Rodweek 94 Uitglijer

Een vriend van mij zei het vandaag treffend op Facebook, aangaande de avondklok, de clockdown: ”Zie het zo, je krijgt nu huisarrest voor alles wat je vroeger gedaan hebt, waar je ouders nooit achter gekomen zijn.” Een mooi staaltje omdenken.

Ik dacht gelijk: ‘Nou, dat kan dan nog wel een tijdje duren voor ik weer naar buiten mag!’

Eerlijk gezegd valt de herfst/winterlockdown me mee. Het is vies druilerig baggerweer. Als die lockdown er niet was geweest dan had ik mezelf wel opgesloten. Ik doe dat ook overigens elk jaar in de winter. Ik kom buiten om naar werk te gaan, om boodschappen te doen of naar Ajax te gaan, maar voor de rest wil ik zo min mogelijk met winterse of zelfs herfstige omstandigheden te maken hebben. Ik ben geboren in de winter, nog net, op 12 maart, maar ik ben een echt zomerkind. Als er één straal zon in die stad van mij schijnt loop ik er in en dan speelt mijn hele leven zich zoveel mogelijk buiten af. 

Met sneeuw en ijs heb ik niks. Nooit gehad ook. Als kind vond ik het al een verschrikking. Het is koud, het is nat, het is goor en je glijdt er over uit. Nee, het enthousiasme van verschillende Facebook-vrienden die kraaiden van geluk bij het zien van sneeuw afgelopen weekend deel ik niet. Ik dacht alleen maar: ‘’Kut, nu moet ik met de tram naar werk en moet ik weer zo’n vervelend muilmasker op, maar als ik ga fietsen dan kan ik op m’n muil pleuren en dan heb ik er pijn op m’n muil van.’’ Het zal de eerste keer niet zijn dat ik een salto met m’n fiets heb gemaakt door een straat die in een ijsbaan was getransformeerd. Een jaar of vijftien geleden fietste ik over de Marnixstraat, ’s nachts, midden in het centrum, bijna bij het Leidseplein. Het had geijzeld en ik moest vol in de remmen voor een gast die ineens uit een zijstraatje kwam gescheurd. Met een dubbele salto gevolgd door een schroef, een axel en een dubbele Rittberger eindigde ik vol met m’n bakkes op het ijzige asfalt. Althans als ik de verhalen van de omstanders mag geloven, want ik had in elk geval genoeg publiek en al stonden ze dan nog net niet met jurybordjes omhoog: zo mooi als mij hadden ze nog nooit iemand op z’n plaat zien gaan. En toen ik opstond gleed ik nog een keer op m’n reet.


 Mijn fiets was wonder boven wonder nog heel en ik dacht ik zelf ook nog wel en strompelde naar huis, maar toen ik de volgende dag wakker werd kon ik helemaal niks meer. Geen salto’s meer voor mij.

Nee, salto’s maken kan ik beter aan mensen als Epke Zonderland overlaten. Die zijn daar beter in. Epke zit op turnen. En dat doet onze Epke lang niet slecht. Europese titels, Wereldtitels, Olympische titels en nog een paar honderd andere titels: Epke heeft ze allemaal en kan dubbele ruilen. Het staat in schril contrast met mijn turnprestaties op de gymles op school. Ik kon er werkelijk niks van.

Ik vond het gewoon niet leuk en dan druk ik me heel voorzichtig uit. Als ik iets op gymles HAATTE met hoofdletters dan was het turnen. Ik had en heb dan ook de souplesse van een blok beton en ben over menig bok of rekstok heen gekletterd na weer een mislukte Arabier, salto of een andere naargeestige circusoefening waar ik het praktisch nut totaal niet van inzag. Dat ik, behalve mijn hart, in mijn tienerjaren verder nooit wat gebroken heb mag een wonder heten.

Daarom moest ik ook zo lachen om de tekening van Hein de Kort van afgelopen weekend. Epke heeft zijn vrouw weer eens bezwangerd en op de tekening zie je dat Epke zojuist naakt al flikflakkend en radslagend in de slaapkamer is beland en dan op zijn handen op de rand van het bed staat. Zijn reeds in bed liggende vrouw zegt dan verveeld dat ‘’een keer recht op en neer ook wel eens leuk zou zijn.’’ 

Nee, acrobatische toeren zijn nooit aan mij besteed geweest. Een paar jaar geleden probeerde ik nog met een Arabiersprong over een hekje in het stadion van FC Volendam te springen. Waarom het me nou handig leek om juist op die manier deze horde te nemen weet ik niet meer precies. Laten we het er maar op houden dat overvloedig overmoedig maakte, want we hadden het in de middag nogal vrolijk gemaakt daar aan de boorden van het IJsselmeer. Een paar stukjes kibbeling en twee bitterballen per persoon bleek onvoldoende bodem voor de hoeveelheid bier die we tot ons hadden genomen. Door mijn compleet mislukte acrobatische act zat ik diezelfde avond met een gebroken sleutelbeen en een gat in m’n kop in OLVG-West en lag ik er bijna vier weken uit. Ik kon ook niet werken, dus die gezellige dag heeft me nog een lieve duit gekost.

Dat soort strapatsen haal ik dus maar niet meer uit. Ik ben overigens blij dat er in mijn jeugd nog geen smarthphones en social media waren. Als al mijn uitglijers waren gefilmd en uitgezonden, dan had ik het serieus zwaar gehad.

En over uitglijers gesproken: die dame die zondag op het Museumplein met haar wappiematties achter een groot spandoek stond waarop in chocoladeletters werd verkondigd dat een vaccin tegen Corona vergif is, ‘want je weet maar nooit wat er in zit!’ Die mevrouw is natuurlijk af. Niet zozeer omdat ze dat vindt, want dat mag, maar wel omdat ze met een sigaret in haar handen stond. Die mevrouw vergiftigt zichzelf elke dag willens wetens en die heeft dan wat snuggers te melden over een vaccin. Toedeledoki, mevrouw de Google-viroloog.

En over uitglijers op het Museumplein gesproken: die woordblinde wappie die heel groot ‘’VRIJHIED’’ op een muur had gespoten was ook hilarisch.

En in hoeverre ik het met iemand eens ben maakt dan niet uit. Sta voor je principes, zeg ik altijd maar. Maar spel ze dan in elk geval goed. Ik zeg maar zo: vrie de poeple!


En die ome Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. €15,- ophalen in Amsterdam-Centrum of €19,50 voor verzenden.


Bejaardenblog 6 Vossenjacht

Op de valreep van het godvergeten 2020 las ik het bericht dat er momenteel roedels op seks beluste vossen door de binnenstad van Amsterdam ronddwalen. Vossen van het mannelijk geslacht die op jacht zijn naar vrouwtjesvossen. En zo hebben we in ‘het rode lichtjes district’ waar ik woon geen last meer van dronken toeristen die op zoek zijn naar vrouwen die ze tegen betaling mogen bestijgen, maar van vossen die op vossenjacht zijn. Kennelijk. Want ik heb ze nog niet gezien. De rosse buurt is tegenwoordig dus de vosse buurt.

Ik ging maar weer eens naar mijn eigen oude vossen in het verpleeghuis. Het lijkt soms wel alsof ze elkaar een beetje aansteken in hun gedrag. Zo kunnen ze ineens allemaal tegelijk heel lief zijn of juist zomaar ineens collectief strontvervelend. Alsof ze het afspreken. En zo hadden mijn oude vossen vorige week ineens een dag dat ze allemaal tegelijk moe waren. Het ontbijt en de lunch is altijd gezamenlijk, maar drie van de zeven bewoners verkozen om op hun kamer te blijven en de andere vier zaten alleen maar te knikkenbollen of gewoon te pitten. Misschien hadden ze de feestdagen nog niet helemaal verteerd.

Karel zat er wel, maar was duidelijk nog niet scherp. Karel is doorgaans nogal gecharmeerd van mij, maar nu herkende hij me niet eens en vroeg hij wie ik was.
‘’Ik ben het, Karel: Rodney. Normaal vind je me altijd zo’n mooie man, wat is dat nou?’’
‘’ Oh… Nou… Je lijkt me wel een aardige jongeman inderdaad.’’

Ik hielp hem met eten en thee drinken en daarna viel hij aan tafel in slaap. Ingeborg die vaak op haar praatstoel zit sliep ook veel en Leo is doorgaans weliswaar aartslui maar hij is altijd wakker genoeg om het personeel allerlei opdrachten te geven. Je kan niet langs hem lopen zonder dat hij een opdracht voor je heeft. Dan moet je ook nog vijf keer vragen wat hij wil, want hij is nogal moeilijk verstaanbaar. Dat kan behoorlijk irritant zijn. Nu dus niet, die lag ook aan tafel te slapen. Klara de eeuwig vrolijke downie was ook moe, lag ook te pitten en dat is ook niks voor haar. Dus daar stond ik dan. Drie bewoners nog in bed en de vier in de eetkeuken lagen allemaal te pitten. Dan duurt de ochtend ineens lang. Ik begon zelfs de onverstaanbare commando’s van Leo te missen. Nou ja, bijna dan. Zoals je een wortelkanaalbehandeling mist, zeg maar. Gelukkig delen we onze gemeenschappelijke liefde voor Ajax waardoor we toch wel een leuke band hebben.

Rond lunchtijd begon iedereen weer wat wakkerder te worden en waren ook de uitslapers inmiddels aangeschoven op hun vaste plek. Er kwam weer wat leven in de brouwerij. Ingeborg en Ramona begonnen weer te kibbelen als twee kleine meisjes, Eduard wilde weer lekker veel eten, Klara zat weer lekker te lachen en Leo dacht weer eens dat de hele wereld om hem draaide en begon zoals ik dat van hem gewend ben met onverstaanbare commando’s te vuren die ik dan weer kon pareren. Heerlijk. De dag was eindelijk begonnen. Al duurde dat behoorlijk lang die dag. Het leek wel of de klok achteruit liep.

Noortje werd ook wakker. Zij slaapt sowieso veel. Ik kreeg in het begin heel erg moeilijk contact met haar. Haar spraakvermogen is heel erg moeizaam. Ze praat geen lange zinnen en dan ook nog op fluistertoon. Ze lacht wel altijd heel lief. Ik hielp haar met eten en zei dat ze een mooie lach had en dat haar haren mooi gekamd waren. Ze lachte haar mooie lach weer naar me.
‘’Hey ben jij daar, Robbie?’’
‘’Ja, ik ben het, Noortje. Neem je een hapje voor me?’’
 “Ja….’’
‘’Moet je wel even je mond open doen hè?’’
‘’Oh ja…’’
‘’Zeg eens AAAAA…’’
En zo help ik haar dan met eten. Slokje thee tussendoor.  

En ook Karel was inmiddels weer wakker geworden. Hij begon Sinterklaasliedjes te zingen. Op zijn galmende volume.
‘’Karel, je weet dat het net kerst is geweest hè?’’
‘’Ja, dat weet ik wel, maar ik vind Sinterklaasliedjes leuker!’’
Karel kan af en toe nog bijzonder scherp uit de hoek komen.

Hij herkende mij ook ineens weer als ‘’de mooie man’’. Ik hielp hem met z’n eten.
‘’Ah, dank je wel, mooie man!’’
‘’Smaakt het lekker, Karel?’’
‘’Heel lekker! Verrukkelijk zelfs!’’
‘’Mooi zo!’’
‘’Net als jij, want jij bent mijn lekkertje!’’

Yep, Karel was weer wakker en er op zijn manier weer helemaal bij. Zo zie je maar: de vos verliest wel z’n haren, maar niet z’n streken.   

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

Voor Bejaardenblog 5: Klik dan maar weer hiero

En die ome Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.


 
  

Bejaardenblog 5 Ach Kind

Nee, de ambitie om samen met iemand kinderen op de wereld te zetten heb ik nooit gehad. Het proces van kindjes maken daarentegen heeft wel altijd mijn bijzondere interesse gehad, maar zelf kinderen hebben en daar voor zorgen en opvoeden: nee dank je. Ik heb het al druk genoeg met m’n eigen leven en daarbij is die aardbol toch al te vol, dus dan hoeven we er ook niet nog eentje van mij erbij. Maar nu, sinds 9 november heb ik op mijn 43e ineens zeven ‘kinderen’: ze variëren in leeftijd van 57 tot 86 jaar.

Ik maak lunch en ontbijt voor ze, ik speel spelletjes met ze, help ze met eten en drinken en ondersteun het zorgpersoneel door de bewoners te helpen met kleine dingen die ze zelf niet meer zo goed kunnen. We hebben best veel lol samen. Soms zijn ze echt om op te vreten, maar er zijn ook dagen dat ik denk: ‘’had ik dat maar gedaan’’. Eigenlijk praat ik soms net zo over ze zoals ik echte ouders weleens over hun kinderen hoor praten.    

Mijn jongste ‘kind’ is de 57-jarige Klara, die het Syndroom van Down heeft. Haar woordenschat is zeer beperkt, maar wel duidelijk en bij tijd en wijle geestig. Ik ben voor haar die  ‘mafkees’ of ‘sodemieter’, maar vaak zegt ze ook ‘dag schat’ en soms krijg ik een kus op mijn hand van haar.  Als ik een broodje voor haar neerzet zegt ze standaard: ‘Ja lekker!’ Na het eten drinkt ze graag koffie en dat woord kent ze ook. En Klara zegt tegen iedereen, of ze nou 20 jaar of 80 jaar zijn, ‘’ach kind.’’

Ik noem ze dan wel gekscherend mijn kinderen, maar het zijn natuurlijk mensen die ruimschoots volwassen zijn, of dat in elk geval zo veel mogelijk zouden moeten zijn, voor zover hun toestand dat toelaat. Maar dat valt niet altijd mee. Afgelopen week, ik weet niet wat ze hadden, maar toen moest ik echt even de kleuteroppas spelen en ze hier en daar bestraffend of ouderlijk toespreken.

Het begon met Leo die chocolaatjes uit zijn kamer wilde. Ik pakte de doos chocolaatjes. Leo begon te eten en deelde niks met de anderen, want ‘het is mijn chocola!’. Waarop Ingeborg kwaad werd en zei dat de chocola niet van hem, maar voor de hele afdeling was en dat hij de chocolaatjes had gepikt. Na mijn tussenkomst hield Leo vol dat de chocolaatjes van hem zijn en hij dus niets hoeft te delen.

Vervolgens kreeg mijn veelvraat Eduard honger. Hij zegt meestal niet veel meer dan dingen als  ‘’Mag ik een broodje?’’, ‘’Thee’’ en ‘’Ik heb het koud, sjaal’’. Prima, alleen is hij soms wat ongeduldig als het serveren van zijn bestelling hem te lang duurt, omdat ook ik maar in het bezit van twee handen ben, en dan gaat hij heel irritant op de tafel tikken met zijn vingers. En dan herhaalt hij zijn bestelling nog maar eens. Een keer of drie. Dat was dus ook die dag.

Tegelijk begonnen Ramona en Ingeborg te kibbelen over niks. Dan zijn het net twee kleine meisjes. Dat doen ze wel vaker en dan haal ik altijd het oude stokpaardje van mijn moeder van stal, wat ze altijd zei als ik ruzie had met mijn vriendjes of mijn zus: ‘’Hey, wel lief zijn voor elkaar!’’ Alleen waren wij toen acht en zijn zij op vergevorderde leeftijd.

Ramona heeft even later in haar broek gepoept en moet verschoond worden door de zuster. Het  leven van veel mensen begint in een luier en eindigt in een luier. Die gedachte stemt me best wel eens somber.  

Het over en weer gekissebis over die chocolaatjes ging de hele dag maar door en ondertussen gooide Klara lachend haar koffie op de grond. Dat doet ze vaker als ze even niet de aandacht heeft. Ze weet dan dat ze eigenlijk een ‘time out’ krijgt. Dan moet ze voor straf even een kwartiertje afkoelen op haar kamer waarna ze belooft dat ze het nooit meer zal doen en dat ze lief zal zijn. Maar ik had ook geen tijd om dat te doen, want ik moest allemaal brandjes blussen. Ondertussen begon Karel ook weer te schreeuwen en liedjes te zingen die hij tot vervelens toe herhaalde en Noortje wilde niet eten en kliederde met haar melk.

Het was gewoon even zo’n dag waar geen einde aan leek te komen. Ze waren allemaal tegelijk in hun klierbui. Ik was doodmoe aan het einde van mijn dienst en blij dat ik naar huis kon. Desalniettemin kijk ik er weer naar uit om morgen ‘mijn kinderen’ te zien. Ik ben in die anderhalve maand dat ik dit werk doe best behoorlijk gehecht geraakt aan de bewoners van mijn afdeling. Als er eentje De Pijp (of in dit geval Oud West) uitgaat zou ik dat serieus erg vinden. Maar als Klara morgen dan weer lachend ‘’Ach kind’’ tegen me zegt, dan is mijn dag al snel weer goed.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 4 Rijkdom

Vrijwel dagelijks passeer ik, net als op een Monopolybord, de Kalverstraat, maar 20.000 euro krijgen als je daarna Start passeert zit er dan weer niet in. Ik woon er vlak bij, maar de beroemdste winkelstraat van het land inlopen doe ik vrijwel nooit. Goed beschouwd is het een straat die van dezelfde truttige saaiheid is als elke andere winkelstraat in Nederland. Alleen is de Kalverstraat groter en bekender. Het enige dat wat mij betreft ooit van belang is geweest aan de Kalverstraat is dat Ajax er op 18 maart 1900 is opgericht. Voor de rest heb ik niks met die straat.

Door het Coronagedoe is het er al vrijwel heel 2020 rustig, maar afgelopen vrijdag vond de overheid kennelijk dat we als volk wel weer eens een uitje hadden verdiend in deze zware tijd. We zijn tenslotte allemaal al een tijdje niet naar voetbal, de kroeg of naar een concert geweest en dus mocht Black Friday gewoon een heel weekend doorgaan. Dus we hebben allemaal geld over nu, toch? Dus het volk mocht los en zich als een kudde uitgehongerde beesten op de aanbiedingen storten. Black Friday Matters, zullen we dan maar zeggen. De hele Kalverstraat was weer ouderwets druk bezaaid met koopjesjagers. Wat je in een treurgoot als de Kalverstraat moet kopen op een Black Friday, ik zou het niet weten, dus ik fietste maar snel door naar huis. 

Thuis aangekomen keek ik eens op Funda. Eens kijken of de huizenmarkt ook aan zwarte vrijdag deed. Dat onze nationale huisjesmelker Prins Bernhard jr. bijvoorbeeld twee woningen voor de prijs van één verkoopt of zo. Of een grachtenpand met een stuntkorting van 90%. Maar nee. Dat was niet het geval. Een woning in Amsterdam kopen heb ik sowieso allang uit mijn hoofd gezet. Tenzij de loterijballen een keer lekker vallen word ik toch nooit rijk.

Althans, niet in materieel opzicht. Ik verdien genoeg om te kunnen leven zoals ik dat wil. En veel meer heb ik niet nodig. Geld is makkelijk, maar het interesseert me te weinig. Ik zou m’n laatste joetje nog weggeven. Daarbij heb ik ook het zakelijk instinct van een tosti-ijzer, dus dat helpt ook niet mee met rijk worden. De echte rijkdom zit ‘m in gezondheid. Dat is zo cliché als een bord koude babi pangang, maar clichés zijn cliché omdat ze waar zijn.

Ik besef me die rijkdom steeds meer sinds ik in het verzorgingstehuis werk. Ingeborg, de oudste van de afdeling en behept met een smaak die een materieel rijk verleden verraadt heb ik al in één van de eerdere verhalen gememoreerd. Maar ook Karel, die elke dag tegenover haar zit heeft ooit een zeer welgesteld leven geleid. Hij was directeur bij een bedrijf. En ik zie hem ook wel voor me, een jaar of vijftien jonger, in een mooi pak, goed gecoiffeerd, kekke schoenen en met zijn kenmerkende stem leiding gevend aan een team van werknemers. En dan in de avond dineren in mooie restaurants en thuiskomen in een duur huis.

Dat was zijn leven. Zijn leven is nu, na een ongeluk en een daarbij opgelopen hersenbeschadiging, dat hij in een rolstoel op een gesloten afdeling in een verzorgingshuis woont. Ik hoor hem elke dag schreeuwen van de pijn als de zusters hem uit bed halen. Hij draagt geen mooie pakken meer, maar een trainingsbroek en een trui. Echt praten lukt niet meer, al kan hij in een goede bui nog wel wat korte zinnen formuleren. Zinnen waaraan je kunt horen dat hij een mooi taalgebruik had. Als ik hem iets vraag of hem help met het voeren van zijn eten registreert hij mijn vraag de ene keer gelijk, soms pas een halve minuut later of soms ook helemaal niet. En hij is nog niet eens heel oud hè? Karel is begin zestig. Ik ken verschillende mensen die ouder dan hij zijn en het grote geluk hebben dat ze er nog een uiterst vitaal leven kunnen nahouden. Die rijkdom heeft Karel dus niet.

Karel is van de herenliefde en hij schroomt niet om mannen die hij aantrekkelijk vindt uitgebreid te complimenteren. Zo noemt hij Henk, de grijsharige vrijwilliger en broer van Klara, altijd ‘mijn blonde God’ en tegen mij zegt hij continu dat hij mij zo’n ontzettend mooie man vindt en dat hij heel veel mij houdt. Zo af en toe begint hij ineens uit volle borst te zingen en te schreeuwen. En dan herhaalt hij het liedje ook meerdere keren. We hebben in mijn eerste twee weken ontelbaar vaak naar zijn uitvoering van ‘Row your boat gently down the stream’ moeten luisteren, tegenwoordig klinkt, in de repeatstand, het lied over ‘Dudeljoo’’ uit zijn zoetgevooisde keel. Soms begint hij ineens in het Engels te praten want daar heeft hij ook gewoond. Karel houdt er ook wel van om wat aandacht te trekken.

Maar afgelopen week kwam er zomaar ineens even een breuk in zijn liefde voor mij. Zijn rolstoel moest even verplaatst worden en toen ik hem terugzette op zijn plaats kwam hij heel lichtjes in aanraking met de tafel. Ik schampte hem amper. Nou kan ik zijn pijn natuurlijk niet voelen, maar Karel ontstak in blinde woede. En als Karel pijn heeft wordt zijn taalgebruik ineens een stuk minder parlementair. Ineens was ik een ‘LUL!’ en een ‘KLOOTZAK!’ en haatte hij me. De liefde was in één keer over. ‘’Eerst vond ik jou aardig! Maar nu vind ik jou een ZAK! IK HAAT JE!! GODVERDOMME! KUT!!! IK HAAT ALLES! IK WIL DOOD!’’

Ik probeerde hem nog te kalmeren, maar ik had het compleet verbruid. Hij ging in één seconde van nul naar honderd. Woest was ie. En zo ging het nog even door. Na zijn tirade viel Karel in slaap. Rust in de tent. Een uur later was de lunch en ik maakte Karel voorzichtig wakker voor zijn broodje. Ik hielp hem met voeren en thee drinken. Ik ging het er toch maar even over hebben met hem.
‘’Hey Karel, je moet niet meer zo boos doen en tegen mij schelden hoor, dat vind ik namelijk echt niet leuk. Ik dacht wij vrienden waren. ’’
‘’Ik zou nooit op jou schelden, mooie man.’’
‘’Dus we zijn weer vrienden?’’
‘’Wij zijn altijd vrienden! Ik hou van jou!’’
‘’Daarnet vond je me nog een lul.’’
‘’Dat zou ik nooit zeggen tegen jou, lieve schat.’’

Tja. Hoe kwam ik er inderdaad bij? Mijn oren suisden nog na van zijn gebulder en hij wist het niet eens meer. Dat houdt het leven wel lekker overzichtelijk. Dat dan weer wel.

De zeven bewoners op mijn afdeling zijn allemaal van verschillende komaf, maar hier zijn ze allemaal gelijk. Sommigen hebben een leven met relatief veel welvaart gehad, anderen minder. Uiteindelijk wonen ze nu allemaal op dezelfde gesloten afdeling, eten ze allemaal hetzelfde eten, hebben ze allemaal hun kwalen en moeten ze allemaal geholpen worden met douchen en toiletbezoek. Dan heb je weinig meer aan materiële rijkdom. En wie denkt dat een leven met heel veel geld en roem gelukkig maakt moet de documentaire over Diego Maradona maar eens kijken. Die man werd driekwart van zijn zestigjarige leven volkomen geleefd en is daar hartstikke aan kapot gegaan.

Dan ben ik liever blij met een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid, goede mensen om me heen en een prima dak boven mijn hoofd. Dat ik dan af en toe eens na moet denken of ik ergens wel genoeg geld voor heb houdt me met beide benen op de grond. Dat is voor mij genoeg rijkdom. En dan besef ik me dat ik elke dag dat ik gezond ben na de Kalverstraat langs Start rijd.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

En die ouwe Rodzooi komt komende maand ook met z’n nieuwe boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 3: Kampioenen van De Klinker


Ik werk nu twee weken in het verzorgingstehuis in de Kinkerbuurt en inmiddels weet ik van mijn zeven schatties zo ongeveer wel met wie en op welk niveau ik een gesprek kan voeren. Met Eduard en Noortje vrijwel niet, die kunnen weinig tot niet praten. Al geven ze goed aan als ze iets nodig hebben, maar een echt gesprek zit er niet in. Met Leo, mijn Ajacied,  is het lastig communiceren. Niet omdat hij uit de binnenlanden van Suriname komt, maar omdat hij binnensmonds en heel snel praat. Ik moet dingen soms wel drie keer aan hem vragen omdat ik er niks van versta. Het ligt gelukkig niet alleen aan mij.  Niemand verstaat hem goed. Maar uiteindelijk komen we er altijd wel uit. Karel heeft goede en slechte momenten.  

Klara de downie en ik hebben een soort eigen taaltje ontwikkeld die we allebei begrijpen en met haar speel ik domino. Laatst moest ze naar haar kamer want er kwam een artiest liedjes voor haar zingen. Ze beweegt nogal onhandig en heeft de souplesse van een blok beton. De zusters kregen haar niet mee. ”Laat mij maar even”, zei ik. Ik zei haar dat ze me een arm moest geven. ‘’Hey Klaartje! Luister even naar mij. Doen we net of we een afspraakje hebben! Ben jij mijn date.’’ Meteen hing ze aan mijn arm en liepen we al ‘’Lalalalalalala!!’’ zingend naar haar kamer.

Met Ingeborg en Ramona communiceer ik het best. Met Ingeborg zelfs op behoorlijk intelligent niveau. Met Ramona kan ik ook wel uit de voeten, maar ze is heel erg vergeetachtig.

En zo leer ik dus met wie ik en wel of niet een spelletje kan spelen. Een spelletje als Yahtzee of Rummikub. Dat kan eigenlijk alleen met Ramona en Ingeborg.

Maar toen was er ineens afgelopen vrijdag. Ik  stond rustig de lunch te maken voor mijn cluppie en hoorde ik een van de begeleiders met Ramona praten en ik ving het woord ‘’pubquiz’’ op. De Klinker organiseert dus gewoon elke vrijdag een pubquiz in de grote kantine beneden! Wie mij kent weet dat ik een fervent quizzer ben. Zowel aan de presenterende en organiserende kant als aan de deelnemende zijde.

Mijn aandacht was in één keer gewekt! Ramona wilde graag heen, maar niemand kon. Toevallig viel het aanvangstijd van de quiz samen met de tijd dat mijn werkdag erop zat.

‘’Kom op, Ramona, wij gaan samen.”
‘’Maar jij bent nu vrij toch?’’
‘’En daarom kunnen wij samen quizzen!’’
‘’Echt waar, Rocky?’’
‘’Nee, grapje. Natuurlijk, gaan we echt, gekkie van me! We gaan iedereen verslaan samen! We zijn allebei Indo’s. Noemen we onszelf ‘’Team Rendang.’’ Vind je het leuk om samen te quizzen?’’

Ramona vond het leuk en daar zat ik dan mijn eerste pubquiz in maanden te spelen in een verzorgingstehuis. De quizzen die ik normaal speel zijn in kroegen en overgoten met drank. Nu zat ik tussen de oudjes en een paar begeleiders met een kopje thee. De quiz was aangepast op het niveau van de deelnemers. Niet al te moeilijk. Een wat andere quiz dan ik gewend ben.

Ik besprak van te voren even onze tactiek met Ramona.
‘’Ramoon, we moeten wel fluisteren naar elkaar want anders horen de andere mensen onze antwoorden. En we moeten natuurlijk wel winnen.’’
‘’Ja, Ronnie!’’

Dat idee kon al snel naar de prullenbak. Al bij de eerste vraag schreeuwde mijn teamgenote al gelijk het antwoord door de zaal.

‘’Ramona, we moeten schrijven, niet roepen.’’
‘’O ja. OK.’’
Om vervolgens bij de volgende vraag het antwoord aan de buurvrouw te geven die de vraag niet had verstaan: ‘’Robbie (ik dus) zegt dat het Clint Eastwood is!’’

 Vrijwel alle vragen, hier en daar onderbroken door een bulderende scheet vanuit de zaal, wist ik wel, maar ik probeerde om Ramona zelf na te laten denken. Soms kwam ze er op, vaak ook niet en dan vulde ik het gewoon in. We moesten winnen. Ook al omdat Ramona zei dat ze toch nooit won.

Eén vraag, een fragment wist ik niet. Het was het nummer ‘’Ik zou je het liefste in een doosje willen doen’’. Ik kende het nummer wel, maar wist niet meer van wie het was.
‘’Donald Jones’’, fluisterde Ramona.

En verdomd, het was goed.

Einde quiz: Ramona en ik hadden gewonnen met 1 punt verschil. Ik zeg het altijd tegen mensen die niet mee willen spelen omdat ze denken dat ze nooit een quiz winnen: ‘’Die ene die jij weet en ik niet, kan zomaar de winnende zijn.’’ En dat was deze van Ramona dus.

Ramona en ik gaven elkaar een High Five en zeiden heel hard ‘’Yes! Wij zijn de beste!’’

Ze was helemaal blij.

‘’Maar, Rogier, jij hebt bijna alles geraden en ik niet zoveel.’’
‘’Klopt, Ramona, maar jij maakte wel mooi de winnende. Wij waren samen vandaag het Ajax van De Klinker! Kampioenen van De Klinker. We waren beter dan iedereen!’’
‘’Yes, Ronny! Goed waren we he!’’  
”Ik hoop dat we volgende week nog mee mogen doen, Ramoon, zo goed waren we!”
Ze moest lachen.

Ik bracht Ramona terug naar haar afdeling. We liepen, als ware kampioenen juichend door de gangen, ik racend achter met haar in de rolstoel. Ze lachte het uit als een jonge meid. Iedereen mocht weten dat wij de besten waren. Een begeleidster van de afdeling maakte een grapje naar ons.

Ik zei: ‘’Ik zou maar effe niet zo bijdehand doen, grapjurk, want je spreekt hier toevallig wel met de winnaars van de quiz!’’
Ramona glom.’’ We waren echt goed he!’’ En we gaven elkaar weer de hoge vijf. ‘’Yes!’’

Ik zette haar weer neer aan haar vaste plek in de huiskamer en ze vertelde iedereen honderduit over onze overwinning. Ik ging maar weer eens op huis aan.

De volgende ochtend was ik er weer. Ramona ook gelukkig.

‘’Goeiemorrege Ramona! Mijn quizvriendin! Was leuk he gisteren!’’
‘’Goeiemorrege Roddy. Ja was echt leuk gisteren! Zo gezellig met jou! Maar hoeveelste zijn we nou eigenlijk geworden?’’

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

En die ouwe Rodzooi komt komende maand ook met z’n nieuwe boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.







 

Bejaardenblog 2 MAFKEES

Bejaardenblog 2 MAFKEES

Je hebt van die mensen die zodra ze wakker zijn ook meteen echt op stand ‘AAN’ staan. Die gelijk beginnen te ouwehoeren dat het een aard heeft en gelijk helemaal scherp en gefocust zijn op wat er op de nieuwe dag allemaal moet gebeuren. Ik niet. Ik heb altijd even tijd nodig om in de dag te komen. Mijn tijdelijke nieuwe ritme in het verzorgingstehuis is een compleet andere dan dat ik gewend ben. Om 9.00 moet ik aanwezig en ‘AAN’ zijn. Op zich kan ik om 8.15 opstaan, snel onder de douche springen, een broodje en thee naar binnen knallen en om 8.40 op de fiets zitten en dan precies op tijd op het werk zijn. Maar ik hou niet van gehaast. Ik sta tussen 6.30 en 7.00 op, maak rustig ontbijt, lees het nieuws, douche rustig en dan fiets ik rond 8.30 relaxed richting De Klinker. Tien minuten voor ik begin maak ik dan even een kopje thee voor mezelf en dan wacht ik tot mijn club van zeven de ontbijtzaal binnendruppelt.

Dan ben ik dus al zo’n twee uur wakker en dan begin het lampje redelijk op ‘AAN’ te staan bij mij. Moet ook wel. Klara, mijn downie die nooit down is, wordt als eerste de huiskamer ingeloodst. En Klara is altijd vrolijk, lacht altijd, dus ik wens haar vrolijk goedemorgen. Haar begeleidster wijst naar me en zegt tegen Klara: ‘’Hey wat leuk! Die ken je toch wel? Hoe heet hij ook alweer?’’ Waarop Klara lachend naar mij wijst en roept: ‘’MAFKEES!’’  

Blijf dan nog maar eens in je laatste restje duffe ochtendchagrijn hangen. Ik word daar gelijk net zo vrolijk als Klara van. ”Je bent zelf een mafkees!”, zeg ik dan en dan moeten we allebei lachen.

De rest van de goegemeente komt ook binnen en ondertussen maak ik voor iedereen ontbijt. Karel is altijd blij om mij te zien en zegt zodra hij binnenkomt: ‘’Ach, daar is die mooie man weer!’’ En dat herhaalt ie nog een keer of vijftig gedurende mijn shift. Met Leo neem ik nog even snel het voetbal van het weekend door.

Ingeborg is wat later. Ik hoor haar schreeuwen vanuit haar kamer. Schreeuwen van de pijn. Ze is een chique dame, maar als ze pijn heeft kan ze vloeken als een vrachtwagenchauffeur. Het gaat me door merg en been. Als ze even later binnenzit vraag ik wat ze precies mankeert en waarom ze zo’n pijn heeft. Ze heeft neuropathie en dan de extreem pijnlijke variant daarvan. Ik weet niet wat neuropathie is maar ze legt me uit dat het een neurologische stoornis is die leidt tot hele heftige chronische pijn in haar voeten. Letterlijk zo heftig dat als ze een slechte dag heeft een neerdwarrelend veertje op haar voeten al helse pijnen kan veroorzaken.

Ze kijkt treurig. ‘’Weet je, Ronnie: oud worden is een zegen, maar oud zijn valt best tegen.’’ Ik merk dat ik dat best naar vind om te horen. Ik zou niets liever willen dan zo’n gezegende leeftijd als Ingeborg halen, maar als je elke dag schreeuwend van de pijn wakker wordt en je ook niet meer zelfstandig naar buiten mag: het lijkt mij heel heftig. Niet iedereen op mijn afdeling is geestelijk even goed meer bij, maar Ingeborg is dat wel. Zij kan soms hooguit wat versuft zijn door de medicatie, maar met haar kun je echt wel een gesprek op niveau voeren.

Ingeborg noemt mij dus ‘Ronnie’. Ramona noemt me ‘Rocky’. Leo noemt me ‘Robbie’. Noortje en Eduard zijn communicatief niet meer zo vaardig, dus bij die twee hou ik zelf in de gaten wat ze nodig hebben. Karel noemt me altijd ‘lieverd’, ‘schattebout’ of ‘die mooie man’ en Klara houdt het gewoon bij ‘’MAFKEES!’’ Ik luister naar alles. Ik had in de jaren negentig in Bos en Lommer twee hoogbejaarde onderburen. Als ze nog zouden leven zouden ze minstens 115 zijn. Die hebben me in de twee jaar dat we in hetzelfde portiek woonden letterlijk elke naam beginnend met een ‘R’ genoemd, behalve Rodney. Het zal een moeilijke naam zijn voor ouderen, ik vind het prima.

Behalve ontbijt en lunch bereiden voor mijn club van zeven, helpen met voeren, monden afvegen,  ouwehoeren en spelletjes spelen heb ik er ook een nieuwe taak bij gekregen: roken. Een bewoner van een andere gang, ik noem ‘m Humphrey, wil twee keer roken, maar degene die hem normaal begeleidt naar de rookruimte is bezig om te stoppen met roken. Dus of ik mee wil met hem. Nou ben ik nooit echt een ochtendroker geweest en zelfs ’s middags moet ik er vaak nog niet eens aan denken, maar vooruit, dan rook ik maar wat eerder voor de goede zaak, want dat vindt Humphrey gezellig. Humphrey houdt gelukkig ook van voetbal dus tijdens onze rooksessies praten we daarover. Hij speelde in Suriname voor een van de grote clubs daar en kende ook de vaders van Gullit en Rijkaard nog.  

Terug op de afdeling meldt Karel mij dat ik zijn dikke vriend ben en ik reageer daarop: ‘’Wat zeg jij nou Karel? Zeg je nou gewoon dat ik dik ben? Dan zijn we geen vrienden meer!’’ Bij Karel duurt het wat langer voor hij een boodschap of grapje heeft geregistreerd maar omdat hij ziet dat iedereen om hem heen lacht, lacht hij ook mee en zegt hij nog maar eens voor de vijftigste keer dat hij mij een mooie man vindt. Klara hoort het gelach ook en lacht ook mee.

Mijn shift zit er op. Ik ga naar huis. Ik zeg iedereen gedag en zeg dat ik er vrijdag weer ben.

‘’Dag mooie man!’’, zegt Karel nu voor de eenenvijftigste keer.

Klara kijkt me vragend aan als ze me in mijn jas ziet staan.

‘’Doei, Klara tot vrijdag!’’

‘’DAAAAAAAAG!!!! MAFKEES!!!’’

PS 1: De namen van alle bewoners en personeel heb ik in het kader van de privacy gefingeerd. Eerste deel van de Bejaardenblog lezen? Klik hiero .

PS 2: Mijn nieuwe boek ”Het nut van een gebreide condoom” komt binnenkort uit. Bestellen? Mail naar [email protected] of via Facebook een PB naar Rodney Rijsdijk.





   
 

Bejaardenblog 1 De avonturen van Rod met K.L.I.N.K.ER.


Wie mij een jaar geleden had gezegd dat mijn leven er nu zo uitziet als dat het nu doet had ik op laten sluiten in een tehuis. Ik had het toch allemaal lekker voor elkaar? Mijn leven was een prachtige film waarin een mooi huis met een gekke kat, een vaste vriendin, een baan die steady doorliep en een rijk gevuld sociaal leven, waarin voetbal, kroeg- en concertleven en stedentrips allemaal een Oscarwinnende hoofdrol speelden. Ik had ook net een mooi goed verkopend boek uit. Het leven was één groot feest. Dat is het bij mij eigenlijk altijd geweest.

In een jaar tijd is bijna alles veranderd. Alleen het mooie huis met de gekke kat heb ik nog. De vriendin nam de pleiterik en niet veel later pakte de pandemie de rest van mijn gezellige leven af. Met even een zomerstop.

Nou ben ik niet snel van het mezelf zielig vinden en dus moest ik dingen vinden om deze tijd toch leuk te houden. Ik spreek af en toe best nog met mensen af, ik wandel veel, ik schrijf veel en ik heb veel tijd gehad om over dingen in het algemeen en mezelf in het bijzonder na te denken. Laat dat dan maar de winst van dit bizarre jaar zijn.

Wie mij vorig jaar op 9 november 2019 had gezegd hoe mijn leven er op 9 november 2020 eruit zou zien had ik dus gelijk op laten nemen in een tehuis, ik zei het al. Maar zie: op maandag 9 november 2020 werk ik zelf ineens in een verzorgingstehuis! Maar gelukkig in De Klinker. Bekende grond. Ik werkte jaren aan de overkant in Café Bax om daar de oudjes, die zich nog zelfstandig naar de kroeg konden slepen, stiekem van een ‘’Hassebassie’’ (ouwe Amsterdammers van rond de 103 weten nog dat dat een jenevertje is)  te voorzien. De opa van een van mijn exen, die ik nog steeds spreek, woont er in een aanleunwoning en ik ken de buurt en de mores en de taal van de buurt goed, ook omdat ik zelf meer dan mijn halve leven in West heb gewoond.

Vandaag dus mijn eerste dag. Café de Toog is dicht en via #horecahelptdezorg werken ik en een aantal collegae nu voor zorgcentra.

Ik had geen idee wat ik moest verwachten, want ik heb nooit in de zorg gewerkt, maar ik werd door het afdelingshoofd naar de keuken en eetzaal van één van de gangen begeleid. Een gang met zeven bewoners. Ik zal hun namen in het kader van de privacy fingeren. Het zijn er dus zeven dus ik geef ze namen die beginnen met de zeven letters van het tehuis, De Klinker. Ik stel u in volgorde van de letters voor aan:

K: Karel, de ouwe theeleut, die uitermate vrijgevig is met complimenten.
L: Leo, mijn nieuwe Ajax-vriend.
I: Ingeborg, de chique welbespraakte dame met grandeur en speciale eetwensen (lees: eisen)
N: Noortje, de schone slaapster die ik help met haar eten en drinken
K: Klara, de vrolijke domino-spelende dame met Down
E: Eduard, de blinde meneer die veel eet
R: Ramona, de lieve Aziatische dame die houdt van haken

Mijn dienst begon om 9.00 en nadat het hoofd van de afdeling, laten we haar Helga noemen, mij had laten zien waar alles stond, hoe alles werkte én, niet onbelangrijk: de eetwensen van de club van zeven aan mij had doorgegeven, werd de eerste van mijn nieuwe vaste gastenkring binnengereden: Karel. Karel kan niet meer zo goed praten, maar met een beetje geduld redde ik het prima met hem. Hij heeft een mooi vocabulaire, het komt er alleen wat moeizaam uit. Karel is een echte theeleut, daar kwam ik gaandeweg de dag achter. Zijn broodje jonge kaas sneed ik in vieren en dat voerde ik hem. Met zijn favoriete bezigheid, thee drinken, hielp ik hem ook, want dat ging gelijk mis toen hij dat zelf probeerde. Karel is zeer complimenteus. Hij heeft wel dertig keer gezegd dat hij mij een mooie man vindt. ”En je ken beter naar een mooie man kijken, dan naar een lelijke!” Dat soort complimenten hoor ik de laatste tijd ook niet vaak meer, dus ook al is het van een ouwe kerel die niet meer zo goed ziet en niet van een mooie meid: een compliment is altijd meegenomen. Ook na dertig keer.

Even later werd Ingeborg binnengereden. Ingeborg is een dame die het rijke leven heeft geleefd. Zo praat ze ook. Met een deftig accent. Een echte Oud Zuid-dame. Zij eet graag een speciaal voor haar geprepareerd bakje muesli en een kopje koffie en daarna twee broodjes oude kaas. Van de boterhammen moet de korst met een speciaal schaartje worden afgeknipt en zij is de enige voor wie speciaal een vlootje roomboter klaarstaat. De anderen moeten het gewoon met Halvarine stellen. Ze praat graag en ze heeft een rijk verleden, waarvan ik nu pas een tipje heb gehoord. Daar gaat ze zeker meer over vertellen.

Eduard, de volgende die werd binnengereden, is een hoogbejaarde blinde meneer die nog tot hoge leeftijd zelfstandig heeft gewoond tot hij van de ene op de andere dag blind werd. Hij ontbijt met broodjes die in kleine stukjes worden gesneden. En thee in een kopje met een groot oor, want anders kan hij het niet vastpakken. Hij heeft geen hulp nodig. Met zijn hand laat ik hem het bord aanraken en dan pakt hij zelf de kleine stukjes. Hij is geen grote prater, maar hij laat prima weten wanneer hij iets nodig heeft.

Dan komt de vrolijkheid binnen, Klara. Klara heeft het Syndroom van Down, maar ze is allerminst down. Ze lacht wat af. Even een gekke bek naar haar trekken en ze ligt in een deuk en roept dan ‘’Mafketel!’’ naar me.  Ze wil altijd twee broodjes hagelslag, maar ze mag er maar eentje. De andere moet met kaas. Dat weet ze prima, maar ze probeert het toch bij die nieuwe. Na het eten wil ze koffie en daar moet ik bij zitten. Helga had me al gewaarschuwd dat ik haar tijdens het koffiedrinken aan moet blijven kijken. Als je één keer de andere kant op kijkt pleurt ze gewoon dat bakkie pleur over je heen. Dus ik blijf haar aankijken en met haar praten. En domino spelen. Volgens haar onnavolgbare regels. De koffie, die echt behoorlijk heet is giet ze in amper twee minuten naar binnen. Ze heeft geen idee van wat heet of koud is en ze heeft een keel als een loden pijp: volledig hittebestendig. Ken je die reclame van vroeger van die Lonnie die met zijn blote handen een gloeiend hete wok oppakte? Geen enkel mens kan dat zonder het uit te schreeuwen van de pijn. Welnu: dat is de keel van Klara. Als de koffie op is mag ik weer bewegen.

Leo is mijn Ajacied. Hij is net als ik: hij praat er graag over, maar zelf voetballen is een ander verhaal. Hij heeft twee kunstbenen, dus van een debuut in Ajax 1 zal het niet meer komen, maar dat lukt mij met mijn twee gezonde benen ook niet meer. Hij praat heel snel en slikt zijn woorden soms in, dat maakt hem moeilijk te verstaan, maar daar ga ik mijn weg nog wel in vinden.   

Ramona is de half-Aziatische dame die ook zo haar eigen wensen heeft qua eten en drinken en waaraan ik gelukkig goed voldoe. Als ze hoort dat ik ook een paar druppels Indonesisch bloed heb veert ze op. Ze is nog prima bij de pinken en ze haakt en borduurt nog steeds kunstwerkjes.  
 
Met Noortje heb ik het meest moeite om contact te maken. Ze lacht lief, maar kan zich niet echt uitdrukken. En als ze al iets kan zeggen is dat op fluistertoon. Volgens het afdelingspersoneel kan ze prima zelfstandig eten, maar ik zie het gelijk misgaan als ze haar thee over haar slab en haar mooie broek morst en qua eten is het ook geen succes. Nadat iemand van de afdeling haar heeft verschoond komt ze terug. Met een vorkje help ik haar met haar broodje en door het glas naar haar mond te brengen geef ik haar thee. Ze valt regelmatig in slaap en dan pauzeren we het eten en drinken even.

Het is een mooie en hechte club mensen in de herfst of in sommige gevallen winter van hun leven.

Hopende dat ik op deze afdeling mag blijven, zal ik de komende weken vaker schrijven over de avonturen van mij en mijn nieuwe vrienden, de K.L.I.N.K.E.R.-club. Ik help namens de horeca de zorg. Maar de zorg heeft mij ook geholpen met weer een geheel nieuwe ervaring. En aan een glimlach. En wat ik ook allemaal heb verloren dit jaar: een lach is me heel veel waard. Een vriend van mij maakte vanmorgen al de mooie grap: ‘’Ah, dus je bent nu een medeklinker!’’ Dat was het enige smetje op de dag: dat ik die grap verdomme zelf niet bedacht had!

De Trump van de Ten Katemarkt

Het lijkt er dus eindelijk op te zitten. De lachwekkende vierjaarlijkse poppenkast die we ook wel kennen als de Amerikaanse presidentsverkiezingen ging deze keer tussen twee bejaarde gekken. Kijkend naar debatten tussen Donald Trump en Joe Biden was als kijken naar een ruzie tussen die twee ouwe knarren uit de Muppetshow, Stattler en Waldorf. Maar toen ik zojuist tijdens mijn avondwandeling langs de Amsterdamse grachten vernam dat die hakkelende en mompelende Muppet Joe Biden het had gewonnen van de schreeuwerige demagoog Donald Trump kon ik een kleine glimlach niet onderdrukken. Niet dat ik denk dat Joe Biden de wereld gaat redden, maar ik heb toch liever hem achter de knoppen dan de narcistische gevaarlijke gek die er de afgelopen vier jaar achter zat.

Maar voor mij nog steeds  geen reden om de champagne open te trekken. Ik vind ze b(e)iden niks.

En terwijl ik de zojuist verkregen informatie onderweg naar huis even liet bezinken moest ik ineens denken aan ‘’De Trump van de Ten Katemarkt’’, namelijk Henk Bakker Sr.

Henk was een ouwe Amsterdamse marktkoopman. En dan ook nog echt eentje van de ouwe stempel. Die maakte je niet gek. Dat was ie al. Hij bestierde in de Ten Katestraat, aan de markt,  ‘Meubelhuis Henk en Bep’. Voor die winkel lag altijd een brancard waarop stond geschreven: ‘’Bij diefstal bellen wij eerst de ambulance en daarna pas de politie.’’ Dus beter haalde je het niet in je hoofd om daar wat te jatten, want dat was geen dreigement maar een belofte. Daarmee benoem ik tevens gelijk een belangrijk verschil tussen Bakker en Trump: Bakker hield zich nog wel eens aan een belofte.

Als Amsterdammer en marktkoopman was Henk daar prima op zijn plek, maar hij had ook bedacht dat hij verstand van politiek had en dat was nou net niet het geval. Henk had net zoveel kaas gegeten van politiek als dat ik ooit gegeten heb van een vleermuis op een vuige Chinese markt.

Henk was een opvallende verschijning in de Amsterdamse politiek. Zijn voorkomen met dat lange grijze slierterige haar en zijn nogal onconventionele en grofgebekte manier van debatteren. De stoelen zijn wel eens door de zaal gevlogen omdat Henk het ergens niet mee eens was en er is ook nogal eens aangifte tegen hem gedaan wegen geweld of strafbare uitlatingen. Nadat hij al de in stadsdeelraad van Oud West had gezeten werd hij in 2002 samen met zoon Henk jr. in de Amsterdamse gemeenteraad gekozen met zijn partij ‘’Leefbaar Amsterdam.’’

Elke stad of dorp kreeg in de slipstream van Pim Fortuyn ineens een partij die ‘Leefbaar’ heette en dan met de plaatsnaam erachter. Het recept om in de lokale politiek te komen was in die tijd simpel. Zoek een paar medegekkies, verstand van politiek is eerder ongewenst dan noodzakelijk, schreeuw hard, kies zondebokken uit, en kijk eens aan: je had je eigen politieke partij.
Het waren dan ook meestal schimmige dubieuze partijtjes die bolstonden van de demagogiek en die heerlijk inspeelden op de borrelende onderbuik van de morrende samenleving. Meestal dus geleid door schreeuwende gekkies. Sommige mensen zijn nou eenmaal erg gevoelig voor die manier van politiek bedrijven en zo hadden vader en zoon Bakker het toch zomaar even mooi tot het pluche van De Stopera geschopt. Dat beviel de heren goed. In 2006 werden Henk en Henk echter tot hun grote verbijstering niet herkozen in de gemeenteraad en bovendien was de fractie in opspraak geraakt omdat de  Bakkertjes hier en daar nogal wat waardevolle bonnetjes waren kwijtgeraakt, wat de geloofwaardigheid van hun partij ook niet ten goede kwam.

Toen Henk en Henk dus niet werden herkozen sprak Henk sr. op de lokale zender AT5 met gedragen stem en je kon zien dat hij er goed op had geoefend, de legendarische woorden : ‘’Ach, ik heb niet verloren, het volk heeft verloren.’’ Het is bij mij en een aantal vrienden nog steeds een gevleugelde uitspraak.  

Rond die tijd begon ik ook te werken in Café Bax aan de Ten Katestraat waar veel van die marktkoopmannen kwamen. Henk kwam daar ook vaak om zijn uitkering in de gokkast te flikkeren. Hij stond dan achter die gokkast met een broodje kroket en daar dronk hij dan meestal een Sneeuwwitje bij, half bier, half seven up. Daar verloor Henk ook nog wel eens wat. Een jaar later overleed Henk plotseling en zo kwam er een einde aan het leven van ‘’De Trump van de Ten Katemarkt.’’

Trump gaat zich natuurlijk nog verder belachelijk maken met rechtszaken, maar beter spreekt de ouwe Trump dezelfde woorden tot zijn kiezers als zijn Amsterdamse evenknie Henk Bakker Sr.:

‘’Ik heb niet verloren, het volk heeft verloren.’’

Het is niet waar, maar zelfs die holle frase straalde nog meer waardigheid uit dan het kleuterachtige gestampvoet waar Trump zichzelf nu weer onsterfelijk belachelijk mee maakt. Dat ik dat compliment postuum nog eens aan Henk moet geven dat maakt Trump eigenlijk toch wel een hele grote. Een hele grote wat? Dat mag je zelf invullen.

PS: Psssst! Rodzooi heeft nu ook een verzameling van zijn columns uitgebracht. Het boek heet ”Het nut van een gebreide condoom”. Boek bestellen? Mail naar [email protected] of stuur hem een bericht via Facebook

Rodweek 90 De Spijkernisse op z’n kop

Eigenlijk wilde ik vandaag over een heel ander onderwerp schrijven, maar die komt later deze week wel. Er gaan namelijk hele jaren voorbij dat ik niet aan Spijkenisse of aan walvissen denk. En aan de combinatie van die twee heb ik volgens mij al helemaal nog nooit gedacht, al kan ik het mis hebben. Dus ik kon deze column onmogelijk laten liggen. Ik werd dus wakker om een uur of 7.00 vandaag. Dat is in het normale leven een raar en onmenselijk tijdstip voor mij maar in Lockdowntijd is nou eenmaal alles anders. In plaats van ergens tussen 2.00 en 5.00 ‘s nachts sluiten in dit soort tijden de luiken reeds tussen 23.00 en 0.00 om ze zo tussen 7.00 en 8.00 weer te openen. Dan blijf ik meestal nog even een half uurtje of een uurtje liggen en kijk ik even op mijn telefoon wat er allemaal tijdens mijn zeven uur durende slapende afwezigheid is gebeurd.

En daar was het ineens vanmorgen: één van mijn vrienden had een foto van een ontspoord metrostel op een enorme stalen walvisstaart in Spijkenisse gepost. Een kunstwerk dat dus iets te maken heeft met de historische band tussen Spijkenisse en walvissen? Of zoiets? Weet ik veel. De foto van die metro op die walvisstaart, fragiel hangend boven de afgrond, gaf in elk geval een waanzinnig filmisch beeld waar een regisseur als Steven Spielberg in zijn beste jaren alleen maar van kon dromen. Nou is de heer die deze foto postte wel vaker van de humor om te lachen en ik ben in de ochtend niet altijd even snel van begrip. Heel even dacht ik dus dat hij zijn volgers in de maling zat te nemen. De foto triggerde mijn nieuwsgierigheid en toen ik even wat nieuws ging kijken zag ik dat het dus geen trucagefoto was. Of een filmset. Of zoals al grappend werd gesuggereerd: de Amsterdamse straatkunstenaar Street Art Frankey op tournee buiten Amsterdam.

Nee, dit beeld was dus levensecht: een Rotterdamse metro met eindhalte Spijkenisse knalde door een stootblok heen en werd opgevangen door een reusachtige walvisstaart die daar om de een of andere reden als kunstwerk tien meter boven de grond hangt. Zonder die walvisstaart was die metro dus tien meter naar beneden gekletterd. Ik ken namelijk best wel metrohaltes waar geen grote metalen walvissenstaart achter hangt. Gelukkig geen slachtoffers te betreuren. De enige inzittende van de metro was de met de schrik vrijgekomen bestuurder, maar die kan het dus dankzij dit kunstwerk gewoon ongedeerd navertellen. Het kunstwerk heet ook, echt waar, ‘’Saved by a whales tale’’.

Mijn eerste gedachte toen ik dat las: schroef of las die metro vast, laat de boel stutten en dan niks meer aan doen. Gewoon zo laten staan. Gered door de staart van een walvis. De walvis die zijn grootste natuurlijke vijand, de mens, redt. Een kop-staartbotsing. De symboliek is op zoveel verschillende manieren zo groot en interpretabel dat je er plakken van kunt snijden. Dit is kunst zoals kunst bedoeld is, met hoofdletter K. Het kunstwerk is nu gewoon af.

Spijkenisse: doe het. Jullie hebben er in één klap gratis en voor niets een prachtige en nu al wereldberoemde attractie bij. En als de kroegen ooit weer open mogen heeft die metrobestuurder sowieso het sterkste verhaal van iedereen aan de bar. Toep die maar eens over. Zo zie je maar: ‘kunst redt.’ Die uitspraak slaat  de spijkernisse op z’n kop, zou ik me bijna een ‘Gaaikemaatje’ permitteren. Bijna dan.     

Rodweek 89 Nul Dertien

Het is nu, op het moment dat deze zin aan het schrijven ben, zondag 25 oktober en het tijdstip is 9.13 (!). Als ik gisteren op zaterdag 24 oktober om 9.13 de woorden ‘nul dertien’ had gehoord zou mijn eerste gedachte de Tilburgse poptempel 013 zijn. Mooie zaal, ik heb daar een paar jaar geleden nog een fantastisch concert van Primus gezien.

Een dikke negen uur later, zo rond 18.20 gisteravond, hadden de woorden ‘nul dertien’ ineens voorgoed een andere betekenis gekregen. VVV Venlo werd door Ajax in het eigen stadion De Koel koelbloedig ‘kaltgestellt’ met 0-13. Nul dertien!!! Het zijn van die uitslagen die je in de voorbereiding wel eens ziet als een profclub tegen een amateurclubje speelt, maar nu is het dus de hoogste uitslag ooit in de Eredivisie.

Het eerdere record van 12-1, dat ook al op naam van Ajax stond, uit 1972 is eindelijk uit de boeken geschoten. Al die ‘boomers’ die er naar eigen zeggen allemaal bij waren in het grotendeels lege Stadion de Meer, zijn nu ingeruild voor een nieuwe generatie die er sowieso allemaal niet bij waren, omdat er geen toeschouwers in het stadion mochten. Of je moet die elf toeschouwers die tegen Ajax op het veld stonden meerekenen.    

Destijds stonden er namen als Cruijff, Hulshoff, Neeskens, Van Dijk en Mühren op het scoreformulier. In deze tijd luisteren de beulen naar namen als Traoré, Tadíc, Ekkelenkamp, Huntelaar en Blind.

Bij een eerdere grootste uitzege van Ajax was ik er wel bij. Dat was uit bij NAC in Breda. Mijn goede vriend en fanatiek NAC-supporter Gert-Jan had mij uitgenodigd om NAC-Ajax vanaf de fanatieke B-Side te bekijken. Zo’n invitatie sla ik natuurlijk nooit af. Ik kom wel vaker bij NAC en ken zijn vrienden ook. Een dagje NAC staat altijd voor gezelligheid en een nimmer aflatende stroom bier. Vooraf werd ik nog een beetje gedold door de jongens in de kroeg dat ik ‘weer huilend in de trein terug naar Amsterdam’ zou zitten die avond. Dat klopte in zekere zin ook. Ik huilde van het lachen. Ajax won met 0-8 en de afkorting voor NAC staat sindsdien onder Ajax-fans voor ‘Nul Acht Combinatie. Dat was toen, 3 jaar geleden, de grootste uitzege ooit. Tot gisteren dus. Twee records finaal aan flarden geschoten.     

Ik keek vanmorgen toch nog even voor de zekerheid op een paar sites of ik het echt goed had gezien, maar inderdaad, het stond er echt: VVV-Ajax 0-13.

Nou heb ik door het hele crisisgebeuren al veel te lang geen popquiz meer kunnen presenteren, maar de popquizzer in mij is altijd ontzettend ‘woke’ en dus bedacht ik vanmorgen gelijk maar een top 5 ronde met mooie liedjes waar ’13’ in voorkomt.    

1. The Pixies- No. 13 baby
2. Johnny Cash- Thirteen.
3. Pink-A conversation with my thirteen year old self
4. The Cure- The 13th
5. Elvis Costello-  13 steps lead down.

Ik was dus heel erg ‘woke’ deze ochtend en mensen die ‘woke’ zijn kunnen tegenwoordig met de meest wonderlijke complottheorieën komen, dus daar kon ik ook niet bij achterblijven.

Gisteren was het dus 24-10-2020. Exact 10 jaar daarvoor, 0p 24-10-2010 verpletterde PSV Feyenoord in eigen huis met 10-0. De Feyenoordsupporters eisten een reactie van de spelers in de eerstvolgende thuiswedstrijd tegen…. Jawel… VVV. Feyenoord won met 3-0. En nou ken ik niet ieders mathematische vaardigheden, maar 10 plus 3 is bij mij nog steeds 13, en het ging weer om VVV, dus dat kan natuurlijk geen toeval zijn! En zo is de graancirkel toch weer rond.

Mij nemen ze niet in de maling.