Rodweek 77 Het Jongetje Dat Niks Kan

‘’Meneer, ik zweer het u: dit speeltje krijgt zelfs uw zoontje niet kapot.’’ Het waren de legendarische woorden van een speelgoedverkoper aan mijn vader toen ik, pak ‘m beet 2 of 3 jaar was. De verkoper gooide en sloeg met het speeltje en haalde er allemaal capriolen mee uit. Mijn vader was verkocht en kocht het speeltje. Eenmaal thuis speelde ik er een paar minuten mee en het ding was stuk.

Het is het verhaal van mijn leven. Ik ben nooit handig geweest. Eerder klunzig. Er was ook geen omgeving die mij stimuleerde om wat handiger te worden. Thuis niet en op school niet. Het was altijd: ‘Nou, Rodney, bemoei jij je hier maar niet mee, want dat gaat toch fout.’ Het maakte dat ik al snel geen interesse meer in techniek had. Pubers van mijn leeftijd zaten in hun brommerhok aan brommers te knoeien. Snapte ik niks van. Kreeg je alleen maar vieze vingers van. Ik zat liever in het fietsenhok met meisjes te knoeien. Kreeg je ook vieze vingers van, maar dat vond ik dan toch beduidend leuker!

In sport was ik ook al geen uitblinker. Hoeveel ik ook van voetbal hield: ik kon er geen klote van. Dat jongetje dat altijd als laatste werd gekozen op straat of op school na het poten: dat was ik. Daarbij had ik de souplesse van een blok beton.  Als wij op gym over een bok moesten springen of een salto moesten doen: ging altijd mis. Toen ik weer eens keer over de bok flikkerde na de zoveelste mislukte Arabiersprong riep een klasgenootje naar me: ‘’Ha ha, hij weer! Dat jongetje dat niets kan!’’ Een paar van zijn vriendjes lachten mee. Hard.

 Dat joch, ik weet niet eens meer hoe hij heet, was zelf te dom om te schijten. Ik pestte hem toch ook niet omdat hij geen fatsoenlijke Nederlandse zin kon schrijven? Waarom deed hij dit? Ik vond het zo gemeen. Ik heb me nooit meer zo lullig gevoeld. Ik ben huilend weggelopen uit die les. Hij heeft nog ‘sorry’ gezegd, en ik twijfel of die halve tamme wel wist hoe hij het woord ‘sorry’ moest spellen, maar het was al te laat: het litteken stond er al.

Die kutklotetyfus-opmerking heeft toch nog jarenlang, en eerlijk gezegd af en toe nog weleens tot de dag van vandaag, door m’n hoofd gespookt. Die fucking klootzak, die vuile uitgescheten nageboorte. Ik zou het ze allemaal wel eens laten zien. Dat kutjong en z’n posse eikeltjes die er bij stonden te lachen.

Maar misschien hadden ze wel gelijk, dacht ik nog even. Misschien kon ik ook wel niks. Ik kon ook al niet zingen, dansen of tekenen. Die gedachte maakte al vrij snel plaats voor een bewijsdrang.
‘Wat nou, jongetje dat niks kan?!’ Ik wilde het ze allemaal bewijzen.

Ik werd er, op latere leeftijd, zeker in mijn 20’s en 30’s, zelfs extreem competitief door. Ik weet namelijk heel goed wat ik niet kan, maar ook zeker wat ik wel kan. De dingen waar ik niet goed in ben heb ik altijd gewoon aan anderen overgelaten. Waarom zou ik gaan lopen klooien als iemand anders dat beter kan?  Maar in de dingen waar ik wel goed in was of ben wilde ik ook echt wel de beste en de tofste zijn. Gewoon van simpele dingetjes als spelletjes waar ik goed in was altijd willen winnen, of de lekkerste dingen kunnen koken, tot aan het meeste bier van iedereen kunnen drinken, de meeste spare-ribs kunnen eten, quizzen, tot de meeste vrouwen kunnen versieren op een avond: het maakte niet uit. Overal moest een competitie-element in zitten. Ik wilde die status van ‘de beste’ zijn altijd hebben. En daar ging ik ver in. Soms te. Altijd maar dat wedstrijdje ver pissen willen winnen. Grapjes als schild: vaak de lolligste proberen te zijn, ook op de verkeerde momenten. Altijd onbewust met die gedachte in mijn achterhoofd: dit jongetje kan echt wel wat en niemand kan me meer raken.

Inmiddels ben ik 43. En nu weet ik dat dit jongetje die nu dit stukje typt ook echt wel wat kan. Maar ik ben heel lang onzeker geweest.  Zo onzeker als vroeger ben ik gelukkig niet meer. Ik ben nu trots op de dingen die me allemaal wel zijn gelukt, tel mijn zegeningen en kan ook onbedaarlijk lachen om al mijn flaters. Mijn eerste schreden in de horeca waren een ramp. Ik kon geen dienblad normaal vasthouden. Maar met de juiste mensen om me heen en dankzij hun geduld ben ik inmiddels gewoon een prima barkeeper geworden. Overal waar ik heb gewerkt vonden mensen het kut als ik wegging. En niet alleen omdat ik zo’n leuke jongen was, maar omdat ik goed en hard kan werken.

Toen ik een jaar of twintig geleden een vloer moest aanleggen in mijn huis kwam mijn toenmalige schoonvader langs om mij te helpen. Ik heb vrijwel altijd handige schoonvaders gehad. Hij deed een paar plankjes voor, legde me stapje voor stapje uit hoe ik dingen moest doen en als er wat mislukte kon ik ‘m roepen. Hij was heel geduldig en zei niet na drie mislukte plankjes: ‘Nou, Rod, kap er maar weer mee.’ Dat vertrouwen hielp. En zo was ik heel trots dat ik zelf de vloer van m’n slaapkamer had gelegd. Terwijl hij de drie andere kamers in die zelfde tijd al had gelegd, maar ik was trots op mijn gelegde kamertje. En hij was ook trots op mij. Zo’n compliment over iets wat ik zelf had gemaakt had ik nog nooit van iemand gehad.

Maar Handige Harry zal ik nooit worden, laten we eerlijk zijn. Mij moet je niet vragen om een spijker in de muur te slaan. Want voor je het weet zit half Amsterdam zonder stroom. Dat weet ik zelf ook wel, dat hoeft niemand me te vertellen.

Neemt niet weg dat er dingen zijn waar ik wel goed in ben: ik kan best goed koken, ben een goede horecamedewerker geworden, ben columnist en heb boeken geschreven, ik presenteer succesvolle quizzen, DJ geweest, heb meegewerkt aan grote evenementen te organiseren: allemaal autodidact. Ik heb al die dingen zelf geleerd. Allemaal met vallen en opstaan. En ik heb met al die dingen een goede naam opgebouwd. En het meest hilarische van alles: ik verdien het meeste van mijn geld met mijn handen! Wie daar dertig jaar geleden een gulden op had ingezet was nu miljonair geweest.

Een ander talent van mij is dus dat ik ontzettend goed weet waar ik wel en niet goed in ben en dat ik een groot netwerk van mensen om mij heen heb. Dus als ik een schilderijtje op moet hangen dan ga ik daar niet zelf mee lopen hannesen, maar dan vraag ik iemand voor die daar wel goed in is. En toen mijn gasfornuis een nieuwe aansluiting moest of dat er iets met de elektriciteit moest worden gedaan: daar ga ik niet mee lopen klootviolen. No way.

En omgekeerd help ik mensen met mijn talentjes als dat van pas komt.

En zo kreeg ik dus vandaag een nieuwe telefoon. Ik ben niet handig met smartphones, maar mijn ouwe begon kuren te krijgen en ik kon m’n abonnement verlengen. Ik kreeg een prachtig nieuw toestel en de vlotte meneer van de telefoonwinkel legde dingen prima uit. Maar ik begreep er natuurlijk geen reet van en na twee uur klootvinken en met stoom uit de oren staakte ik de strijd. Geduld is helaas ook al geen kwaliteit van mij. Oproepje op Facebook geplaatst of iemand kon helpen. Lacherige reacties.  ‘’Haha, die gekke ome Rod die er weer eens geen ene kut van snapt.’’ Ik verwachtte ze al, maar men doet maar. De eerste die grapjes over de onhandigheid van ome Rod maakt is ome Rod. Zoveel zelfspot heb ik gelukkig.

Want het klopte ook, ome Rod snapte er ook daadwerkelijk geen hol van. Ik stond na twee uur als een aap in een roestig horloge te kijken. Maar toen er eindelijk wel iemand langs kwam om me te helpen, die er wel wat van snapte en niet alleen maar om me lachte, bleek het inderdaad nog niet zo simpel te zijn. Maar, enfin, het is gelukt, mensen. De telefoon doet het weer! Mijn talent om mensen om me heen te  verzamelen om de dingen te kunnen die ik niet kan heeft zich weer bewezen.

Weet je: laat iedereen maar lekker lachen om mijn onhandige geklojo. Dat zal altijd zo blijven. Fok it. Maar vergeet één ding niet: hij heeft er even over moeten doen om er achter te komen wat ie nou wel kan, maar dit jongetje kan echt wel wat. En dat weet ie inmiddels gelukkig heel goed, dus niemand hoeft het een zielig verhaal te vinden. En aan alle jongetjes en meisjes die ooit hebben gehoord dat je niks kan, luister maar naar deze jonge ouwe lul: laat ze maar kletsen en lachen. Je kan veel meer dan ze je wijsmaken. De wereld is van jou en als je dat beseft ben je altijd een winnaar.


4 Comments

  1. Lieve Rodney,
    Dank je wel voor dit verhaal. Het doet me wat, zeker omdat ik “vind ik zelf” wel erg handig ben en er nooit over nagedacht heb hoe het voor mensen moet zijn die denken dat ze het niet zijn en het ze ook steeds verteld wordt. Ik zal voortaan steeds aan je woorden denken als er zich zo’n situatie voordoet. Je bent een mooi en goed mens ongeacht wat je wel of niet kan. Fouten maken we gelukkig allemaal, handig of niet handig. Je hebt zoveel goede eigenschappen waar handige mensen misschien alleen maar van dromen.
    Je tante Luciënne.

    Reply
  2. Hij is weer geweldig
    Ik ben dus die vent die wel veel kan, die inderdaad heel geduldig mensen helpt en uitlegt, die er zoveel van geniet om mensen te helpen. Dus Rodney, als er wat is app me

    Reply

Leave a Comment.