Bejaardenblog 5 Ach Kind

Nee, de ambitie om samen met iemand kinderen op de wereld te zetten heb ik nooit gehad. Het proces van kindjes maken daarentegen heeft wel altijd mijn bijzondere interesse gehad, maar zelf kinderen hebben en daar voor zorgen en opvoeden: nee dank je. Ik heb het al druk genoeg met m’n eigen leven en daarbij is die aardbol toch al te vol, dus dan hoeven we er ook niet nog eentje van mij erbij. Maar nu, sinds 9 november heb ik op mijn 43e ineens zeven ‘kinderen’: ze variëren in leeftijd van 57 tot 86 jaar.

Ik maak lunch en ontbijt voor ze, ik speel spelletjes met ze, help ze met eten en drinken en ondersteun het zorgpersoneel door de bewoners te helpen met kleine dingen die ze zelf niet meer zo goed kunnen. We hebben best veel lol samen. Soms zijn ze echt om op te vreten, maar er zijn ook dagen dat ik denk: ‘’had ik dat maar gedaan’’. Eigenlijk praat ik soms net zo over ze zoals ik echte ouders weleens over hun kinderen hoor praten.    

Mijn jongste ‘kind’ is de 57-jarige Klara, die het Syndroom van Down heeft. Haar woordenschat is zeer beperkt, maar wel duidelijk en bij tijd en wijle geestig. Ik ben voor haar die  ‘mafkees’ of ‘sodemieter’, maar vaak zegt ze ook ‘dag schat’ en soms krijg ik een kus op mijn hand van haar.  Als ik een broodje voor haar neerzet zegt ze standaard: ‘Ja lekker!’ Na het eten drinkt ze graag koffie en dat woord kent ze ook. En Klara zegt tegen iedereen, of ze nou 20 jaar of 80 jaar zijn, ‘’ach kind.’’

Ik noem ze dan wel gekscherend mijn kinderen, maar het zijn natuurlijk mensen die ruimschoots volwassen zijn, of dat in elk geval zo veel mogelijk zouden moeten zijn, voor zover hun toestand dat toelaat. Maar dat valt niet altijd mee. Afgelopen week, ik weet niet wat ze hadden, maar toen moest ik echt even de kleuteroppas spelen en ze hier en daar bestraffend of ouderlijk toespreken.

Het begon met Leo die chocolaatjes uit zijn kamer wilde. Ik pakte de doos chocolaatjes. Leo begon te eten en deelde niks met de anderen, want ‘het is mijn chocola!’. Waarop Ingeborg kwaad werd en zei dat de chocola niet van hem, maar voor de hele afdeling was en dat hij de chocolaatjes had gepikt. Na mijn tussenkomst hield Leo vol dat de chocolaatjes van hem zijn en hij dus niets hoeft te delen.

Vervolgens kreeg mijn veelvraat Eduard honger. Hij zegt meestal niet veel meer dan dingen als  ‘’Mag ik een broodje?’’, ‘’Thee’’ en ‘’Ik heb het koud, sjaal’’. Prima, alleen is hij soms wat ongeduldig als het serveren van zijn bestelling hem te lang duurt, omdat ook ik maar in het bezit van twee handen ben, en dan gaat hij heel irritant op de tafel tikken met zijn vingers. En dan herhaalt hij zijn bestelling nog maar eens. Een keer of drie. Dat was dus ook die dag.

Tegelijk begonnen Ramona en Ingeborg te kibbelen over niks. Dan zijn het net twee kleine meisjes. Dat doen ze wel vaker en dan haal ik altijd het oude stokpaardje van mijn moeder van stal, wat ze altijd zei als ik ruzie had met mijn vriendjes of mijn zus: ‘’Hey, wel lief zijn voor elkaar!’’ Alleen waren wij toen acht en zijn zij op vergevorderde leeftijd.

Ramona heeft even later in haar broek gepoept en moet verschoond worden door de zuster. Het  leven van veel mensen begint in een luier en eindigt in een luier. Die gedachte stemt me best wel eens somber.  

Het over en weer gekissebis over die chocolaatjes ging de hele dag maar door en ondertussen gooide Klara lachend haar koffie op de grond. Dat doet ze vaker als ze even niet de aandacht heeft. Ze weet dan dat ze eigenlijk een ‘time out’ krijgt. Dan moet ze voor straf even een kwartiertje afkoelen op haar kamer waarna ze belooft dat ze het nooit meer zal doen en dat ze lief zal zijn. Maar ik had ook geen tijd om dat te doen, want ik moest allemaal brandjes blussen. Ondertussen begon Karel ook weer te schreeuwen en liedjes te zingen die hij tot vervelens toe herhaalde en Noortje wilde niet eten en kliederde met haar melk.

Het was gewoon even zo’n dag waar geen einde aan leek te komen. Ze waren allemaal tegelijk in hun klierbui. Ik was doodmoe aan het einde van mijn dienst en blij dat ik naar huis kon. Desalniettemin kijk ik er weer naar uit om morgen ‘mijn kinderen’ te zien. Ik ben in die anderhalve maand dat ik dit werk doe best behoorlijk gehecht geraakt aan de bewoners van mijn afdeling. Als er eentje De Pijp (of in dit geval Oud West) uitgaat zou ik dat serieus erg vinden. Maar als Klara morgen dan weer lachend ‘’Ach kind’’ tegen me zegt, dan is mijn dag al snel weer goed.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

2 Comments

  1. Superleuk hoe je met de bewoners optrekt
    Ik ben meer met de andere afdeling bezig, maar je krijgt al vrij snel een familiegevoel, niet? Mijn vader is intussen helaas overleden, maar dat is voor mij geen reden om daar weg te blijven
    Ik zal blij zijn als het januari is, dan heb ik weer meer tijd voor “de Klinkers”

    Reply
  2. Ha Rodney, mooi en liefdevol beschreven weer. Veel dank daarvoor. Af en toe is de zorg zwaar, maar heel vaak heel leuk. Zeker wanneer je in staat bent om met een zo´n warm hart te kijken naar de bewoners. #Rodney helpt de zorg. Waanzinnig waardevol!

    Reply

Leave a Comment.