’ Hij zette een CD-tje op en ik vond het inderdaad meteen briljant: de muziek van Johnny Jordaan op reggae, ska en rocksteady-klanken. Wat een wereldplan inderdaad! Paul is zelf ook al jaren actief als zanger in verschillende bands en zo had hij voor dit project een selectie fantastische muzikanten bij elkaar verzameld uit zijn muziekvriendenkring. Leden van Jah6 die Andre Hazes-nummers op reggaemuziek zingen, leden van de legendarische Haarlemse funkband Gotcha!, Pieter Both van de geweldige reggaeband Beef, multitalent Jaro en hijzelf dus als frontman. Dan praat je over een topbezetting. Mag je dat zo zeggen? Ja, dat mag je zo zeggen, Mart Smeets!

De bandnaam ‘De Porders’ was gauw gevonden. Porders waren mensen die vroeger in de arbeiderswijken van de steden arbeiders wekten zodat ze op tijd op hun werk kwamen. Wekkers waren duur en niet altijd even betrouwbaar. Wie de porders dan weer wakker maakten zodat zij op tijd aan het werk waren weet ik dan weer niet. Jaro zijn opa was porder, Pieter zijn oma pelde garnalen met tante Leen en Paul is familie van Johnny Jordaan. Ze hadden zichzelf dus ook De Garnalenpellers kunnen noemen, maar De Porders bekt natuurlijk net even wat lekkerder.

Het heeft me grote moeite gekost om het geheim te houden want mijn enthousiasme grensde aan hondsdolheid! Ik hoorde er een tijdje niks over, maar in de lente van 2022 was het dan zover. Het eerste spontane optreden van De Porders was, hoe kan het ook anders, op het Johnny Jordaan-plein aan de Elandsgracht. Ook buiten Amsterdam werd het project inmiddels bekend en zo stonden de mannen ineens op de Zwarte Cross. Ik heb nog de twee optredens in het Rozentheater gezien, het theater waar Johnny voor het eerst optrad en waar hij om de hoek in de Rozenstraat is geboren.

Het is fantastisch hoe goed de Jordanese smartlappen zich met Jamaicaanse klanken laten mengen. Noem het Jaimanees. Een prachtige avond waar oude Jordanezen op af kwamen, maar ook jong publiek maakte kennis het het levenslied en het levensverhaal van Johnny Jordaan.

Die laatste avond in het prachtige Rozentheater kon me niet lang genoeg duren. Johnny Jordaan kreeg een dag na zijn honderdste geboortedag nog één keer de eer die hem toekomt. En Paul liet zien dat het muzikale talent in de familie Van Musscher blijft zolang de lepel in de brijpot staat. En Johnny zag dat het goed was. Net als wij. En een pikketanessie ging er zeker in. Eenmaal buiten klingelde de Westertoren nog een mooie toegift voor ons. Voor de jengelende expats en andere zeikerds in de Jordaan die het heerlijke geluid van de pas vier eeuwen oude Wester niet kunnen velen heb ik de wijze lijfspreuk van mijn vroegere buurman: ‘Acceptere of Almere!’

Er bleef op deze magische avond eigenlijk slechts één vraag onbeantwoord:

Wie heeft nou toch die zeepsop in de pruimenpap gedaan?

Een kleine impressie? Klik hier voor wat beelden van vorig jaar.

Rodweek 194 2023 Kankerjaar


Of ik geen gezelligere titel kon bedenken om 2023 in één woord samen te vatten? Nee, eigenlijk niet. En ik gebruik de titel ook niet als scheldwoord. Ik vind ‘kanker’ als bijvoeglijk naamwoord namelijk altijd zo armoedig en ordinair klinken, dus ik scheld daar nooit mee. Mensen die praten in lelijke termen als ‘kankervet’ of ‘kankerhard’: zouden ze zelf horen hoe naar en dommig ze overkomen? Ik ben bang van niet. Nee, een kankerjaar, dat was gewoon wat ons jaar was. 2023 stond voor Mo en mij volledig in het teken van kanker. Als het jaar in het teken van appelvlaaien had gestaan had deze column ‘appelvlaaienjaar’ geheten. Of Ibrahim Appelvlaai om het wat poëtischer te maken.

Maar nee, wij werden het hele jaar bezighouden door kanker. Eind 2022 stapten we verplicht de spreekwoordelijke achtbaan in en nu eind 2023 zijn we uitgestapt. En net als in een echte achtbaan klommen we soms hoog en dan raasden we daarna weer hard naar beneden. Een van de eerste dringende en ook enigszins dwingende adviezen die we kregen nadat Mo de diagnose had gehad: blijf zoveel mogelijk leuke dingen doen. En dat hebben we dan ook gedaan. Veel op vakantie, dagjes uit of lekker een avondje met vrienden: het ging gewoon allemaal door. Behalve dat Mo er dan wel wat eerder af lag dan normaal en de dag daarna hartstikke doodop was gaf het haar ook veel energie.

We hebben dus zeker niet alleen maar zielig in een hoekje zitten huilen. Daar is nog nooit iemand beter van geworden. We zijn allebei mensen die positief en vrolijk in het leven staan, dus naast gevoel voor tumor behielden we gelukkig wel ons gevoel voor humor. Toen Mo eens een beetje druk was zei ik dat ik naar het ziekenhuis zou bellen of ze er nog zo’n zakkie in konden druppelen. Tram 2 die we de chemokar noemden. Toen ik haar Het Spook van de Stopera noemde, toen ze er niet op haar paasbest uitzag. Om dat soort grappen konden we samen dubbel liggen.

Maar ze had natuurlijk ook vaak genoeg de energie van een dood paard. Dat even de was ophangen al een immens karwei was. Gelukkig waren we in de prettige omstandigheid dat ik als copywriter mijn werk fijn thuis kan doen en zo veel tijd had om voor Mo te zorgen en het huishouden draaiend te houden. En we hadden gelukkig ook allemaal lieve mensen om ons heen die ons met van alles hielpen. En gelukkig hebben wij veel vrienden die er in goede en slechte tijden voor ons zijn, dat bewees dit jaar.

Terwijl wij dus zelf in onze achtbaan zaten kregen ook andere mensen in onze directe omgeving met de ziekte te maken. ‘Het heerst’, zeiden we op een gegeven moment.

Tegelijk met Mo ongeveer werd ook onze kat Eva ziek. En dat ging steeds sneller. Ik ben echt bang geweest om allebei mijn meisjes te verliezen. Het werd alleen Eva. Mijn poes voor het leven, het bleef bij twee keer zeven. Na dik veertien jaar vertrok Eva zoals ze ooit bij me kwam: op schoot. En vlak voordat Eva naar de eeuwige vogeltjesjachtvelden vertrok overleed Mo’s beste vriendin Agnes plotseling. Die had ik nog nooit ontmoet en dat zou een keer gaan plaatsvinden, maar dat is er dus helaas nooit van gekomen. Eva en Agnes verlieten ons dus allebei en vlak na elkaar in maart. Dat was alles bij elkaar wel de slechtste maand van 2023.

In zo’n verschrikkelijk jaar als 2023 hoopte ik me vast te kunnen klampen aan iets wat me nog plezier zou kunnen geven: Ajax. Helaas bleek mijn club ook doodziek te zijn en heb ik het bij leven nog mee moeten maken dat mijn club op de laatste plaats heeft gestaan en dat er, om 2023 maar in stijl af te sluiten, van een amateurclub werd verloren.

En dan het nieuws met als voornaamste narigheid de oorlogen in Rusland en de Oekraïne en in Israël en Palestina. Het is om treurig van te worden. En dan al die mensen die denken een partij te moeten kiezen. Alsof het een voetbalwedstrijd is. Ik ben voor niemand. Oorlogen worden gevoerd over mensenruggen. Ik ben voor al die onschuldige mensen. Aan die kant sta ik. Die leiders geven geen shit om de gewone mensen, die geven alleen maar om macht.

En onze eigen politieke klimaat, hier in Nederland, is natuurlijk ook om te janken. Dat is de echte klimaatcrisis. Vroeger had je op verjaardagen of aan de kerstdis altijd die ene foute iets te rechtse oom. Kijk naar de stemuitslag: tegenwoordig heb je een huiskamer vol. En de tantes doen ook gezellig mee. Het is er niet leuker op geworden en daar hebben de afgelopen kabinetten het zelf naar gemaakt. Ze hebben een partij die leeft op onvrede royaal gevoed, met deze verkiezingsuitslag als logisch gevolg.

De vrolijke noot van 2023 kwam in november met ons bezoek aan de Poezenboot. Daar werden wij verliefd op twee jonge poezen en die vrolijken ons leven sinds die tijd weer helemaal op. Ouwe en Dibbes hebben we ze genoemd. Ze zijn acht maanden oud. Allebei geboren net nadat Eva is overleden. Als ik een zweefteef was geweest dan zou ik schrijven dat Eva die twee naar ons heeft gestuurd.

Mijn wens voor volgend jaar: dat we allemaal maar gezond mogen blijven en dat de zieken zullen genezen. En dat die domme oorlogen eens stoppen. Dan kan ik deze column in 2024 ‘Vredesjaar noemen’ en dat klinkt toch een stuk gezelliger dan ‘Kankerjaar’, toch?

Iedereen fijne dagen, blijf gezond en wees een beetje lief voor elkaar.

Rodweek 192 De Cupido van het Waterlooplein

‘De liefde, ach ja, de liefde. Daar zouden ze eens een liedje over moeten schrijven.’ Een prachtige quote van Theo Maassen die ik zelf graag gebruik. De liefde: het kan je laten opstijgen en laten vliegen, maar het kan je ook laten neerstorten in een diep ravijn. Ik weet er alles van als voormalig brokkenpiloot in de liefde.

Als barman heb ik als stiekeme voyeur liefdes zien ontstaan en ontluiken als een mooie bloem of totaal zien verwelken als een plant die te lang geen water heeft gehad. En alles daar tussen in. Ik herken een Tinder-date op een kilometer afstand. De ietwat schichtige om zich heen kijkende man of vrouw die kijkt of de date er al zit. De blije blik die zegt ‘Jaaa, precies zoals op de profielfoto!’ of de blik van teleurstelling als blijkt dat de date een profielfoto van veel te lang geleden heeft gebruikt. Alsof je een mooi hotel hebt geboekt, maar per ongeluk in de hotelgids uit 1986 hebt gekeken en nu naar een oud vervallen gebouw zit te kijken.

Of je ziet de mensen die overduidelijk op een one night stand uit zijn. Dat ze de deur uitlopen en dat je denkt ‘als dat geen neuken wordt…’ Of mensen die lust met liefde verwarren. Zo eentje was ik er vroeger zelf ook nog weleens, dus ik herken dat gedrag onmiddellijk.

Maar ik ben na een lange en intensieve zoektocht inmiddels compleet gelukkig in de liefde en dat gun ik iedereen. En ik help ook graag. Soms bewust en soms onbewust.

Zo was ik gisteren aan het werk in Café Waterlooplein 77. Een mooie oude kroeg in de Amsterdamse binnenstad. Het café is een mooie mengelmoes van buurtbewoners, lokale dronkaards en vooral veel studenten van de Film- en Theateracademie die om de hoek zit. Als ik 25 jaar jonger was geweest had dat zomaar een van mijn jachtgebieden kunnen zijn. Ik was echt een jager. Altijd op zoek naar een prooi. Die onrust heb ik gelukkig niet meer.

Op tafel 3 zaten een jongeman en een jongedame. Ik schatte ze eind twintig. Terwijl ik aan het werk was observeerde ik ze een beetje. Ze waren aardig tegen elkaar, maar ook wat aftastend. ik vermoedde een date. Maar ineens werd zij wat verwijtend naar hem. Er werd met vingers gewezen. Ze verhief haar stem. Hij bleef cool, maar niet op z’n gemak. OK, die kennen elkaar dus langer, constateerde ik. Ik was tussen het serveren van de drankjes door een beetje mijn eigen playlist aan het samenstellen. Mooie liedjes. Ik zette ‘Be my Baby’ van The Ronettes op. Een juweeltje uit de jaren 1964. Ineens ontdooide de jongedame en er werd zelfs ineens gezoend. Met tong. Er werd in elkaars ogen gekeken en ik zag dat ze lieve woorden tegen elkaar uitspraken.

De jongedame rekende af. ‘Dank je wel dat je dat liedje van The Ronettes opzette. Je hebt zojuist onze relatie gered. Ik wilde het namelijk vanavond hier met hem uitmaken. Maar dit is ons liedje en toen smolt ik. Ik wil het nog een nieuwe kans geven.’
‘Heel goed lieverd. Jullie zijn hartstikke leuk en knap samen. Wees lief voor elkaar!’, zei ik met enige senioriteit, terwijl ik zelf ook een beetje smolt.

En daar liepen ze gearmd de deur uit. Nog even zoenen op de stoep. En ik dacht heel lief: ‘Als dat geen neuken wordt…’

Iets later op de avond zat er een ander stel aan de bar. Ik kende ze al van een eerder bezoek. Ook leuke mensen van rond de dertig. Zij was ijskoud en bitchy tegen hem. Hij werd gefusilleerd met een mitrailleursalvo aan verwijten en hij keek mij af en toe een beetje wanhopig aan met een blik van ‘Broer, wat doe ik fout?! Help me!’ Uiteindelijk bleven zij samen als enige gasten in het café over en toen besloot ik, aangemoedigd door mijn eerdere succes als Cupido, eens te kijken of ik nog eens raak kon schieten. Ofschoon mijn schone wederhelft weleens anders beweert: zo romantisch als mij worden ze niet vaak gemaakt!

Even de helpende hand bieden. Ik richtte mij tot de dame die chagrijnig en ijzig aan de bar zat, terwijl haar vriend op het toilet wat warmers in zijn hand nam: ‘Lieverd, wat is jullie favoriete liedje? Echt jullie liedje.’
De ijskoningin ontdooide ineens en straalde: ‘Groot Hart van De Dijk’
‘Dat is inderdaad een prachtig nummer van misschien wel de mooiste Nederlandstalige band ooit’, zei ik.

Ik zette het liedje op en toen kwam haar vriend van het toilet. En ook hij straalde ineens. We zongen het lied met z’n drieën mee en proostten nog met een drankje. Daarna moest ik sluiten en moest ik het lot aan de liefde overlaten. Ze keken ineens weer verliefd naar elkaar. Ik wenste het stel een mooie nacht en veel liefde toe. ‘Wel lief doen voor elkaar nu, oké?, voegde ik er met mijn romantische senioriteit nog even aan toe’. Het stelletje liep gearmd de deur uit en ze zoenden innig op de stoep. En ik dacht heel lief: ‘Als dat geen neuken wordt…’

En blij en tevree dat ik op één avond twee relaties gered had sloot ik de hut af en liep weer naar huis, waar mijn eigen meisie in bed op me lag te wachten. Ik neuriede ‘Be my Baby’ van The Ronettes en dacht heel lief ‘Ja, het is toch fijn dat er weleens mensen liedjes over de liefde hebben gemaakt. Als dat geen…’

Ho ho ho! Stop niet met lezen. Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor onder de kerstboom? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of het paard van Sinterklaas aan het werk moet zetten!

Rodweek 191 Brrrussel

Het is elk jaar weer spannend. Zodra de loting voor het Europese avontuur van Ajax bekend is gaan de raderen bij mijn vrienden en mij draaien. Er zijn drie steden waar we dan uit kunnen kiezen. We zoeken het liefst de leukste stad uit, of anders een stad waar we toevallig allemaal tegelijk heen kunnen. Hoe ouder we worden en hoe meer verantwoordelijkheden er komen hoe lastiger het wordt om een trip te regelen, maar toch slagen we er al jaren in om minimaal een keer per seizoen met elkaar op Europese uittrip te gaan. En zo hebben we samen al flink wat van Europa gezien met Ajax.

Dit jaar viel de keuze op Marseille. Niet dat we Marseille nou zo’n toffe stad vinden, maar omdat het simpelweg de enige stad was waar we allemaal tegelijk konden zijn. Even een paar dagen uit de tentakels van het gewone dagelijkse leven ontsnappen. We waren dit keer wel zo slim om een annuleringsverzekering te nemen, want de situatie in Frankrijk wil nog wel eens vervelend zijn. En ja hoor: het dreigingsniveau in Frankrijk staat vol op standje ‘aan’ en Marseille is sowieso een ruige stad, dus Ajaxsupporters waren niet welkom. Jammer, maar helaas. Voor het eerst in flink wat jaren ging onze trip niet door. En na de winterstop is het maar afwachten of onze club nog Europees actief is én of wij überhaupt meekunnen.

Jammer. Gelukkig belde mijn vriend Luuk me gelijk op of ik dan interesse had om mee te gaan met een trip van Santos Magazine. Er ging ook een groep gozers uit Amsterdam en Rotterdam mee die mij zeer welbekend zijn. Met een hele ploeg voetbalnerds naar twee wedstrijden op een dag in België, RWDM-Charleroi en Antwerp-Leuven. Een mooi Plan B! Hartstikke leuk, maar de trip was helaas al volgeboekt. Van plan B door naar plan C: ik boekte van het geld dat ik van de Marseilletrip terugkreeg een weekendje Brussel voor mijn vriendin en mij en dan konden we in elk geval mee naar de Brusselse wedstrijd! RWDM is een kleine club in België, een laagvlieger, dus kaartjes aan de poort kopen moest geen probleem zijn. Toch nog een buitenlandse voetbaltrip!

Het hotel dat ik had geboekt lag niet al te ver bij het stadion van RWDM in Molenbeek vandaan, pal achter station Brussel-Noord waar we aankwamen met de trein. Nou schrik ik niet snel en hoeven steden van mij echt niet aangeharkt te zijn, maar vergeleken bij Brussel-Noord zijn de slechtste buurten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam paradijselijke oorden. Wat een naargeestige gribus. Ik was weleens eerder in Brussel geweest, maar toen verbleef ik in de stedelijke grandeur van het centrum. En ik heb niks tegen buitenwijken, sterker nog, die vind ik vaak leuker omdat die vaak meer echt de stad ademen en geen toeristenfuiken zijn, maar Brussel-Noord raad ik niemand aan.

Enfin, de wedstrijd was om 16.00 dus nadat Mo en ik in ons matige hotel hadden ingecheckt togen wij met de bus naar het stadion. Ruim op tijd om de Santos-bus op te wachten, een kaartje te kopen en iets te eten. Vanuit de Santos-reis was één deelnemer afgevallen dus er was een kaartje over. Hoefden we er nog maar eentje zelf bij te kopen. Top!

RWDM-Charleroi, een wedstrijd tussen twee degradatiekandidaten. Vergelijkbaar met een affiche als Volendam-Vitesse op dit moment. Wij liepen naar het hek om wat suppoosten te vragen waar we een kaartje konden kopen. Antwoord: kon niet!!! Dit degradatiepotje werd gezien als een risicowedstrijd, dus het was sinds de avond ervoor niet meer mogelijk om nog een kaartje te kopen. Mooie klotezooi. Waren we hiervoor naar dat aftandse Brussel-Noord gekomen. Ik wilde Mo niet alleen laten, maar zij stond er op dat ik met de jongens mee zou gaan.

Daar kwam de bus met de Santos-boys. Na de hartelijke begroeting moesten we naar de tribunes en daar trok ome Luuk zijn supporterstrukendoos open. Iedereen had immers een kaartje behalve Mo en Luuk probeerde met een combinatie van Frans en Engels (Hoewel Brussel tweetalig is heb je aan Nederlands weinig in Brussel) aan de suppoost duidelijk te maken dat ‘Madame Mo’ haar kaartje was kwijtgeraakt. Mo trok er een Oscarwinnares-waardig droevig gezicht bij, de suppoost trapte er in en Mo mocht met ons doorlopen. Een prachtige glipactie van mijn Leidse Glibber!

In het stadion, vergelijkbaar met een stadionnetje als dat van RKC, was het ijskoud. Brrr! En het voetbal was ook allesbehalve hartverwarmend. Sterker nog, iedereen van onze groep (allemaal voetbalsupporters die al een lange loopbaan op de tribunes hebben) was het over eens dat dit echt de allerslechtste voetbalwedstrijd moet zijn die er ooit is gespeeld. De kans dat je de loterij wint is groter dan dat je ooit zo’n beroerde wedstrijd voor je kiezen krijgt. Het was dus ijskoud, maar voor de tweede keer trad Luuk op als reddende engel voor mijn meisie: hij had teenwarmers bij zich! Dus Mo had lekkere warme voetjes.

De wedstrijd eindigde logischerwijs zoals die begonnen was: 0-0, vrijwel geen kansen gezien. De beide ploegen hadden dit beter schriftelijk af kunnen doen. Ik keek naar mijn koukleumende meisie en dacht: ‘Kolere, die moet echt wel van me houden als ze zelfs hier met me mee naar toe wil gaan.’

Na afloop van deze moeder aller baggerwedstrijden gingen de Santos-mannen weer verder door naar Antwerp FC en Mo en ik gingen weer terug naar Brussel-Noord. Tijd om wat te eten. Punt is alleen dat er in onze best lange straat, de Rue de Brabant, alleen maar smoezelige snackbars, kebab- en dönertenten waren. Allemaal niet erg uitnodigend, maar we hadden echt wel trek. We kozen een willekeurige hut uit. Ik heb zelf het grootste deel van mijn leven in Amsterdam-West gewoond: dat soort achenebbisj tentjes kunnen zomaar juweeltjes zijn waar je de lekkerste hamburger ooit eet. Ik heb in Bangkok in een achterbuurt fantastisch gegeten in een restaurant waar je je hond niet eens zou laten schijten en in Madrid in een morsig restaurantje in een achteraf steeg de beste gazpacho ooit gegeten, gemaakt door een tandeloos oud omaatje. Lang verhaal kort: zo was het niet in Brussel-Noord. Ik ben absoluut geen snobistische connaisseur en ik kan uitstekend op goed snackvoer leven, maar dit was de meest gore hamburger en de meest vieze patat die ik ooit heb proberen te eten. Geprobeerd dus. Na twee happen was ik er klaar mee, Mo hield het iets langer vol. Het lekkerste van het menu was het blikje cola dat we erbij namen.

Voor een enigszins redelijke ontbijttent was het de volgende ochtend ook nog flink zoeken. Om mijn meisie toch te overtuigen dat Brussel best leuk is namen we de trein naar Centraal Station. In drie minuten reis je van gribus naar grandeur. Brussel heeft een mooi centrum, we kregen eindelijk fatsoenlijk eten, maar het was alleen zo stervenskoud dat we toch eerder weer terug naar Amsterdam zijn gegaan.

Het was brrr in Brussel, maar we geven Brussel in de lente of zomer weer een nieuwe kans. Alleen dan niet in Brussel Noord. Hoewel Brussel Noord in die zin uniek was dat ik er de slechtste wedstrijd ooit heb gezien, het goorste hamburgermenu aller tijden heb gegeten en dat het in West-Europa de meest smotsige buurt is waar ik ooit ben geweest. En die herinnering is ook wat waard. Anders heb ik tenslotte niks meer te schrijven.

Hohoho, nog niet stoppen met lezen! Wil jij nog een origineel en gesigneerd kerstcadeau voor onder de boom of heb je mijn bundel Lockdownsyndroom per ongeluk nog niet zelf gekocht? Dat kunnen we regelen. Ik heb nog een aantal exemplaren liggen. Voor 15 euro kun je het afhalen in Amsterdam-Centrum en voor 19,50 stuur ik het naar je op. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]


Rodweek 190 Circus Pff…

‘Oh nee, Rod, doe het niet, doe het alsjeblieft niet, hou je in, hou nooouuuuu iiihhiiiin, lieve ome Rod, ouwe dibbes! Dit wordt alleen maar gezeeeiiiiheeeik en geklooooohoooot!’, dacht ik nog voor het schrijven van deze column. Maar ik doe het toch: een column schrijven over politiek. Ik probeer me op mijn socials doorgaans zo ver mogelijk van politieke onderwerpen te houden. De reden is dat het, zeker als je een uitgebreide contactenlijst op die socials hebt, met mensen van diverse politieke pluimage (ik sluit niemand om politieke voorkeuren uit, tenzij het echt radicale gekken zijn) te maken hebt. En daar zitten dan ook altijd net iets te fanatieke internetschreeuwers tussen die hun meninkje er door willen persen. Die via hun toetsenbord gaan blèren tegen mensen die ze in het echte leven niet kennen. De zogenaamde toetsenbordhelden, u kent ze wel. Ik ook helaas. En daarom prefereer ik om mijn socials gewoon zoveel mogelijk te vullen met leuke en gezellige onderwerpen. Poezenplaatjes, columns, aptoniemen, foto’s of leuke columnquotes uitproberen. Ik heb wel meer te doen dan semantische discussies aan te gaan met mensen met wie ik het toch nooit eens word en ik heb ook geen tijd en geen zin om domme fitties tussen mensen op mijn tijdlijn te modereren.

Maar vandaag wil ik het dus even wel over ‘de polletiek’ hebben. Ik werd vanmorgen, net als iedere andere Nederlander wakker in een land waarin de PVV de grootste partij is. Dat is bizar. Dat ik het nog mee moet maken. 2023 is een raar jaar. Ajax heeft laatste gestaan en de PVV heeft ineens de grootste lul: hoe dan?!

In het geval van Ajax is het simpel: wanbeleid en de lul van Marc Overmars. In willekeurige volgorde. De PVV de grootste: wanbeleid van de VVD. Dertien jaar ‘kutte onder Rutte’ die grote onvrede onder de bevolking tot gevolg hebben gehad. Dat de PVV gisteravond de grootste partij is geworden is zoals je dat in het Engels mooi zegt: ‘An accident waiting to happen.’ Rutte heeft het verkut, veel mooie praatjes, lekker alles weglachen, maar ondertussen kunnen veel mensen amper hun boodschappen betalen en kan vrijwel niemand meer een woning vinden. En die lieve Dilan Yesilgöz met haar brugklasstem doet ook alleen maar loze beloftes waar niemand iets voor koopt. Mensen zijn klaar met dit soort gelul en ik snap het. De oude politiek had de macht en die hebben ze door hun eigen salonfähigheid zelf uit hun poten laten kletteren. De arrogantie van de macht. Het heeft zich nu tegen zich gekeerd. En dan kan ik als linkse stemmer heel hard gaan huilen dat het allemaal zo gemeen is en boehoehoe, maar de uitslag van gisteren kon je van minimaal tien kilometer zien aankomen. En hij was nog harder dan iedereen kon denken.

De PVV is een monster en dat monster voedt zich met onvrede. En laat die onvrede nou toevallig net in overvloed aanwezig zijn in ons landje. Het monster vreet z’n buikje rond. En dat hebben de gevestigde partijen aan zichzelf te danken. Je kunt PVV-stemmers niet zomaar als domme xenofobische boeren wegzetten. Het is gewoon de teleurgestelde arbeidersklasse die zich niet meer kan vinden in de oude linkse politiek. En hoe win je deze mensen weer terug? Bijvoorbeeld door minder in oude links/rechts-dogma’s te blijven hangen.

Ik zal van mijn leven nooit PVV stemmen. En ook geen VVD. Ik ben ook een gozer uit de arbeidersklasse en iemand die het beste voorheeft met iedereen, dat laatste mis ik nogal eens bij rechtse partijen. Die zitten er vooral voor zichzelf. Pluchepakkers. Kom je dus al snel uit bij de linkervleugel. Groen Links/SP, dat is mijn hoek, hoewel ook niet in alles. PvdA is al jaren VVD-light. En uitgerekend die gingen samen met Groen Links. Daar had ik in het begin nog wel wat verwachtingen van maar toen Frans Timmermans aan het roer kwam wist ik genoeg. Frans Timmermans is de ultieme salonsocialist, met z’n enorme 17 kamer-huis, z’n dikke pens, z’n royale salaris, bonussen, wachtgeld en de privéjet waarin hij graag met vriend Diederik in vliegt. Links lullen, rechts zakkenvullen en geen idee hoe arbeiders leven en sappelen. Joop den Uyl zou zich in zijn graf omdraaien. En toch heb ik op die fusiepartij gestemd. Niet op hem, natuurlijk niet, maar op een Groen-Linkse mevrouw uit die partij. Ik heb met frisse tegenzin op die partij gestemd, Alsof je verplicht een hapje uit de kattenbak moest eten. SP is te klein en ik wilde per se niet dat Wilders het zou worden. Ik ben dus gewoon zo’n lul die strategisch heeft gestemd. Mijn hart zegt SP.

Ik heb de debatten gevolgd. Omzigt hield zich staande maar is iets teveel een christelijke schoolmeester die te ver van het volk afstaat, Dilan vertelde vooral graag hoe ontzettend klaar ze er voor is en strooide met wat loze beloftes net als haar voorganger en Frans Timmermans was de hopeloze verliezer met z’n gegoochel over cijfers en z’n klimaatstokpaardje. Maar wie liep er na elk debat lachend en als glansrijke winnaar de studio uit: Geert Wilders. Wat je ook van de man vindt: hij is een geweldige debater en altijd goed voor een mooie one-liner. Zo moest ik best wel lachen toen hij de bolbuikige Timmermans in het VI-debat voor joker zette: ‘U kunt wachten tot u een ons weegt, mijnheer Timmermans. Maar dat kan in uw geval wel even duren.’ En hij sloeg ze allemaal links en rechts om de oren met hun eigen uitspraken. Hij won die debatten fluitend. Daar heeft hij geweldig mee gescoord in het land.

Mijn bezwaar tegen Wilders is dat ik nooit zou stemmen op iemand die mensen uitsluit (in zijn geval met name de Moslimgemeenschap) en discrimineert. Iemand die woorden als ‘kopvoddentax’ in de mond neemt. Iemand die polariseert in plaats van verbindend is. Dat is niet mijn volk.

Wie wel mijn volk is is mijn gabber Mounir die ik al bijna dertig jaar ken. Mounir is geboren in Marokko, opgegroeid in Amsterdam-Oost en net zo Nederlands en Amsterdams als ik, maakt net zulke platte grappen als ik, maar vergeet nooit zijn Marokkaanse roots. En hoewel hij moslim is drinkt hij ook graag een biertje met mij. Dan kijkt Allah maar even niet. ‘Hutspot met couscous’ noemde ik hem laatst toen ik hem sprak in zijn nieuwe woonplaats Amersfoort. Mounir schrijft ook en op een hele leuke verbindende wijze. Ik moet altijd erg lachen om zijn geschreven dialogen tussen Mounir en zijn Nederlandse tokkiebuurman Arie. Arie spreekt Mounir steevast aan met ‘Ali Baba’ of ‘Kameel’, maar ondertussen hebben ze tijdens hun gesprekken ook lol met elkaar en zien ze elkaars positieve kanten en respecteren ze elkaars cultuur. Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar.

Mounir vertelde over zijn helaas overleden vader die bij de eerste lichting Marokkaanse gastarbeiders hoorde (‘toen vonden ze ons nog leuk’, lachte Mounir bitterzoet). ‘Mijn vader had een pleurishekel aan die Marokkaanse straatcrimineeltjes die de boel liepen te verzieken in de buurt. Die jochies maken alles stuk wat wij hebben opgebouwd. Ze hebben geen idee hoe goed ze het hier hebben.’ En dat is waar de oude politiek veel op heeft verloren.

Dat verbindende wat Mounir heeft heeft Wilders niet en dat gaat ie ook niet meer krijgen op z’n oude dag.

Daarnaast ís PVV Geert Wilders. En niemand anders. Net als dat de LPF alleen Pim Fortuyn was en FvD alleen maar Thierry Baudet is (inmiddels een marginaal splinterpartijtje). Toen Fortuyn door een extremistische idioot werd vermoord werd pijnlijk duidelijk dat er onder hem alleen maar kneuzen zaten (weet je nog, sukkels als Mat Herben en Herman Heinsbroek) en in de PVV zitten types als Fleur Agema, die engerd Dion Graus en nog een stapeltje brandhout. Mocht Wilders onverhoopt iets overkomen dan is die partij dus overgeleverd aan mensen die hem totaal, maar dan ook totaal niet kunnen vervangen.

Onder de zetel van Wilders zitten alleen maar clowns. Ik heb clowns nooit leuk gevonden. Weet je wat het is, je kunt de clowns wel naar het Torentje brengen, maar dat maakt ze geen regeerders. Het maakt van het Torentje een circus. Het doodvermoeiende Circus Pff…


Rodweek 185 Kretenzer Kronieken (3) Markt

14 oktober 2023. Mo en ik zijn allebei niet zo van de actieve vakanties. Tenzij je van het ene terras naar het andere restaurant hoppen als activiteit beschouwt. Dan zijn we inderdaad best actief bezig. Onze ontbijtburen waren door de Samariakloof wezen wandelen. Dat is een van de grootste bergkloven van Europa. Een wandeling van zestien kilometer door berggebied. Nou houd ik best van een lekkere wandeling, dat doe ik dagelijks, maar dit vind ook ik te veel. Bovendien duurde het drie uur voordat ze bij het beginpunt waren. Dan dus die hele tocht lopen en dan weer drie uur terug naar Galini. Ze vertrokken 6.00 vanuit het hotel en kwamen om 21.30 weer afgepeigerd terug in het hotel. Hartstikke mooi vonden ze het. Leuk voor ze, maar wij moeten er niet aan denken.

Om toch nog een andere activiteit anders als terras-hoppen te ondernemen besluiten we om toch maar eens te proberen wat ons in onze drie voorgaande vakanties in Galini niet is gelukt: naar de markt in Mires gaan. Dat is een dorp dat drie kwartier rijden met de bus verderop ligt. Een ezel stoot zich in het gemeen maar één keer aan dezelfde steen maar wij hebben onze koppen al zo vaak gestoten dat het een waar hoofdpijndossier aan het worden is. Dat heeft met de busverbinding te maken.

Mo en ik zijn, voor zo ver wij weten, allebei als baby niet van de commode gevallen. We zijn niet gek. En ook niet dom. Allebei hoogopgeleid. En toch snappen wij telkens de reistabel op Galini Centraal Station (welgeteld één bushalte) niet. Die ziet er ook tamelijk onoverzichtelijk uit, zeggen wij ter onzer verdediging. Maar nu hebben we de dag voor vertrek het velletje papier dat dienst doet als vertrekstaat eens goed bestudeerd. Om 10.15 gaat de bus naar Mires! Om het zekere voor het onzekere te nemen zorgen we dat we er 10.05 al zijn. Dit is geen Amsterdam waar om de acht minuten een nieuwe bus komt, dus beter ben je op tijd. Wie in deze contreien de bus mist moet vaak lang wachten op de volgende. Wij dus op tijd naar de bushalte.

We steken allebei een sigaret op nu het nog even kan. Het gaat ons vandaag eindelijk lukken! Maar al wat er langskomt: geen bus. Ik zie het lijk al weer drijven. We hebben vast weer iets verkeerd gezien. We kijken. Mires, dat staat daar. En dan staat daar Agia Galini bij. 10.15. Het staat er echt. We checken het nog drie keer. Dit ligt dit keer toch niet aan ons? Toch vinden we het ook wel hilarisch. Het is ons niet gegund om naar die markt te gaan.

Ik besluit toch om nog eens te kijken en ja hoor: Peppi en Kokki hebben de tabel inderdaad weer verkeerd gelezen. Misschien toch wel ooit van de commode gepleurd. Allebei de wereld over gereisd en in de grootste steden geweest en dan in zo’n klein gat steeds de bus missen. De bus vanaf Agia Galini vertrok dus reeds om 10.00 en die vanuit Mires naar Agia Galini om 10.15. Daar zijn we voorgaande keren ook de mist mee ingegaan, maar nu weten we eindelijk hoe we dat ding moeten lezen. De volgende gaat om 11.30. Dat is te overzien. We drinken een cappuccino bij Platia en kijken daarna nog even rond bij een grote souvenirwinkel. Het is 11.20. Terwijl Mo nog in de winkel aan het rondkijken is rook ik nog een sigaret om de tijd te doden, maar dan! Wat zie ik daar? De bus komt eraan! Ik roep mijn wederhelft de winkel uit en we lopen in straf tempo naar het busstation. Zouden we het eindelijk halen?

Potverdomme ja! Het is ons gelukt! We hebben de bus en nog de goede ook! Hoewel dat zelfs voor ons niet moeilijk is want de enige buslijn vanuit Galini is die naar Heraklion en die komt altijd door Mires. En jawel hoor, om 12.15 rijden we het dorpje waar de wekelijkse markt is binnen. Wij zijn allebei verzot op markten. En in Kreta heb je niet dat opdringerige gezeur en handjeklap met verkopers wat je wel in andere Mediterrane landen hebt. Het is rustig winkelen zonder gezanik en gejengel aan je hoofd.

De markt in Mires is elke zaterdag in de hoofdstraat van het dorp. Veel goedkope kleding en goedbedoelde troep, een vrouw die kleine kettingzagen verkoopt en die ook demonstreert (!), maar verderop allerlei heerlijke verse kruiden, kazen, noten en groentes waar we blij van worden. Met een tas vol lekkere kruiden voor thuis en heerlijke noten hebben we een prima slag geslagen. En we zijn lekker op de markt geweest. Rond 14.00 sluit de markt en drinken we ter afsluiting nog een heerlijke Miso Kilo Aspro. Onze bus terug gaat om 15.15. Dat hadden we nog speciaal geïnformeerd. Op de hoek bij de sigarettenkiosk. Wij dus daar weer op tijd staan, rond 15.00. Maar al wat er langsrijdt: geen bus. De volgende komt pas om 18.15. Dan zouden we ons hier nog drie uur moeten vermaken. Zo leuk is het dorp, buiten die markt, nou ook weer niet. Zijn we dan weer van die sukkels die het verkeerd hebben begrepen? Staan we wel bij de goede sigarettenkiosk? Gelukkig, we zijn niet de enigen. Er staat nog een groep mensen te wachten. Er wordt ook niks gezegd of omgeroepen. Om 15.40 komt de bus eindelijk aan. Slechts vijfentwintig minuten te laat. Ook dat is Griekenland. Wij hebben een horloge, maar zij hebben de tijd. Tegen 16.30 zijn we weer terug in Agia Galini. Om te vieren dat onze marktmissie eindelijk is geslaagd drinken we nog een miso kilo aspro. Vrijdag is de markt in Timbaki, die is iets dichterbij en ook daar komt de bus doorheen. We hebben nu de smaak te pakken, dus we gaan er weer voor!

Voor deel 1 KLIK HIERO
Voor deel 2 KLIK HIERO

Yo! Wil je nog een fijn boek voor de herfstachtige dagen? Ik heb nog een aantal exemplaren van mijn bundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. Vanaf 25 oktober ben ik weer terug in Amsterdam. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam-Centrum of 19,50 als ik ‘m naar je opstuur. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]

Rodweek 180 In de buurt van Amersfoort

Jaren geleden kwam ik eens een Amerikaanse man tegen in de kroeg die er nogal verbaasd over was dat mijn vrienden en ik niet nu en dan eens naar Parijs gingen voor een avondje uit. Want dat is maar vier uur rijden. En wat zijn nou vier uurtjes voor een leuk avondje uit? Ik legde hem uit dat Nederlanders in het algemeen en Amsterdammers in het bijzonder afstanden al snel ver vinden. Zeg tegen een Amsterdammer dat er een feestje is in Amstelveen of in Haarlem en de Amsterdammer zal moeilijk kijken en verzuchten dat het wel leuk is, maar dat het ook wel een takkeneind weg is. Je zal het verdomme moeten kruipen, met je dichtbij! Zo redeneert de Amsterdammer. Laat staan als de Amsterdammer nóg verder van de natuurlijke habitat van beton en grachten moet reizen. Alles buiten de ring A10 wordt gezien als onmenselijk ver weg.

Mijn Amerikaanse gesprekspartner vond het bizar. Amerikanen kijken compleet anders naar afstanden. De Amerikaan kwam uit de buurt van New York, zo zei hij. Gaande het gesprek kwam naar voren dat het naar de stad New York nog zeker twee uur rijden was voor hem. Dat noemt een Amerikaan dus ‘in de buurt van’. Een Nederlander uit Groningen zal niet zeggen dat hij uit de buurt van Maastricht of Utrecht komt. Maar Nederland is klein. Ons landje zou in Amerika een kleine staat zijn. Volgens mij is alleen Maryland qua oppervlakte enigszins vergelijkbaar. De andere staten zijn allemaal veel groter.

Ik moest weer aan dit verhaal denken toen ik afgelopen week de show van Paulien Cornelisse zag. Iemand vroeg haar of ze in de buurt van Amersfoort woonde. Nou nee, in Amsterdam, antwoordde zij. Dat ligt er toch wel een dik half uur vandaan.

Als je Nederland als dartbord ziet en je gooit in de roos, dan raak je Amersfoort. Amersfoort is precies het kadastrale middelpunt van Nederland. Zo ongeveer elke plek op het vasteland in Nederland ligt op maximaal rond de twee uur rijden van Amersfoort. Als we de definitie van die Amerikaan volgen komen wij dus allemaal uit de buurt van Amersfoort.

Ik ben ook zo iemand die slechts bij uitzondering de wereld buiten de ring A10 verlaat. Maar daar is dus nu verandering in gekomen. Voor Uitjesbureau bezoek ik elke week een andere stad en daar maak ik dan een leuk verhaal over. Ik ga op zoek naar stadsgeheimen. Uitjesbureau organiseert personeelsuitjes en die heb ik voor verschillende steden uitgeschreven. Sommige steden kende ik alleen niet zo goed en om een idee te hebben over welke stad ik schreef ging ik dan naar zo’n stad toe, zoals bijvoorbeeld Maastricht, Enschede en jawel… Amersfoort. Ik was dus in mijn hele 46-jarige bestaan echt nog nooit in Amersfoort geweest!

Ik kwam er steeds meer achter dat ik Nederland eigenlijk helemaal niet zo goed ken. Ik weet door al mijn reizen prima de weg in pak ‘m beet Budapest, Londen, Antwerpen, Barcelona, Madrid, Parijs, Vancouver, Napels, Paramaribo, Bangkok en Agia Galini (OK, Galini heeft maar vijf straten), maar ik was dus nog nooit in Amersfoort geweest, op een half uur van Amsterdam. Dat is eigenlijk best raar. Ik ben met mijn vriendin naar Amersfoort geweest en ik vond het geweldig. Wat een plaatje van een stad. Niet om de verbaasde blasé Randstedeling uit te hangen die een keer uit z’n bubbel komt en ontdekt dat er ook buiten de A10 leven is, want ik wist wel dat Amersfoort een mooie oude stad is, maar het deed me wel realiseren dat ik behalve al mijn reizen buiten Nederland ook binnen Nederland nog genoeg te ontdekken heb.

Nadat mijn opdracht voor Uitjesbureau, het beschrijven van al die personeelsuitjes, erop zat baalde ik een beetje. Ik was van ‘mijn’ steden gaan houden. En toen bedachten we ineens het volgende: laat mij als ‘De Reizende Rijsdijk’ gewoon elke week naar een andere stad reizen, laat mij daar dingen ontdekken, daarover schrijven en dat gebruiken als aanvulling op de sites van Uitjesbureau. Een geweldige vrije opdracht die tof en uitdagend is om te doen en waarbij ik als bonus voor mijzelf Nederland eindelijk beter leer kennen.

Ik ben inmiddels naar Nijmegen (nooit écht geweest), Utrecht (wel vaak geweest) en Den Bosch (nooit geweest) geweest. En vorige week had ik een thuiswedstrijd in Amsterdam. Het is geweldig om te doen. Ik heb de leukste baan van Nederland. Morgen ga ik op stap in Zwolle. Een jaar of vijfentwintig geleden ben ik er weleens geweest, maar daarna ook nooit meer, dus ook Zwolle is een redelijk blanco vel voor me. Waar Zwolle ligt? Ergens in de buurt van Amersfoort toch?

Yoooo, hebbie nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]



Rodweek 178 Monster Magnet

Er zijn twee dingen in dit leven waar ik niet veel mee heb: de muziek van Monster Magnet en vissen. En met vissen bedoel ik dan de hengelsport, niet het sterrenbeeld (ik ben zelf een vissen) of een heerlijke dorade op mijn bord. Urenlang met een hengel langs de kant van een of andere prutsloot zitten in de hoop dat een vis zijn lippen laat doorboren door mijn vishaakje en het dier dan met een bloedlip weer teruggooien vind ik totaal onleuk. Ik vind luisteren naar het groeien van mijn haar nog leuker. Met de muziek van Monster Magnet heb ik nooit veel gehad. Een vroegere scharrel in de jaren 90 zei me ooit dat ze mij leuk vond omdat ik op zanger Dave Wyndorf zou lijken. Behoudens onze donkere lange haren zag ik weinig overeenkomsten, maar omdat ze mij leuk vond (en ik haar) liet ik haar in die waan. Ze noemde me ook altijd Monster Magnet. Dus ik dacht: prima, schatje, wat jij wilt, dan ben ik jouw Dave Wyndorf, zolang je maar lekker met me wilt… enfin, waar was ik…

Jarenlang heb ik aan hengelsport noch Dave Wyndorf gedacht, maar afgelopen zaterdag kwamen die twee desinteresses ineens op een wonderlijke manier samen. Via Facebook-vriendin Louise Heerschap die ik nog ken uit de tijd van de dansende bananen op Hyves werd ik geattendeerd op een evenement dat zij met een aantal mensen organiseerde: magneetvissen in de Amsterdamse grachten. Zij is verbonden aan het magneetvissersbedrijf Magnetar.

Ik ken toevallig een magneetvisser in Amsterdam, mijn goede vriend Ewart Tamminga. Als je ooit met je duffe kop je sleutels in de gracht laat vallen kun je Ewart een bericht sturen en dan hengelt hij met zijn magneethengel je sleutelbos weer op het droge.

Maar er zijn er dus meer, zo ontdekte ik zaterdag toen ik op de afgesproken plek op de Sloterkade aangefietst kwam. Tientallen magneetvissers uit het hele land hadden zich op een aantal plekken door de stad verspreid om oud ijzer uit de gracht te vissen. Doel van deze hengeldag: de grachten opschonen en de opbrengst van al het ijzer was bestemd voor het goede doel ‘Villa Joep’, een organisatie die zich inzet voor de bestrijding van neuroblastoom kinderkanker. De magneet kleefde dus als het ware aan twee kanten. Of ik daar een stukje over wilde schrijven. Natuurlijk!

Op mijn locatie waren al verschillende grote voorwerpen opgevist: een oude typemachine, een laptop, een ouwe fiets, een kluisje en nog wat andere curiosa die ik zelf niet zomaar in de gracht zou flikkeren. Maar nu ik er toch was vond ik het ook wel leuk om zelf eens een hengeltje uit te gooien en ik nam met de hengel van Vrouwschap Heerschap plaats tussen de professionele hengelaars. In de grote voetsporen van Ome Ewart! De mannen links en rechts van mij slingerden hun magneet zo ver mogelijk het water in, voelden of ze ‘beet’ hadden en trokken de magneet weer de kant op. Onze kant van de kade was al redelijk schoon gevist denk ik, want er werd weinig gevangen. Maar toen ik voor de vijfde keer mijn magneet de plomp in slingerde voelde ik ineens een klik! Vol verwachting trok ik mijn magneet omhoog en inderdaad, mijn eerste vangst als magneetvisser was een feit! Hoewel het leek op een soort afgekloven kippenpoot wisten mijn professionele collega’s mij te vertellen dat ik waarschijnlijk een oude kadehaak had opgevist. Maar hoe dan ook: mijn eerste vangst was binnen! Omdat ik zo competitief als de neten ben en mijn buren niks vingen wilde ik meer uit mijn nieuw ontdekte talent halen en van ze winnen! Hoewel het helemaal geen wedstrijd was. Ik hou gewoon van wedstrijdjes. Ik maak van praktisch alles een wedstrijd. Mijn collega’s van de dag waren ook niet op hoogte van mijn eerzucht. Gelukkig maar, ze zouden kunnen denken dat ik een maniakale gek ben. Dus vol goede moed slingerde ik de magneet nog een keer of vijftien in het grachtenwater. Helaas zonder resultaat.

Ik vroeg Louise wat de prijs van een kilo ijzer bedraagt. Zeventien cent de kilo. Mijn gevangen kippenbout annex kadehaak schatte ik toch al gauw op anderhalve ons, dus ik heb toch maar even mooi twee centen bijgedragen voor Villa Joep. Ik zal het dadelijk middels een donatie even aanvullen tot een wat substantiëler bedrag.


Wanneer de magneetvisserskaravaan in september weer terugkeert in Amsterdam haak (haha) ik graag weer aan om een hengeltje uit te gooien. Deze manier van hengelen vind ik wel leuk. You can call me Monster Magnet.

Yoooo, binnenkort lekker op vakantie en nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn laatste columnbundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]

Rodweek 176 De pijp aan Maarten geven

Wanneer ik mensen niet ken, bijvoorbeeld omdat ik ze alleen van TV ken, beoordeel ik ze aan de hand van het criterium: zou ik met hem/haar/het weleens een drankje willen drinken? Zou ik met die persoon een gezellige avond in de kroeg kunnen hebben? Lijkt de persoon mij sympathiek? In het geval van onze Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Maarten van Ooijen heb ik daar een duidelijk antwoord op: Nee. Hij lijkt me een totale gereformeerde lul met vingers.

Maarten van Ooijen is waarschijnlijk zo’n man die tegen z’n vrouw op een gezellig feestje zegt: ‘’Schat, dit is al je tweede wijntje he?’’ Een notoire party-pooper, met dat uitgestreken Christen Unie-hoofd. Iemand van wie je pils doodslaat zodra hij een ruimte binnenkomt. Een sportkantine bijvoorbeeld. En om te voorkomen dat een ieders pils doodslaat zodra hij binnenkomt in de sportkantine bedacht onze Maarten een revolutionair plan: laten we alcohol in de sportkantine verbieden!

In wat voor toestand deze 33-jarige bemoeizieke Christen Unie-snotneus dit uit zijn geloofhoofd heeft gekregen is me een raadsel. Hoewel Maarten dus Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is gaat hij dus voorbij aan het Welzijn van sportverenigingen en hun leden en aan het bestaan van sportclubs. Want hoewel bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd uit twee helften bestaat draait een voetbalclub op de derde helft! Kantine-inkomsten zijn van levensbelang voor vrijwel elke sportclub!

Ik weet niet of onze Maarten zelf ooit op voetbal heeft gezeten, maar ik wel. 95 % van de mensen die op voetbal gaat kan er weinig tot zelfs geen klote van. Ik kon er dus echt geen klote van, maar ik vond het wel leuk om na afloop van mijn zoveelste rampzalige wedstrijd met de jongens van mijn team en soms met onze tegenstanders erbij gezellig een biertje in de kantine te drinken na afloop. En wel twee of drie of vier ook. En zo zaten er wel meer teams en toeschouwers gezellig onder het genot van een drankje lekker te kletsen over de wedstrijd. Biertje en lekkere borrelhapjes en kantinepatat erbij, fantastisch. De lekkerste patat wordt gebakken in voetbalkantines. Zal Maarten ook wel niet weten, vermoed ik. Maar even terugkomend op mijn punt: zaterdag- en zondagmiddagen, over het algemeen gedragen door vrijwilligers zijn van vitaal belang voor de clubs.

Wat is zijn doel? Probleemdrinkers van de sportcomplexen bannen? Beste Maarten, die heavy drinker komt toch wel aan zijn drank. Een heupflesje Bacardi is gauw gevuld hoor en een biertje naar binnensmokkelen is een koud kunstje. En anders gaat een dorstige lekker naar de kroeg aan de overkant: dus dan haal je omzet bij de sportclub weg en laat je het naar de kroeg in de buurt vloeien. En de jongens van de ‘bierelftallen’ blijven ook niet meer nazitten, want die willen na hun wedstrijd gezellig een biertje drinken en gaan dan ook naar die kroeg. Want wat is er lekkerder dan een ijskoud vers getapt biertje na je wedstrijd? Je bant de drinkers van de sportcomplexen maar je draait clubs de nek om. Je praat over tonnen op jaarbasis bij een amateurvereniging. Dat is veel geld voor een amateurclub. Laat staan hoe het bij een drukbezochte betaald voetbalclub is. Dan praten we over miljoenen.

Op deze manier zullen bij amateurclubs de contributies heel flink omhoog moeten en kunnen veel mensen hun sportclub niet eens meer betalen, waardoor je sport ontoegankelijk maakt voor veel mensen die graag willen sporten. En sporten is gezond, toch Maarten? Zou jij moeten weten als Staatssecretaris van Volksgezondheid. Weet je hoe je jouw domme en ondoordachte beleid noemt, Maarten van Ooijen: het kind met het badwater weggooien.

Maarten is dus van Volksgezondheid en gaat even bepalen dat mensen geen biertje na het sporten mogen drinken. Want dat is niet gezond. Van Maarten moeten we allemaal 115 worden. Waar bemoei je je mee! Het welzijn (ook in zijn takenpakket) van de sportclubs (ook zijn takenpakket) daar gaat onze Maarten volledig aan voorbij. Als clubs vanuit bijvoorbeeld geloofsovertuiging er voor kiezen om geen alcohol te schenken: prima! Maar laat clubs dat gewoon zelf beslissen. Nogmaals: bemoei je er niet mee!

Als dit ridicule en onzalige plan doorgang vindt dan vrees ik met grote vreze voor het voortbestaan van heel veel sportverenigingen. Die zullen dan allemaal de pijp aan Maarten moeten geven.

Yoooo, binnenkort lekker op vakantie en nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank (kijk, Maarten van Ooijen, dat is denken aan welzijn en volksgezondheid). Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]

Rodweek 175 Oorlog bij de flessenautomaat

Toen er behalve op flessen ook statiegeld op blikjes werd ingevoerd zag ik daar in eerste instantie alleen maar de voordelen van. Mensen zullen eerder geneigd zijn om hun blikjes en flesjes op te ruimen en niet meer op straat achter te laten, want ze krijgen er geld voor terug. En door de luie vieskezen die hun blikjes toch laten liggen ontstaat er een nieuw soort schaduweconomie: mensen die het statiegeld goed kunnen gebruiken als bijdrage voor hun boodschappen zullen de blikjes en flesjes oprapen en het inleveren. Het levert schonere straten en een extra centje op voor mensen die het nodig hebben. Win-Win-situatie!

En inderdaad, als ik nu na een mooie zomerdag mijn vroege ochtendwandeling langs de Amstel maak liggen er weinig tot geen blikjes en flesjes meer op de steiger meer terwijl ze vorig jaar nog bezaaid lagen met troep omdat veel mensen nou eenmaal te bescheten zijn om hun eigen zooi op te ruimen. Tot zoverre is mijn tevredenheid over het statiegeld dus volkomen gerechtvaardigd.

Omdat ik graag de zonnige kant van dingen zie had ik niet stilgestaan bij de schaduwzijde van het fantastische plan. Toen ik laatst mijn 3 Spa-flessen, een paar fruitsapflesjes en wat blikjes in wilde leveren bij mijn vaste Albert Heijn aan de Jodenbreestraat stond er een meneer met zes volle vuilniszakken vol blikjes bij de automaat. Hij had geen horloge maar wel de tijd. Hij deed rustig aan. Tot grote ergernis van de meneer achter hem die ook een aanzienlijke buit had gescoord en kennelijk wat minder ruim in zijn tijd zat. En daarachter dus ik en nog wat mensen die een paar huishoudelijke flesjes wilde inleveren. Dat ging nog een lang verhaal worden. De automaat accepteerde niet alle blikjes in één keer of gewoon niet, dus de statiegeldjager probeerde het dan weer opnieuw, soms een paar keer. De man achter hem werd steeds bozer en een ruzie kon dan ook niet uitblijven, het werd zelfs fysiek. De achterste man sloeg de voorste man met een lege colafles op z’n hoofd, om hem aan te sporen er wat tempo in te gooien, waarop er een boel geschreeuw en geduw volgde en waarop de beveiliging erbij kwam.

Ik zag het tafereel met verbijstering aan. Dit is Nederland anno 2023, waar de economie zo kut is dat mensen met elkaar op de vuist (of op de fles) gaan bij de flessenautomaat voor een paar piekies. Wat een armoe en wat een intense treurnis. Steeds als ik denk dat het niet gekker kan in dit land dan komt er weer wat nieuws.

Ik besloot niet langer meer te wachten. Ik heb meer te doen dan te wachten op 1,75 en nam mijn paar flessen en blikjes maar weer mee. En dat was al de derde keer die week. De wat oudere kassadame achter de servicebalie luchtte haar hart aan de mevrouw die voor mij stond. Ze foeterde er in prachtig ouderwets Amsterdams op los: ‘’Ik werk hier al twintig jaar in dit filiaal, er komen hier een boel gekken, dat is nou eenmaal de buurt, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Zo zout heb ik het nooit gevreten. Het is godverdomme één grote ellende hier in de winkel sinds dat statiegeld op die blikjes zit. Elke dag oorlog bij die automaat, ze gooien er halfvolle blikjes in zodat de automaat vastloopt, of ze gooien het blikje leeg op de grond waardoor de hele vloer plakt en elke dag moet er een monteur komen. En mensen zoals u kunnen niet eens meer die paar flessen inleveren omdat zo’n aso een uur staat te klootviolen voor een paar rotcenten. Ik word er krankjorem van.’’

In de middag moest ik nog even een boodschap halen en ik liep dit keer naar de Appie in de Utrechtsestraat, met mijn tasje statiegeld. Ook hier schreeuwende en tierende mensen met volgeladen tassen bij de automaat. Ik nam mijn 1,75 maar weer onverrichter zake terug naar huis. Onderweg kwam ik drie opengebroken vuilnisbakken tegen waar de fanatieke statiegeldjagers op zoek waren geweest naar een paar duppies. Het geld ligt tegenwoordig op straat en dat is alleen maar goed. Maar de troep uit de gesloopte vuilbakken helaas ook, dat vind ik dan weer minder.

De Albert Heijn op de Jodenbree heeft de automaat nu al een paar dagen dichtgegooid. Stuk, zo staat er te lezen op een geprint A4-tje. Monteur is onderweg. Een totale lulsmoes natuurlijk. Het winkelpersoneel is er gewoon even klaar mee.

Ondertussen groeit ook bij ons thuis de statiegeldberg gestaag door. Ik hoop niet dat ze me bij mijn supermarkt lelijk aankijken als ik eindelijk m’n flessen en blikjes weer eens in kan leveren en met een volle tas aankom.

Yoooo, boekie kopen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn columnbundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam of 19,50 als ik ‘m moet verzenden. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]