Rodweek 42 Toeval bestaat wel

Onlangs zag ik Anton lopen, hierachter op de Kloveniersburgwal. Anton is een oude man, ofschoon ik zomaar denk dat hij niet zo oud is als dat hij er uitziet. Zolang als ik hem tegenkom, dik twintig jaar, ziet hij er al heel oud uit. Ik kwam hem tot vorig jaar wat vaker tegen, want Anton kwam, en komt waarschijnlijk nog steeds, altijd wel twee of drie keer per week in de Melkweg waar ik toen nog werkte. En ik zag hem vaak door de stad lopen. Tas kranten onder de arm. Toen ik van 2001 tot 2004 op de Universiteit van Amsterdam én in de Melkweg werkte zag ik hem heel vaak. In de ochtend zag ik hem door de binnenstad fietsen, tijdens onze lunch zat hij, net als wij, ook in de Mensa te eten, terwijl hij zich door zijn stapel kranten worstelde en in de avond zag ik hem dan weer in de Melkweg of in één van de kroegen in de buurt. Ik was nooit zo verbaasd als wij elkaar vaak op drie of meer verschillende  plekken in de stad op dezelfde dag tegenkwamen. Dat ging gewoon zo.

Het was voor mij sowieso nooit heel gek om mensen op verschillende plekken tegen te komen omdat ik altijd meerdere baantjes tegelijk had. En nog steeds. Eén baantje is voor mij te saai. Ik wil afwisseling, al schoot ik daar vroeger soms wat in door: in 2001 had ik dus een tijdje vier banen tegelijk. Dat was een tikje absurd. Ik werkte dus voor de UvA, ik werkte voor een platenzaak in de Kinkerstraat, ik was suppoost bij Ajax en ik werkte in de Melkweg. En het afstuderen voor mijn studie Sociaal Juridische Dienstverlening deed ik er een beetje bij. Maar op dezelfde dag mensen bij verschillende werkgevers tegenkomen? Dat gebeurde zelden. En dan ook hooguit maar bij twee.

Enfin, er was eindelijk eens een dag dat ik niet al te veel te doen zou hebben, tot ik in de ochtend werd gebeld door de UvA: of ik alsjeblieft in de ochtend aan de balie kon werken, want er was iemand ziek en ze waren al onderbezet die dag. Geen probleem. En un momento dado kwam er een jongen bij mij aan de balie, z’n inschrijving voor z’n rechtenstudie in orde maken. Prima, en nadat alle stempels en handtekeningen gezet waren vervolgde de jongeman zijn weg.
Ik was bijna klaar met mijn ochtendje UvA en klaar voor een lekkere wandeling door de stad toen ik vanuit de Kinkerstraat werd gebeld. Of ik even een paar uurtjes kon helpen in de middag, want de nieuwe plaat van Robbie Williams werd gereleased en het zou wel eens druk kunnen worden. Tuurlijk. Doen we. Ik kon nog wel een roestig stuivertje gebruiken. Ik verwisselde mijn overhemd dat ik op de UvA aanhad voor een vers schoon t-shirt, spoot een deo-tje onder de oksels en reed naar de Kinkerstraat, waar het inderdaad best druk was in de winkel. En verdomd, wat grappig, diezelfde gozer die ik eerder op z’n ochtend had geholpen met zijn inschrijving stond nu ineens voor me om een CD te kopen. Dat vonden we allebei erg geestig.

Ik moest die avond ook nog naar Ajax toe om te werken. Die speelden een doordeweekse wedstrijd. Na het werk toog ik dus snel naar huis, warmde een prakkie eten op en nam mijn Ajaxkostuum mee. Het omkleden deed ik altijd in het stadion, want we zagen er uit als ernstig mislukte Oost-Albanese tramconducteurs en ik had geen zo’n zin om alle standaardgrappen om mijn oren te krijgen. Ik wist immers zelf ook wel dat we er niet uitzagen.
Eenmaal omgekleed in mijn apenpakkie werd besloten dat ik fouilleerdienst had bij ingang G. De tweede helft mocht ik dan boven kijken. Prima, geen probleem. Maar inderdaad, wie komt er weer bij mijn poortje naar binnen: weer diezelfde dude! We schrokken ons allebei het apenlazarus. Hij het meest. Hij heeft mij in drie verschillende outfits op drie verschillende plekken op één dag zien werken op plekken waar hij toevallig moest zijn. Dat is best raar. Hij vroeg nog lachend of hij niet bang hoefde te zijn dat als hij thuiskwam dat ik in zijn bed lag. Ik verzekerde hem dat hij zich daar geen zorgen over hoefde te maken.

Eigenlijk had ik na de wedstrijd nog wel zin om nog heel even een stappie te doen in de Melkweg of Korsakoff. Maar na drie baantjes op één dag was ik eigenlijk ook wel een beetje klaar met die dag en wilde ik het liefste gewoon naar m’n nest. En bovendien had ik wel geweten wie ik in de Kors of de Melk dan waarschijnlijk ‘’toevallig’’ weer was tegengekomen. Toeval bestaat namelijk wel. Ik pakte de tram naar huis en zag die gozer richting het Leidseplein fietsen.

 

 

Leave a Comment.