Rodweek 103 Bejaardenblog 7: Van De Klinker naar De Klencke

Vorige week, op 30 april, zat het avontuur bij Verpleeghuis De Klinker er op voor mij. Een klein half jaar ben ik daar met veel plezier en liefde gastheer geweest voor de bewoners van een afdeling. Het was een uitvloeisel van de tweede lockdown. De horeca ging weer dicht en zo werd het project #horecahelptdezorg in het leven geroepen. Ik had geen zin om weer een paar maanden alleen maar thuis te zitten en me bij tijd en wijle stierlijk te vervelen, dus ik dacht: ‘OK, waarom ook niet? ‘Als het niks voor me is ben ik zo weer weg en ga ik weer lekker thuis op m’n kont wachten tot m’n salaris binnenkomt of ik verzin wat anders’, zo redeneerde ik.

Maar nee, ik bleek het werken in een verpleeghuis serieus leuk te vinden. Ontbijt, lunch of diner voor de mensen maken, thee met ze drinken of een spelletje met ze doen: ik vond het allemaal gezellig om te doen. Ik ben er geen dag met tegenzin naartoe gegaan. Mijn afdeling bestond uit zeven bewoners. De één is wat beter in staat tot communiceren dan de ander, maar ik had ze allemaal even lief. Zelfs Leo met z’n eeuwige gezeur, z’n commanderende manier van praten en dan ook nog eens ontzettend onverstaanbaar. Ik had gehoopt dat ik zijn manier van spreken na een half jaar wel door zou hebben, maar vaak begreep ik nog steeds niks van wat hij zei. ‘’Leo, ik heb geen flauw idee wat je zegt, maar het antwoord is nee.’’, zei ik dan als hij twee minuten na mijn binnenkomst al 5 commando’s naar me had gebrabbeld. Of ik zei: ‘’Is goed Leo! Ik zeg 2-0!’’. Want hoewel hij een compleet gehospitaliseerde en ook nog eens aartsluie man is kon ik altijd wel gezellig met hem over Ajax praten, voor zover ik er wat van verstond. Daar weet hij alles van en hij volgt ook echt alles.

Daar heb ik hem ook nog wel eens mee geholpen. Toen mocht hij van een verpleegster geen Ajax kijken omdat we zaten te eten. Ik zag dat hij dat heel erg vond. Zoveel leed kon ik niet aanzien, dus dat heb ik overruled en heb hem met zijn bord eten in zijn rolstoel voor de TV gezet en ben samen met hem gaan kijken. Zoveel heeft die man al niet meer, dus dan moet je ‘m ook niet nog eens z’n wedstrijd afpakken. Dat zouden ze mij ook niet aan moeten doen en dat is hoe ik ook naar een zorgvrager kijk. Hoe zou ik op die leeftijd zelf behandeld willen worden? Het ging dan nu om Ajax, mijn ding, maar hetzelfde had ik ook gedaan als ie een ander favoriet programma had willen zien. Maar ik kon ook streng voor ‘m zijn. Moest ook want anders walst ie met rolstoel en al over je heen.

Ramona was mijn Indo-maatje, een gevoelige en lieve vrouw. Lekker over Indonesisch eten praten, samen quizzen spelen en rummikubben. En ze was mijn grote saladefan. Ik vond het eten wat ik daar moest maken niet altijd even spannend, dus dan zocht ik spullen bij elkaar om er een lekkere salade bij te maken. Ik kon haar geen groter plezier doen dan een lekkere salade bij het eten te maken. Ze is gek op groente.  

Met Ingeborg kon ik altijd fijn over het oude Amsterdam praten. Ze heeft op 43 verschillende plekken in de stad gewoond, waaronder ook in de buurt waar ik nu woon. Ze is 86, nu en dan warrig, maar bij vlagen ook nog verpletterend scherp en humoristisch. Ik kan echt in een deuk liggen om haar.
Ingeborg is ook een lekkerbek, houdt van verfijnd en mooi eten. Ze vond het eten vaak saai en dat begreep ik ook wel. Het menu is daar gewoon niet altijd even spannend, al proberen sommige mensen er nog wat van te maken. Dus bij een salade probeerde ik voor haar bijvoorbeeld wat extra feta of olijfjes te regelen. Of het eten anderszins wat leuker voor haar te maken. Lukte niet altijd, want we hadden vaak niet alles in huis, maar ik heb m’n best voor haar gedaan en ik weet dat ze me waardeerde.

Met Klara, de downie van de afdeling had ik een leuke band. Haar onnavolgbare manier van domino spelen (alle steentjes willekeurig achter elkaar leggen) en haar manier van koffie drinken (in één a twee teugen naar binnen, ook als het loeiheet is, de zogeheten ‘looien pijp’) zal ik nooit vergeten. Klara is ook altijd vrolijk en ze noemt mij altijd standaard ‘’mafkees’’. Als mensen aan haar vragen wie ik ben zegt ze gelijk ‘’Mafkees!’’ Maar ik kon haar ook charmeren. Want ze is een mannengek. Dan kregen de verpleegsters haar niet of moeizaam uit haar stoel, want dan wilde ze nog niet naar bed of zo en dan zei ik: ‘’Klara, gaan we samen uit? Gaan we naar de film? Geef me een arm!’’ En dan hing ze al aan m’n arm en liep ik zo met haar naar haar kamer.

Karel was altijd een beetje verliefd op mij, maar dat kon hij ook zomaar op andere mensen worden. Hem hielp ik altijd elke dag met eten. Door zijn hersenbloeding is zijn spraak- en denkvermogen heel erg achteruit gegaan, maar soms dan flapt hij er ineens een paar waanzinnig mooie volzinnen uit waaraan je kunt horen dat hij vroeger echt een man van flinke statuur was. Hij weet dat hij van alles mankeert, daar is hij zich soms ook ineens heel erg van bewust en uit machteloosheid gaat hij dan soms ineens keihard schreeuwen. Vaak tot radeloosheid van Ramona die naast hem aan tafel zit en dan niet snapt waarom Karel zo schreeuwt. Ik heb af en toe wel met haar te doen. Zij zit daar elke dag naast en ik zie dat ze het daar moeilijk mee heeft.

De twee die mijn afdeling completeren zijn Noortje en Eduard. En dat zijn ook de twee met wie ik het minste contact kon krijgen omdat ze communicatief nou eenmaal het minst kunnen. Daar is geen echt gesprek meer mee mogelijk. Hoewel Noortje altijd wel haar mooiste lach naar me lachte. Ze heeft een prachtige lach op haar gezicht. Haar hielp ik ook vaak met eten.

Verpleegkundige handelingen heb ik daar nooit gedaan. Want daar was ik niet voor opgeleid. Maar dat ga ik nu dus allemaal leren in Verpleeghuis De Vreugdehof in Amsterdam-Buitenveldert. De straat heet De Klencke, dus ik ga van de Klinker naar De Klencke.

Buitenveldert is niet de meest spannende buurt van Amsterdam, om niet te zeggen: doodsaai. Maar ik kom daar ook niet om gezellig de toerist uit te hangen. Ik ben in Buitenveldert gewoon om het vak leren en als ik de opleiding hopelijk over zo’n twee en een half jaar heb afgerond kom ik weer met gierende banden terug naar Oud West om weer in de Klinker te werken, als ze me willen. Weer terug van De Klencke naar de Klinker.

Ik moest op mijn laatste dag nog even afsluiten met een grap en had een taart gekocht met zo’n 35%-sticker er op. ‘’Die ouwe taart loopt een beetje tegen de datum, net als jullie, stelletje ouwe taarten!’’ In De Klinker kun je zulke geintjes maken, het is een lekker Amsterdams verpleeghuis waar de Mokumse humor nog hoogtij viert. Ik hou daar van.

Daarom heb ik ook geen afscheid genomen maar ‘tot ziens!’ gezegd. Na de opleiding kom ik, als De Klinker dat wil, gelijk weer terug om te werken in het leukste verpleeghuis van de stad. En tussendoor zoek ik m’n oudjes van daar af en toe even op, als ik in Oud West ben, dat is bij dezen beloofd.

Op mijn laatste dag kreeg ik een hoop bedankjes en een paar cadeaus als dank voor bewezen diensten en dat vond ik lief. Ik deed gewoon alleen maar m’n werk. Ik wil juist de bewoners, al het personeel, de mantelzorgers, de vrijwilligers en wie er ook maar iets met De Klinker te maken heeft bedanken voor alles wat zij voor mij hebben gedaan in het afgelopen half jaar. En dat zij mij hebben laten inzien hoe mooi het zorgberoep is. Jullie waren goud. Iedereen heeft mij altijd een gevoel gegeven dat ze het fijn en belangrijk vonden dat ik er was. Ik heb de waardering echt gevoeld en daarbij heb ik de sfeer in het tehuis en met de collega’s onderling als heel prettig ervaren. Ik ben daar heel gevoelig voor.

Jullie zijn allemaal toppers. Ik ben een medeklinker geworden, dus jullie zijn nog niet van me af, stelletje mafkezen! Tot gauw, vrienden.  

PS: De namen van de bewoners zijn in het kader van de privacy allemaal gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

Voor Bejaardenblog 5: Klik dan maar weer hiero

Voor Bejaardenblog 6: Klik dan maar weer daaro

En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 4 Rijkdom

Vrijwel dagelijks passeer ik, net als op een Monopolybord, de Kalverstraat, maar 20.000 euro krijgen als je daarna Start passeert zit er dan weer niet in. Ik woon er vlak bij, maar de beroemdste winkelstraat van het land inlopen doe ik vrijwel nooit. Goed beschouwd is het een straat die van dezelfde truttige saaiheid is als elke andere winkelstraat in Nederland. Alleen is de Kalverstraat groter en bekender. Het enige dat wat mij betreft ooit van belang is geweest aan de Kalverstraat is dat Ajax er op 18 maart 1900 is opgericht. Voor de rest heb ik niks met die straat.

Door het Coronagedoe is het er al vrijwel heel 2020 rustig, maar afgelopen vrijdag vond de overheid kennelijk dat we als volk wel weer eens een uitje hadden verdiend in deze zware tijd. We zijn tenslotte allemaal al een tijdje niet naar voetbal, de kroeg of naar een concert geweest en dus mocht Black Friday gewoon een heel weekend doorgaan. Dus we hebben allemaal geld over nu, toch? Dus het volk mocht los en zich als een kudde uitgehongerde beesten op de aanbiedingen storten. Black Friday Matters, zullen we dan maar zeggen. De hele Kalverstraat was weer ouderwets druk bezaaid met koopjesjagers. Wat je in een treurgoot als de Kalverstraat moet kopen op een Black Friday, ik zou het niet weten, dus ik fietste maar snel door naar huis. 

Thuis aangekomen keek ik eens op Funda. Eens kijken of de huizenmarkt ook aan zwarte vrijdag deed. Dat onze nationale huisjesmelker Prins Bernhard jr. bijvoorbeeld twee woningen voor de prijs van één verkoopt of zo. Of een grachtenpand met een stuntkorting van 90%. Maar nee. Dat was niet het geval. Een woning in Amsterdam kopen heb ik sowieso allang uit mijn hoofd gezet. Tenzij de loterijballen een keer lekker vallen word ik toch nooit rijk.

Althans, niet in materieel opzicht. Ik verdien genoeg om te kunnen leven zoals ik dat wil. En veel meer heb ik niet nodig. Geld is makkelijk, maar het interesseert me te weinig. Ik zou m’n laatste joetje nog weggeven. Daarbij heb ik ook het zakelijk instinct van een tosti-ijzer, dus dat helpt ook niet mee met rijk worden. De echte rijkdom zit ‘m in gezondheid. Dat is zo cliché als een bord koude babi pangang, maar clichés zijn cliché omdat ze waar zijn.

Ik besef me die rijkdom steeds meer sinds ik in het verzorgingstehuis werk. Ingeborg, de oudste van de afdeling en behept met een smaak die een materieel rijk verleden verraadt heb ik al in één van de eerdere verhalen gememoreerd. Maar ook Karel, die elke dag tegenover haar zit heeft ooit een zeer welgesteld leven geleid. Hij was directeur bij een bedrijf. En ik zie hem ook wel voor me, een jaar of vijftien jonger, in een mooi pak, goed gecoiffeerd, kekke schoenen en met zijn kenmerkende stem leiding gevend aan een team van werknemers. En dan in de avond dineren in mooie restaurants en thuiskomen in een duur huis.

Dat was zijn leven. Zijn leven is nu, na een ongeluk en een daarbij opgelopen hersenbeschadiging, dat hij in een rolstoel op een gesloten afdeling in een verzorgingshuis woont. Ik hoor hem elke dag schreeuwen van de pijn als de zusters hem uit bed halen. Hij draagt geen mooie pakken meer, maar een trainingsbroek en een trui. Echt praten lukt niet meer, al kan hij in een goede bui nog wel wat korte zinnen formuleren. Zinnen waaraan je kunt horen dat hij een mooi taalgebruik had. Als ik hem iets vraag of hem help met het voeren van zijn eten registreert hij mijn vraag de ene keer gelijk, soms pas een halve minuut later of soms ook helemaal niet. En hij is nog niet eens heel oud hè? Karel is begin zestig. Ik ken verschillende mensen die ouder dan hij zijn en het grote geluk hebben dat ze er nog een uiterst vitaal leven kunnen nahouden. Die rijkdom heeft Karel dus niet.

Karel is van de herenliefde en hij schroomt niet om mannen die hij aantrekkelijk vindt uitgebreid te complimenteren. Zo noemt hij Henk, de grijsharige vrijwilliger en broer van Klara, altijd ‘mijn blonde God’ en tegen mij zegt hij continu dat hij mij zo’n ontzettend mooie man vindt en dat hij heel veel mij houdt. Zo af en toe begint hij ineens uit volle borst te zingen en te schreeuwen. En dan herhaalt hij het liedje ook meerdere keren. We hebben in mijn eerste twee weken ontelbaar vaak naar zijn uitvoering van ‘Row your boat gently down the stream’ moeten luisteren, tegenwoordig klinkt, in de repeatstand, het lied over ‘Dudeljoo’’ uit zijn zoetgevooisde keel. Soms begint hij ineens in het Engels te praten want daar heeft hij ook gewoond. Karel houdt er ook wel van om wat aandacht te trekken.

Maar afgelopen week kwam er zomaar ineens even een breuk in zijn liefde voor mij. Zijn rolstoel moest even verplaatst worden en toen ik hem terugzette op zijn plaats kwam hij heel lichtjes in aanraking met de tafel. Ik schampte hem amper. Nou kan ik zijn pijn natuurlijk niet voelen, maar Karel ontstak in blinde woede. En als Karel pijn heeft wordt zijn taalgebruik ineens een stuk minder parlementair. Ineens was ik een ‘LUL!’ en een ‘KLOOTZAK!’ en haatte hij me. De liefde was in één keer over. ‘’Eerst vond ik jou aardig! Maar nu vind ik jou een ZAK! IK HAAT JE!! GODVERDOMME! KUT!!! IK HAAT ALLES! IK WIL DOOD!’’

Ik probeerde hem nog te kalmeren, maar ik had het compleet verbruid. Hij ging in één seconde van nul naar honderd. Woest was ie. En zo ging het nog even door. Na zijn tirade viel Karel in slaap. Rust in de tent. Een uur later was de lunch en ik maakte Karel voorzichtig wakker voor zijn broodje. Ik hielp hem met voeren en thee drinken. Ik ging het er toch maar even over hebben met hem.
‘’Hey Karel, je moet niet meer zo boos doen en tegen mij schelden hoor, dat vind ik namelijk echt niet leuk. Ik dacht wij vrienden waren. ’’
‘’Ik zou nooit op jou schelden, mooie man.’’
‘’Dus we zijn weer vrienden?’’
‘’Wij zijn altijd vrienden! Ik hou van jou!’’
‘’Daarnet vond je me nog een lul.’’
‘’Dat zou ik nooit zeggen tegen jou, lieve schat.’’

Tja. Hoe kwam ik er inderdaad bij? Mijn oren suisden nog na van zijn gebulder en hij wist het niet eens meer. Dat houdt het leven wel lekker overzichtelijk. Dat dan weer wel.

De zeven bewoners op mijn afdeling zijn allemaal van verschillende komaf, maar hier zijn ze allemaal gelijk. Sommigen hebben een leven met relatief veel welvaart gehad, anderen minder. Uiteindelijk wonen ze nu allemaal op dezelfde gesloten afdeling, eten ze allemaal hetzelfde eten, hebben ze allemaal hun kwalen en moeten ze allemaal geholpen worden met douchen en toiletbezoek. Dan heb je weinig meer aan materiële rijkdom. En wie denkt dat een leven met heel veel geld en roem gelukkig maakt moet de documentaire over Diego Maradona maar eens kijken. Die man werd driekwart van zijn zestigjarige leven volkomen geleefd en is daar hartstikke aan kapot gegaan.

Dan ben ik liever blij met een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid, goede mensen om me heen en een prima dak boven mijn hoofd. Dat ik dan af en toe eens na moet denken of ik ergens wel genoeg geld voor heb houdt me met beide benen op de grond. Dat is voor mij genoeg rijkdom. En dan besef ik me dat ik elke dag dat ik gezond ben na de Kalverstraat langs Start rijd.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

En die ouwe Rodzooi komt komende maand ook met z’n nieuwe boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.